Het energieakkoord is door bijna alle onderhandelende partijen ondertekend. Daarop volgde een stroom van persberichten die in opgeblazen en nietszeggend pr-jargon de welwillende steun van hun respectievelijke afzenders betuigden. Uit onderzoek dat de SER zelf heeft laten uitvoeren blijkt echter, dat de kans groot is dat de doelstellingen niet worden gehaald.
Veel van de afspraken in het akkoord zijn niet meer dan raamwerken, die nog verder moeten worden uitgewerkt. Oftewel: we hebben afgesproken waar we heen willen (dat is wat er overbleef nadat was vastgesteld waar alle partijen afzonderlijk NIET heen wilden, verminderd met de bestemmingen die voor betreffende partijen niet zo belangrijk zijn – oftewel het onderhandelingscompromis) maar we weten nog niet hoe we daar gaan komen. Anderswillende partijen kunnen in de uitwerking dus nog heel wat stokken in de wielen steken.
De laatste alinea van de samenvatting van het akkoord spreekt boekdelen: “Ieder van de betrokken partijen heeft een directe verantwoordelijkheid bij het realiseren van de stappen die worden overeengekomen in het Energieakkoord waarvan dit document de mogelijke hoofdlijnen aangeeft.” En: “Uitgangspunt is eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties in combinatie met borging die zorg draagt voor de gezamenlijkheid bij de voortgang en bijsturing.”
De woorden “mogelijke hoofdlijnen” en “eigen verantwoordelijkheid” jagen een weldenkend mens direct de stuipen op het lijf. Immers, dat zijn nu juist de punten waar het tot nu toe altijd fout ging. ‘Mogelijk’ houdt de deur wagenwijd open voor veranderingen op basis van voortschrijdend inzicht, die leiden tot voortdurend aanpassen en uitstellen. Daardoor zijn we nu juist zo achterop geraakt bij de duurzame wereld. En daarom is de kans zo groot dat er uit dit platgepolderde akkoord vervolgens weer nauwelijks iets tot stand wordt gebracht.
Dat beeld doemt ook op uit de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Want die willen wel degelijk, maar worden continue gefrustreerd door onkundige politici en een onwillende overheid (of andersom).
De Volkskrant formuleerde het heel voorzichtig: “De concreet uitgewerkte afspraken leiden niet met zekerheid tot het halen van de Europese eis voor energiebesparing in 2020, stellen Energieonderzoek Centrum Nederland, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Economisch Instituut voor de Bouw. Dat kan volgens de instituten alleen bij een optimistische schatting, waarin uitgegaan wordt van maximale effectiviteit van de afspraken rond energiebesparing.”
Er zijn al aanwijzingen dat de doelen (weer) niet worden gehaald: uitgaande van de maatregelen waarvan het effect al helemaal uit te rekenen valt, kan tot 2020 maximaal 60 petajoule (PJ) aan energie worden bespaard. De ambitie van het akkoord betreft echter 100 PJ.
Sible Schöne, programmadirecteur van het HIER Klimaatbureau, laat een voorbeeld zien van wat het akkoord laat liggen. Hij zegt: “Een curieus punt in het energieakkoord is de behandeling van warmtekracht. Tot voor kort waren warmtekrachtinstallaties verantwoordelijk voor bijna de helft van de elektriciteitsproductie in Nederland. Daardoor was onze elektriciteitsvoorziening een van de meest efficiënte in de wereld. Vanwege de zeer lage kolenprijs staan echter steeds meer van deze installaties stil. Het gevolg hiervan is dat de betrokken bedrijven en sectoren hun besparingsafspraken niet halen.” Oftewel, fruit dat zo laag hangt dat je je hoofd er bijna aan stoot, wordt niet geplukt.
Natuurlijk staan er ook zaken in het akkoord die hoop geven. Zoals de oprichting van een revolverend energiefonds waarmee 900.000 extra energiezuinige woningen binnen handbereik komen. PwC, dat aan de wieg staat van het idee, noemt het een fonds een mijlpaal. Het fonds wordt zo opgezet dat het geld dat de woningeigenaar leent uit het fonds om zijn woning energiezuiniger te maken, door middel van aflossingen weer terugvloeit in het fonds. Hierdoor is het geld weer beschikbaar voor nieuwe investeringen en wordt beschikbaar budget efficiënt ingezet voor energiebesparing. De leningen zullen via de lagere energierekening worden terugbetaald. Er komt op deze manier 300 miljoen euro in de economie, waardoor het fonds direct bijdraagt aan meer werkgelegenheid.
En –eindelijk- stimulering van gezamenlijke lokale energieopwekking. Alleen zal die in de praktijk beperkt blijven tot zonnepanelen. De voorgestelde gebiedsbeperking (de zogenaamde postcoderoos van een viercijferig postcodegebied + de aangrenzende) is te klein voor windenergie.
Onder aan de streep lijkt er nauwelijks iets te veranderen: de verantwoordelijkheid wordt bij burgers, bedrijven en organisaties gelegd, terwijl de politiek de spelregels nog moet maken en de plaats van de doelen nog niet weet als de wedstrijd al is begonnen. Een prima recept voor frustratie en mislukking.