In de zoektocht naar klimaatoplossingen ligt de nadruk al snel op hernieuwbare energie. Zon, wind en waterkracht hebben we nodig, toch? Zeker. Ook. Maar een groep wetenschappers onder aanvoering van de Amerikaanse ondernemer en milieuactivist Paul Hawken zette een oplossing uit een heel andere hoek op nummer 1 qua klimaatimpact: koelmiddelen.
Koelmiddelen? Hoe dan? Die vraag zal op de lippen hebben gelegen bij veel lezers van Hawkens boek Drawdown, dat onlangs in Nederlandse vertaling verscheen. Gebruik van andere koelmiddelen zou volgens de berekeningen van experts de meest impactvolle maatregel zijn tegen het opwarmen van de aarde. Naast nog een hele reeks andere ingrepen, natuurlijk, maar dit zou stevig aantikken. Maar koelmiddelen hadden toch te maken met dat gat in de ozonlaag, dat eind jaren tachtig gevaarlijk groot werd? Had de wereld daar destijds niet daadkrachtig mee afgerekend? Jawel. Alleen voldeed het klimaat toen nog min of meer aan de omschrijving in het aardrijkskundeboek en had de gemiddelde mens nog nooit van ‘broeikasgassen’ gehoord.
Er werd in elk geval nog geen rekening met de opwarming van de aarde gehouden in het Montreal Protocol, dat in 1989 van kracht werd. Dit wereldwijd bindende akkoord verbiedt productie en gebruik van de stoffen die de ozonlaag aantasten (zogenoemde CFK’s en HCFK’s). Zo krijgt de ozonlaag de kans om zich te herstellen en werd een wereldwijde ramp voortvarend afgewend. Voortaan werden vooral HFK’s (fluorkoolwaterstoffen) gebruikt als koelmiddel in koelkasten, airco’s en auto’s, en als drijfgas in spuitbussen. Wat men daarbij over het hoofd zag, is dat het broeikaseffect van deze stoffen heel sterk is. Voor de beeldvorming: het effect van HFK’s op de opwarming van de aarde is duizend tot vijfduizend keer zo groot als dat van CO2.
Het Kigali Amendement
Toen het klimaatkwartje eenmaal was gevallen, zetten de Verenigde Naties koelmiddelen opnieuw op de onderhandelingsagenda. In oktober 2016 werd in de hoofdstad van Rwanda het Kigali Amendement van het Montreal Protocol opgesteld. Begin dit jaar trad dit in werking. Hiermee komen ook HFK’s op de verboden lijst te staan. Dankzij dit akkoord zal de temperatuur op aarde aan het einde van deze eeuw 0,3 tot 0,5 graden minder zijn gestegen dan wanneer er geen afspraken waren gemaakt. Dat klinkt misschien als een druppel op een gloeiende plaat, maar in het streven om de opwarming van de aarde te beperken tot twee graden (of beter nog: anderhalf), telt elke tiende graad mee. Toch kreeg het Kigali Akkoord in de media niet veel aandacht.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Volgens Guus Velders, senior wetenschappelijk onderzoeker bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en hoogleraar Luchtkwaliteit en klimaatinteracties aan de Universiteit Utrecht, komt dat vooral doordat de gemiddelde consument, en dus de gemiddelde nieuwskijker en krantenlezer, in het dagelijks leven amper met koelmiddelen te maken heeft. “Het is met name een producentenverhaal”, zegt Velders. “Daarom speelden deze ontwikkelingen zich een beetje onder de radar af.”
De atmosfeer kent geen winnaars
Velders houdt zich al sinds eind jaren negentig bezig met heeft effect van koelmiddelen op het klimaat. Hij is ook degene die het thema op de internationale agenda heeft weten te krijgen. In 2016 was hij aanwezig bij het opstellen van het Kigali Amendement. Door ter plekke de impact van de verschillende voorstellen te becijferen (één conceptakkoord van de rijke, één van de zich ontwikkelende landen), verlaagde Velders in Kigali de drempel voor de laatstgenoemde groep om de afspraken te ondertekenen. Vanwege zijn rol in de totstandkoming van het akkoord wees opinieblad TIME hem aan als één van de honderd invloedrijkste personen in de wereld; het wetenschappelijke tijdschrift Nature zette hem in de top tien belangrijkste wetenschappers van 2016. Velders: “Ik heb toen laten zien dat de verschillen tussen beide concepten niet zo heel groot waren. In de politiek is het van belang om winnaars en verliezers te kunnen aanwijzen, maar voor de atmosfeer maakt het vrij weinig uit wiens plan wordt uitgevoerd. Dat argument heb ik in Kigali naar voren gebracht en ik heb begrepen dat dat een rol heeft gespeeld.”
In 2036 moeten productie en gebruik van alle F-gassen met 85 procent zijn teruggedrongen ten opzichte van het niveau van 2011-2013. Voor de zich ontwikkelende landen ligt de deadline ongeveer 10 jaar verder in de toekomst. “In Europa is al in 2014 een regulering in werking getreden, die in wezen vooruitliep op het Kigali-akkoord”, vertelt Velders. “Ook Japan heeft zo’n regeling, en Amerika, Australië en Canada. Daarmee namen de ontwikkelde landen het voortouw. Dat heeft ongetwijfeld ook geholpen om de ontwikkelingslanden over de streep te trekken.”
Het succes van Montreal
Het voelt bijna onwennig aan, zo’n verhaal over rijke landen die het voortouw nemen, en over wereldwijd bindende afspraken. Waarom lukt dat niet met de klimaatafspraken die in Parijs zijn gemaakt? Wat is het geheim van het Montreal Protocol en het Kigali Amendement?
Velders heeft twee antwoorden: “Er zijn wereldwijd maar zo’n tien producenten van dit type koelmiddelen. Ook het aantal producenten van grote koelinstallaties is relatief beperkt: een paar honderd. Dat houdt de groep onderhandelaars een stuk overzichtelijker dan wanneer je het hebt over de uitstoot van álle broeikasgassen, zoals in Parijs.”
Een andere belangrijke reden voor de voortvarendheid waarmee de koelmiddelen kunnen worden aangepakt, is de beschikbaarheid van alternatieven. Velders: “Het mooie van de HFK’s was de brede toepasbaarheid. Voor alle toepassingen moet een alternatieve werkzame stof worden gevonden, die voldoet aan de specifieke eisen. Voor de meeste producten is zo’n alternatief al voorhanden, bijvoorbeeld in de vorm van ammoniak, isobutaan of propaan.” De toepassing van deze alternatieven vergt ook aanpassingen aan het productieproces, maar die zijn niet te vergelijken met het ombouwen van een hele, op fossiele brandstoffen gebaseerde samenleving.
Optimistisch
Het ‘snelle succes’ van het Montreal Protocol lijkt dus moeilijk te reproduceren bij de wereldwijde klimaatafspraken. Toch ziet Velders in het Kigali Amendement wel degelijk een positief precedent: “Dit laat zien dat een protocol dat voor de ozonlaag is gemaakt, nu ook is ingezet voor het klimaat. Het is heel ongebruikelijk om binnen een protocol een brug te slaan naar een ander soort milieuprobleem. Je zou je kunnen voorstellen dat iets vergelijkbaars gedaan zou kunnen worden bij maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van luchtkwaliteit door het terugdringen van methaan.”
Op dit moment hebben 67 landen het Kigali Amendement geratificeerd. “Nog zo’n honderdtwintig te gaan”, zegt Velders opgewekt. “Dat moet nog wel gebeuren, willen zij juridisch aan de afspraken gehouden zijn.” Maar de atmosfeerchemicus is daar optimistisch over: “Ik heb sterk het gevoel dat het wel doorzet. Juist omdat er alternatieven zijn en er een sterke lobby voor is. Industrieën grijpen het ombouwen van installaties en apparaten aan voor verdere verhoging van de efficiëntie ervan. Ze willen voorop lopen; er valt geld mee te verdienen.” De kans dat er nog geïnvesteerd wordt in fabrieken en producten met F-gassen, is door het akkoord sterk verminderd, denkt Velders. “We hebben een krachtig signaal afgegeven dat dat een doodlopende weg is.”
Annelies Roon