In Nederland zijn er op dit moment tussen de 234.000 duizend en 634.000 huishoudens met energiearmoede, afhankelijk van hoe het gemeten wordt. Als de warmtetransitie slim wordt ingericht, kunnen klimaatdoelen én het tegengaan van energiearmoede hand in hand gaan. Daarmee wordt voorkomen dat de energiearmoede in 2030 nog eens met een derde stijgt.
De komende jaren zullen de energieprijzen stijgen, door een combinatie van beleid, marktontwikkelingen en meer hernieuwbare energie. Bij het verminderen van de energie armoede is het belangrijk om het effect op de klimaatdoelen mee te wegen.
Energiearmoede komt voor bij uiteenlopende groepen huishoudens en woningen
Energiearmoede kan worden gemeten aan de hand van verschillende indicatoren. In dit onderzoek hebben we ervoor gekozen om energiearmoede te meten met indicatoren die specifiek gericht zijn op betaalbaarheid, verborgen energiearmoede en meekomen met de warmtetransitie.
Ten eerste kijken we naar huishoudens waar de energierekening leidt tot een betaalbaarheidsprobleem. Daarvoor gebruiken we het WoON-onderzoek van CBS (Ministerie van BZK & CBS, 2019) en een combinatie van twee indicatoren:
- Hoge energiequote (EQ): de energierekening bedraagt meer dan 8% van het besteedbaar inkomen. In Nederland zijn dit 8,8% van de huishoudens (634.000).
- Betaalrisico (BR): een huishouden heeft, na het betalen van de energierekening en woonlasten, onvoldoende geld over voor de kosten voor levensonderhoud (zoals bepaald door het SCP). In Nederland zijn dit 5,5% van de huishoudens (bijna 400.000).
- Hoge EQ en betaalrisico: Huishoudens met zowel een hoge energiequote als een betaalrisico hebben een betaalbaarheidsprobleem dat voor een significant deel veroorzaakt wordt door een hoge energierekening. Dit komt voor bij 3,3% van de huishoudens in Nederland (234.000 huishoudens).
Energiearmoede als betaalbaarheidsprobleem (hoge EQ en betaalrisico) komt met name voor bij huishoudens met een laag inkomen. Energiearmoede komt voor bij 26% van de huishoudens met de laagste 10% inkomens, en 36% van de huishoudens met een werkloosheids- of bijstandsuitkering. Bijna twee derde (59%) van de huishoudens met energiearmoede woont in een sociale huurwoning. 24% van de huishoudens met energiearmoede woont in een particuliere huurwoning en 17% in een koopwoning.
Energiearmoede komt niet alleen voor bij woningen met een slecht energielabel. Ook in redelijk geïsoleerde woningen kan de energievraag hoog zijn, bijvoorbeeld doordat mensen veel tijd thuis doorbrengen. Bij een deel van de huishoudens is een laag inkomen de belangrijkste veroorzaker van energiearmoede.
Het onderzoek ‘Energiearmoede in de warmtetransitie’ is een verkenning van verschillende maatregelen en hun effect op energie armoede en klimaatdoelen. Figuur 1 laat zien dat sommige maatregelen het aantal huishoudens met energie armoede verlagen, maar niet bijdragen aan klimaatdoelen. Andere maatregelen helpen de klimaatdoelen, maar lossen de energie armoede niet altijd op. Daarom is een combinatie van maatregelen nodig.