Als inleiding op deze column deel ik een stukje informatie dat de laatste dagen rondgaat op social media. Dat zegt dat Uber, de grootste taxicentrale in de wereld, geen auto’s heeft. Dat Facebook, het grootste webmedium, zelf geen informatie produceert. Alibaba, de grootste winkel heeft geen producten en Airbnb, de grootste hotelketen, bezit geen bedden.
Het ware gezicht van de nieuwe economie begint herkenbaar te worden en het toont heel andere gelaatstrekken dan de vriendelijke pioniers van de deeleconomie, zoals Peerby en Snappcar, die zich richten op een efficiënter gebruik van grondstoffen die gevangen zitten in spullen die het grootste deel van de tijd vooral stof verzamelen. Daar schreef ik al eerder over.
Uber staat inmiddels vol in de aandacht omdat het de strijd met de gevestigde orde aangaat over regelgeving. Maar is dat uit idealisme of is dat puur uit winstbejag? Het bedrijf speelt handig in op de publieke opinie die in het algemeen vrijheid boven regels en wetten kiest. Daarmee heeft het zich het imago van de rebel en de underdog verschaft. Tel daarbij op dat het stevige prijsvoordelen in het verschiet stelt voor gebruikers en werk voor wie dat nu niet of onvoldoende heeft, en de aandacht van het grote publiek is verzekerd.
De overeenkomst tussen alle bedrijven uit de socialmedia-post is dat ze handig gebruik maken van bezittingen van anderen om zelf winst te maken. Zowel particulieren als bedrijven investeren, de exploitanten profiteren. Alleen de kosten worden gedeeld, de opbrengsten opgeslokt.
Uber en Airbnb spelen handig in op de crisis en bieden grote groepen aan de economische onderkant van de samenleving een mogelijkheid om een grijpstuiver mee te pakken met zaken die ze toch al hebben: een auto of een kamer met bed. Alibaba gebruikt de investeringen van producenten en Facebook vist de data van gebruikers op om deze massaal te vermarkten, zonder enige vorm van vergoeding.
Ondertussen zorgen big data systemen er voor dat vraag en aanbod tegen de laagst mogelijke prijs bij elkaar komen, en beginnen zo voor een race naar de bodem, die de deelnemers uiteindelijk volledig klem zet. Het inkomen daalt, of er moeten steeds meer uren gemaakt worden om nog rond te komen. Uiteindelijk zakt die oude Uber-taxi een keer door de wielen (of voldoet niet meer aan de Ubernormen) en de Airbnb-gast door het bed. Het geld wat verdiend is, is al lang op want het diende sowieso vooral als aanvulling op een inkomen dat te klein is om rond te komen. Kortom, na een tijdje is het deelgoed versleten en moet vervangen worden om door te kunnen. Maar daar is geen geld voor.
Wat als de deelwerkverschaffer op dat moment instapt met een ‘offer-you-can’t-refuse’ en aanbiedt om de vervanging te financieren (tegen een mooie vergoeding natuurlijk), waarmee de ‘delers’ volledig afhankelijk worden?
En een beetje doorfilosoferend, in natura aanbiedt wat niet meer uit het beperkte inkomen kan worden betaald? Gezondheidszorg in het Uberziekenhuis? Onderwijs op de Uberschool? Eten uit de Uber-voedselbank? Welkom in de Uberwereld.
Peter van Vliet
Lees ook: Zijn delers de nieuwe heersers?
of kijk bij Tegenlicht voor meer informatie over de deeleconomie.