Het kabinet zet vraagtekens bij de manier waarop de rechtbank het kabinetsbeleid toetst in de uitspraak op 24 juni jl. in de zaak Urgenda/Nederlandse Staat. De rechter verklaart internationale verdragen tussen landen rechtstreeks van toepassing op de inwoners van Nederland en stelt ambities die landen met elkaar afspreken voor de toekomst vandaag al als ondergrens van zorgvuldig beleid vast.
Het kabinet vraagt daarom het oordeel van een hogere rechter over de manier waarop de rechtbank het begrip ‘zorgvuldigheid’ van de overheid tov burgers invult.
Het kabinet begint onmiddellijk met de uitvoering van het vonnis, omdat het besluit om hoger beroep aan te tekenen geen opschortende werking heeft en dit ook niet het doel van het hoger beroep is.
Het kabinet heeft een ambitieuze klimaatagenda die gericht is op substantiële terugdringing van uitstoot van broeikasgassen, zegt het. Om te kunnen besluiten welke aanvullende maatregelen op korte termijn het meeste effect hebben baseert het kabinet zich de komende maanden o.a. op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek ‘Effectiviteit CO2 reductiemaatregelen’.
Toetsing kan sneller en goedkoper
Urgenda stelt dat de regering een snellere route heeft, als zij werkelijk alleen de rol van de rechter ter discussie wil stellen in de klimaatzaak. Als Den Haag de 25% reductie voor lief wil nemen, maar vooral principiële bezwaren heeft tegen het vonnis, dan kan een Minister aan de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad vragen om ‘cassatie in belang der wet’ in te stellen. Dat scheelt een paar jaar en veel geld.