Het is heel erg onwaarschijnlijk dat Nederland het wettelijke klimaatdoel in 2030 haalt. Met het huidige uitgewerkte beleid is de kans daarop minder dan 5 procent. Dit blijkt uit de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2025 van het PBL.
Stevig structureel beleid steeds urgenter
Het doel voor 2030 is oorspronkelijk in de Nederlandse Klimaatwet gezet als stip aan de horizon. Intussen is die horizon in beleidstermen zo dicht genaderd, dat van vooruitkijken nauwelijks meer sprake is. Voor investeringsagenda’s zijn veel besluiten voor 2030 al genomen. Het aantal potentiële beleidspaden naar 55 procent emissiereductie in 2030 zonder serieuze economische pijn of maatschappelijke weerstand wordt steeds kleiner, terwijl er voor de periode na 2030 nog weinig emissiereductie in de pijplijn zit. Het is dan ook van groot belang om meer stevige maatregelen te nemen die een structurele transitie voor de langere termijn ondersteunen.
Uitstel maakt toekomstige opgave groter en duurder
Daarbij blijft het belangrijk om te beseffen dat het doel van 55 procent emissiereductie in 2030 in lijn is met klimaatneutraliteit in 2050. Als het doel in 2030 niet gehaald wordt, wordt de uitdaging daarna alleen maar groter. Om het doel in 2030 met respectievelijk 50 en 95 % zekerheid te halen is een extra uitstootbeperking van 13 en 22 megaton CO2-equivalenten nodig. Doorrekenbare plannen die op 1 mei nog niet waren uitgewerkt (’aanvullend beleid’) kunnen daarvan 4 megaton invullen.
Uitrol grootschalige verduurzaming stagneert
Wind op zee is hét werkpaard van de energietransitie. Er staat nu een kleine 5 GW aan windparken op de Noordzee. De KEV 2024 ging nog uit van 12 GW in 2030. Dit jaar is het geplande vermogen in 2030 gedaald naar 10 GW, waardoor hernieuwbare bronnen in de huidige raming in 2030 60 procent van de elektriciteit zullen leveren, tegenover een verwachting van 70 procent in de KEV 2024 en 85 procent in de KEV 2022. Na het opstellen van deze KEV is in augustus ook nog een vergunning van een windpark Zeevonk aangepast waardoor nog eens 1 GW niet gereed zal zijn in 2030. Deze tegenslag is niet meegenomen in de KEV-raming. Voor de langere termijn heeft de minister in juli laten weten dat de ambitie voor windparken op zee in 2040 flink is verlaagd van 50 GW naar 30 tot 40 GW. Het wegvallen van dergelijke vermogens slaat een flink gat in het benodigde groeipad van de energietransitie.
Zekerheid en stabiliteit nodig voor verduurzaming
Juist nu de transitie in zwaarder weer komt, lijkt een regeling te worden beëindigd die de markt zekerheid bood. Budgettaire wijzigingen** van het kabinet-Schoof zorgen ervoor dat de SDE++-subsidieregeling voor duurzame technieken naar verwachting zonder extra middelen vanaf 2027 niet meer opengesteld kan worden. Vanwege doorlooptijden zullen de effecten hiervan vooral na 2030 optreden. Die zullen aanzienlijk zijn, want de SDE++- regeling is een centraal instrument voor verduurzaming van energie en industrie. Ook komen maatwerkafspraken maar langzaam tot stand en zorgen politieke wendingen rond de CO2-heffing voor een onzeker investeringsklimaat voor de industrie.
Energie-onafhankelijkheid neemt toe door verduurzaming
In 2030 zullen hernieuwbare bronnen door de vertraging van windparken op zee een procentpunt minder bijdragen aan de energievoorziening dan was voorzien in de KEV 2024: 29 tot 36 procent. Het doel van 39 procent wordt daarmee niet gehaald. Desondanks ligt het aandeel nog steeds aanzienlijk hoger dan de huidige 20 procent. Daarmee draagt hernieuwbare energie flink bij aan de Nederlandse energieonafhankelijkheid, die in deze KEV voor het eerst in kaart is gebracht. De afhankelijkheid van energie-import is nu historisch hoog: bijna 80 procent van ons energiegebruik komt uit het buitenland. Dankzij de uitrol van hernieuwbare bronnen daalt dat in 2030 weer tot onder de 70 procent – een niveau dat voor de afbouw van de gaswinning in Groningen gangbaar was. Tegelijkertijd remt stagnatie in de verduurzaming na 2030 ook de afname van de energie-afhankelijkheid.
Energiebesparing vraagt specifiek beleid
Het zou nuttig zijn om meer beleid specifiek op energiebesparing te richten, want dat draagt niet alleen bij aan vermindering van emissies en importafhankelijkheid, maar ook aan een lagere energierekening voor huishoudens en bedrijven. Beleid heeft zich vaak meer gericht op emissiereductie dan op energiebesparing. Na jaren van daling is het energieverbruik door eindverbruikers in 2024 weer licht gestegen. Naar verwachting ligt het in 2030 op grofweg hetzelfde niveau. De besparing door elektrificatie in woningen en mobiliteit wordt tenietgedaan door een hogere stroomvraag door datacenters en kerosine voor de luchtvaart. Daarmee is in het basispad de kans erg klein (circa 10 procent) dat het Europese doel voor de vermindering van finaal energieverbruik wordt gehaald.
Geopolitieke ontwikkelingen maken het nog moeilijker om zowel verduurzaming als energie-onafhankelijkheid van onbetrouwbare landen te bereiken.
Europees emissiedoel ESR duidelijk gehaald
Nederland ligt op schema om het Europese emissiedoel (gebaseerd op 48% minder emissie in 2030 dan in 2005) te halen in de Effort Sharing Regulation (ESR) voor de sectoren gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw. Dit cumulatieve doel geeft Nederland een emissiebudget van 829 megaton voor de periode 2021-2030. In de raming blijft Nederland hier met 781 tot 816 megaton ruim onder. Hierbij speelt de snelle en tijdelijke emissiedaling door coronamaatregelen en hoge gasprijzen een grote rol. Vanaf 2027 ligt de uitstoot in de ESR-sectoren volgens de raming weer iets boven het emissiepad van de ESR.
De KEV als monitorings- en verantwoordingsinstrument
De jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning is een belangrijk verantwoordingsinstrument van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid, op basis van de Klimaatwet. Ook monitort de KEV de voortgang en maakt het rapport inzichtelijk wat de te verwachten effecten van vastgestelde en voorgenomen beleidsmaatregelen zijn. De KEV wordt opgesteld door het PBL in nauwe samenwerking met TNO, CBS en RIVM, en met bijdragen van RVO en WUR.
*In het basispad daalt de uitstoot in 2030 een procentpunt vergeleken met de KEV van 2024. Die daling is niet toe te schrijven aan nieuw beleid, maar wordt veroorzaakt door een methodewijziging voor emissies door landgebruik en minder veronderstelde productie in de industrie door onder meer hogere prijzen en geopolitieke veranderingen.
**Er is jaarlijks structureel 1 miljard euro geschrapt uit een reservepot (‘de prijsrisicobuffer’) voor tegenslagen binnen de SDE++regeling.
Blijf op de hoogte met de nieuwsbrief. Meld je hier aan.
( Je kunt ons ook steunen door lid te worden of te doneren )