De komst van WarmtelinQ, de geplande warmtetransportleiding van Gasunie in Zuid-Holland is nog twijfelachtig. Vorige maand werd de nieuwe Warmtewet uitgesteld, waardoor de wettelijke basis voor deze investering nog steeds ontbreekt. Ook wil beoogde hoofdklant Eneco volgens woordvoerder Edwin van de Haar meer financiële zekerheid in de vorm van extra subsidie voor producenten, naast de al toegekende subsidies.
Nieuw uitstel is vooral ook slecht nieuws voor het verlieslatende Warmtebedrijf Rotterdam, waarvoor het WarmtelinQ-project de laatste strohalm is. Mocht uitstel afstel betekenen, kan het juist meer mogelijkheden creëren voor andere potentiële warmtebronnen in de Leidse en Haagse regio dan de Rotterdamse havenrestwarmte, waar nu vrijwel alle focus op wordt gelegd.
Wet Collectieve Warmtevoorziening uitgesteld
Vrijwel alle warmte in Nederland wordt geproduceerd met aardgas, maar door het stopzetten van de gaswinning in Groningen en voor het reduceren van de CO2-uitstoot wil men duurzame alternatieven realiseren. Hierbij wordt vooral gekeken naar warmtenetten. De nieuwe Wet Collectieve Warmtevoorzieningen (WCW, ook wel Warmtewet 2) moet het juridisch kader scheppen waarbinnen men in Nederland nieuwe warmtenetten gaat uitrollen.
Hierin wordt ook de wettelijke basis opgenomen waarmee Gasunie mag optreden als onafhankelijk netbeheerder van een regionale warmtetransportleiding. Dit model bestaat al voor elektriciteit en aardgas, maar voor warmtenetten werkt dit in de praktijk anders. In Zuid-Holland wordt wel ruimte gezien voor een onafhankelijk netbeheerder. Dat was ook de reden dat Gasunie in 2019 het project ‘Leiding door het Midden’ overnam van Eneco. Deze warmteleiding zou restwarmte van de Rotterdamse industrie gaan leveren aan warmtenetten in Den Haag en glastuinbouwgebieden in die regio. Onder de nieuwe naam ‘WarmtelinQ’ (WLQ) werd het plan verder uitgebreid, met onder andere een verlenging van Den Haag naar Leiden (WarmtelinQ+). Het zou het begin moeten zijn van een zogenaamde ‘warmterotonde’ door de hele provincie.
Begin juli heeft de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat echter laten weten dat de totstandkoming van WCW is uitgesteld, in ieder geval tot er een nieuw kabinet is. Er bestond nog teveel onenigheid over de mogelijke rol van de publieke netwerkbedrijven. De hierdoor ontstane vertraging betekent echter ook dat Gasunie voorlopig nog niet wettelijk kan worden aangewezen als netbeheerder voor WLQ.
Overigens bekritiseerde de Algemene Rekenkamer onlangs deze voorziene nieuwe rol voor staatsbedrijf Gasunie in een rapport. Er zou niet voldoende inzichtelijk zijn gemaakt hoeveel publiek geld hiermee gemoeid is en wat het bijdraagt aan de publieke belangen (leveringszekerheid, betaalbaarheid, emissiereductie). Ook is niet voldoende onderzocht wat mogelijke alternatieven zijn, en dus of WarmtelinQ de meest kostenefficiënte oplossing is.
Honderden miljoenen subsidie
Gasunie wil de definitieve investeringsbeslissing nemen voor 1 oktober 2021, maar wacht nog op de handtekening van Eneco. Zonder Eneco als voornaamste klant kan het project niet doorgaan, maar volgens woordvoerder Van de Haar van Eneco is de onrendabele top nog niet voldoende afgedekt, zo stelde hij in Energeia. Sinds Gasunie in 2019 het project overnam van Eneco, werd al €137,5 miljoen subsidie toegezegd door het Rijk. De Provincie Zuid-Holland maakte €103,5 miljoen vrij voor de uitbreiding naar Leiden (WarmtelinQ+). Overigens moet Brussel zich ook nog uitspreken over de vraag of dit geoorloofde staatssteun is.
Eneco stelt dat er nog meer subsidie nodig is voor de uitkoppeling (onttrekking) van restwarmte bij warmtebronnen uit de industrie. Er wordt nu onderzocht of dit kan worden meegenomen in SDE++, of dat er een nieuw subsidie-instrument nodig is. Het is overigens de vraag in hoeverre men geheel van restwarmte kan spreken, omdat voor de ontsluiting, op de juiste temperatuur brengen en doorvoer van de industriële restwarmte veel extra energie nodig is. Het verrekenen van deze benodigde energie met de uiteindelijke uitvoer van warmte kan een nauwkeuriger beeld geven. Dit zou dan ook gedaan kunnen worden voor WKK (energiecentrales), nu nog uitgesloten van SDE++. Anders krijgt de industrie subsidie voor restwarmte, die deels is geproduceerd met energie uit centrales die niets krijgen voor hun restwarmte en deze dan mogelijk lozen. Dit tekent de focus die er binnen het project ligt op de industriële restwarmte t.o.v. andere warmtebronnen.
Hoge temperatuur restwarmte belemmert duurzame alternatieven
Vanaf het begin is het (hoofd)doel van WarmtelinQ de benutting van restwarmte uit de Rotterdamse havenindustrie geweest. Hoewel er in de projectomschrijving is opgenomen dat in principe ook andere warmtebronnen (o.a. geothermie, waterstof) zich kunnen laten aansluiten, zijn de zaken die hiervoor van belang zijn (o.a. toegang en kosten voor bronnen met lagere temperaturen) nog niet voldoende uitgewerkt.
Vooralsnog heeft het ontwerp de schijn van transport uitsluitend van A naar B, ingericht op één type warmtebron waarbij de meerkosten voor het aansluiten van bronnen met andere kenmerken (bijvoorbeeld temperatuurverschil) de volledige verantwoordelijkheid lijken te zijn voor de partij die zijn bron wenst aan te sluiten. Het rondrekenen van een businesscase van wijkinitiatieven, kleinere geothermie-putten, etc., die de WLQ-leiding wensen te gebruiken is hierdoor schier onmogelijk.
Gemeenten en bestuurders schenken weinig aandacht aan alternatieven en aan de mogelijkheden alternatieven te combineren met WLQ, concludeerde ook de Algemene Rekenkamer. Een hoge temperatuur warmtenet zou de facto veel duurzame warmtebronnen uitsluiten. Bovendien worden de gebruikte bronnen uiteindelijk door de leveranciers geselecteerd op volgorde van prijs. Een groot aanbod van goedkopere (gesubsidieerde) restwarmte uit de industrie, zou de ontwikkeling van andere duurzame warmtebronnen sterk ontmoedigen. Eenmaal gecontracteerd is het later instromen in een warmtenet lastig voor andere (soorten) warmtebronnen, zelfs als deze goedkoper worden.
Nieuw uitstel mogelijk einde Warmtebedrijf Rotterdam
De focus op industriële restwarmte is niet verwonderlijk gezien de betrokken partijen; zo zit bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam al jarenlang met het verlieslatende Warmtebedrijf Rotterdam (WBR) opgescheept. Dit bedrijf, in handen van de gemeente, heeft zich eerder ongelukkig verplicht warmte van een Rotterdamse afvalverbrandingsinstallatie te leveren aan Vattenfall in Leiden. WarmtelinQ+ is nu, na de mislukking van het Leiding over Oost project, de laatste kans om de warmte uit Rotterdam in Leiden te krijgen. Als dit niet op tijd lukt, volgt waarschijnlijk een faillissement en gaat de gemeente Rotterdam voor honderden miljoenen het schip in.
Met het waarschijnlijke uitstel van de investeringsbeslissing voor WarmtelinQ, raakt het geduld van de Rotterdamse gemeenteraad met WBR mogelijk op. Het is daarnaast de vraag of alle twijfelpunten rondom WLQ uiteindelijk worden opgelost, zodat men toch meer naar (lokale) alternatieven voor warmte in de regio zal moeten gaan kijken.
Update: Uit navraag blijkt dat Gasunie een ander perspectief heeft. Volgens de netbeheerder is er van mogelijk uitstel geen sprake, het gaat door of niet. Alle seinen staan volgens Gasunie op groen en het investeringsbesluit volgt sowieso in september. Dan wordt definitief duidelijk of het project doorgaat of dat het stopt.
Gert Visser