De duurzaamheid – beter de onduurzaamheid – van vis staat al lange tijd ter discussie. Overbevissing van wilde vis ontregelt ecosystemen, maar het schijnbare duurzamere alternatief – kweekvis – brengt zijn eigen problemen met zich mee. Zo zocht de Keuringsdienst van Waarde in 2016 uit dat er vier kilo wilde vis nodig is om één kilo kweekzalm te produceren.
Resultaten uit onderzoek van voormalig Sustainable Development masterstudent Björn Kok, onlangs verschenen in wetenschappelijk tijdschrift Aquaculture, trekken deze cijfers sterk in twijfel. Het onderzoek laat zien dat die 4:1 ratio – en ratio’s van andere kweekvissoorten – waarschijnlijk lager zijn dan gedacht. Dankzij plantaardig visvoer en Kok’s nieuwe ‘eFIFO’ methode, komt de ratio van de gehele viskweek op 1:3 tot 1:4 – één kilo vis erin, drie tot vier kilo vis eruit.
Het voer van kweekvissen bestaat onder andere uit vismeel als eiwitbron en visolie als bron van omega 3-vetzuren. Vismeel en visolie worden gemaakt uit wild gevangen vis, vaak ansjovis. Hoeveel kilo wilde vis nodig is om een kilo kweekvis te produceren wordt berekend met de zogeheten FIFO-ratio: Fish In – Fish Out. Er zijn verschillende methodes om de FIFO-ratio te berekenen, maar vaak brengen deze methodes inaccurate en inconsistente ratio’s. Een nieuwe methode, ontwikkeld als onderdeel van de masterthesis van Björn Kok, geeft wél een accurate en consistente verwachting van hoeveel kilo wilde vis je voor één kilo kweekvis nodig hebt.
Bijproducten als gratis grondstof
Kok’s nieuwe methode, eFIFO, houdt rekening met de gebreken van andere methodes. “Op een manier die recht doet aan de sociaal economische drijfveren om vis te vangen voor de productie van vismeel en visolie,” stelt hij. “Het is een consistente en accurate manier om te berekenen hoeveel wilde vis je precies nodig hebt om je kweekvis te voeren.”
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Ook houdt eFIFO rekening met het gebruik van bijproducten: vishoofden, graten, vinnen. “Alles behalve de filets; ongeveer 30% van vismeel en visolie wordt geproduceerd uit bijproducten. Andere methodes zien dit als ‘gratis grondstof’, en onderschatten de FIFO-ratio.
Duurzaamheidslabels en -certificaten gebruiken de oude methodes nog voor hun certificaten. “Zij stellen ook hun eisen op oude FIFO-methodes, maar als de achterliggende berekening niet klopt is het lastig om de doelen goed te stellen.”
Plantaardig visvoer
Sinds 2000 worden, mede gedreven door de hoge prijs van vismeel, ook plantaardige eiwitbronnen gebruikt als alternatief op vismeel. “Er is de laatste jaren veel progressie geboekt door de vervanging van dierlijke producten,” zegt Kok. Maar een goede bron van omega 3 als alternatief voor visolie is nog niet op grote schaal beschikbaar, en wanneer plantaardige olie gebruikt wordt, gaat de voedingswaarde van de kweekvis achteruit.
De FIFO voor bijvoorbeeld zalm is sinds 1995 daardoor ook flink omlaag gegaan. “Met die lagere FIFO door plantaardig voedsel, en mijn accuratere methode, krijg je eigenlijk een zalm-FIFO van lager dan 1:1. Dat is een stuk lager dan de 4:1 ratio die voor velen zo bekend is.”
Duurzaamste maaltijden
Zalm is niet de enige vissoort die Kok heeft onderzocht. “Als je puur kijkt naar kilo’s, zijn karper en tilapia de meest duurzame vissen om te eten. Ook pangasius doet het goed. Maar alle drie deze vissen hebben dan ook weer een heel andere – lagere – voedingswaarde dan zalm.”
Kok heeft dit paper ontwikkeld als onderdeel van zijn thesis voor zijn Master Sustainable Development – Energy and Materials aan het Copernicus Institute for Sustainable Development van de faculteit Geowetenschappen, Universiteit Utrecht.
Meer informatie kunt u vinden op de website van de Universiteit Utrecht.