Nationale regeringen wereldwijd hebben verrassend veel plannen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Dat blijkt uit een rapport dat onlangs werd gepresenteerd in de Amerikaanse Senaat.
Het is het eerste uitgebreide onderzoek per land dat op heden is gedaan naar wetgeving op klimaatgebied. Het is uitgevoerd door Global Legislators Organisation (GLOBE), de grootste organisatie voor parlementariërs wereldwijd, in samenwerking met de London School of Economics.
De 66 landen die samen voor 99 procent van de uitstoot zorgen hebben bijna vijfhonderd klimaatwetten aangenomen. Dit is een “positieve impuls voor VN-onderhandelingen”, zegt Terry Townshend, mede-auteur van het rapport. “Nationale mechanismes en structuren om de uitstoot te meten en te beheersen zijn namelijk fundamenteel voor effectieve internationale afspraken.”
De uitkomst vindt hij “indrukwekkend”, al benadrukt hij dat het nog niet genoeg is om te voldoen aan het doel dat de internationale gemeenschap heeft gesteld om de opwarming tot 2 graden Celcius te beperken. Van de 66 onderzochte landen hebben 64 “significante” wetgeving aangenomen op het vlak van klimaat of energie, of zijn ermee bezig. Daarnaast hebben 61 landen wetten om schone energie-opwekking binnen hun grenzen te bevorderen, terwijl 54 landen de standaarden voor efficiënt energiegebruik hebben aangescherpt.
De onderzoekers verwijzen onder andere naar het nationale klimaatplan dat president Barack Obama heeft onthuld. Ze wijzen er ook op dat de Europese Unie steeds meer in staat is om na de economische crisis de aandacht te richten op klimaatbeleid.
Grote uitzonderingen zijn Australië en Japan, twee van de landen die juist hun klimaatbeleid terugschroeven. Australië wil een belangrijke wet op schone energie intrekken, terwijl Japan na de nucleaire ramp de emissiedoelstellingen heeft versoepeld.
Inhaalrace
Opvallend is de actie die ontwikkelingslanden hebben ondernomen. “Het momentum van het nieuwe beleid is aan het verschuiven van geïndustrialiseerde landen naar ontwikkelingslanden en opkomende markten”, zegt het rapport. Ze hebben nog minder beleid, maar veel van hen zijn bezig aan een inhaalrace.
In sub-Sahara Afrika hebben bijna alle landen vooruitgang geboekt, vooral in de vorm van nationale klimaatstrategieën waar later meer wetgeving op gebaseerd kan worden. Dit proces is nog verder in Latijns-Amerikaanse landen, vooral Mexico, Bolivia en Costa Rica.
“Het rapport bevestigt wat veel mensen al dachten: dat internationale klimaatonderhandelen worden bepaald door de kleinste gemene deler, waar machtige landen strijden voor zo licht mogelijke verplichtingen tot klimaatactie”, zegt Daphne Wysham, onderzoeker bij het Institute for Policy Studies in Washington. “De impuls voor sterke klimaatwetgeving is sterk op het nationale niveau, en nog sterker op het subnationale niveau. Wat suggereert dat het principe van subsidiariteit – actie ondernemen op het laagst mogelijke niveau – ook geldig is voor deze kwestie. En dat het nut van internationale onderhandelingen op een bepaalde manier misschien achter ons ligt.”
De Verenigde Naties en de Wereldbank hebben samen met GLOBE gisteren een nieuw initiatief aangekondigd: het Partnerschap voor Klimaatwetgeving. Daarmee kunnen beleidsmakers in de 66 landen worden geholpen om goede klimaatwetgeving op te stellen en uit te voeren en om begrotingen en beleid te evalueren.
Bron: IPS – Carey L. Biron