[ Update ] In 2019 gaf het Ministerie van Economische Zaken opdracht aan de bureaus Berenschot en Kalavasta om mogelijke scenario’s voor de energietransitie te onderzoeken. Kernenergie was daar niet bij. Tijdens het onderzoek heeft het ministerie plots om een aanvullend rapport verzocht om de bouw van nieuwe kerncentrales toch door te rekenen. En tijdens de Algemene Beschouwingen willen de regeringspartijen dat de regering de mogelijkheid voor kernenergie opnieuw gaat onderzoeken.
“In diverse discussies is gebleken dat aan een variant met kerncentrales toch behoefte is”, staat in het nieuwe rapport. Welke discussies dat betreft, en met wie, staat er niet bij. En wat is er nodig om ‘bedrijven te verleiden’ om een nieuwe kerncentrale te bouwen, was de vraag tijdens de Algemene Beschouwingen. In een motie van Klaas Dijkhoff van de VVD, samen met CDA, PVV en SGP verzoeken deze de regering, een marktconsultatie te houden onder welke voorwaarden marktpartijen bereid zijn te investeren in kerncentrales in Nederland, te onderzoeken welke publieke ondersteuning daarvoor nodig is en te verkennen in welke regio’s er belangstelling is voor de realisering van een kerncentrale.
Te duur
Om kort te gaan, concludeert het nieuwe rapport nu dat alle doorgerekende varianten met kernenergie duurder zijn dan zonder. Dat wordt ook onderstreept uit het terugtrekken van Hitachi uit een Engels nucleair project, dat financieel niet rond te maken is.
Maar met wat duwen en trekken komt er toch een radioactieve aap uit de mouw: als we kernenergie nu eens voorrang op het net geven, en de overheid (lees de belastingbetaler) garant staat, zou het toch kunnen. Een ordinair geval van framen.
Vier groene scenario’s + een nucleaire variant
De onderzoekers maakten vier verschillende scenario’s en onderzochten de impact op het landschap . Het ministerie van Economische Zaken verzocht daarnaast ook een nucleaire variant te onderzoeken. De studies zijn inmiddels naar de Tweede Kamer gestuurd.
Het onderzoek was opgezet om te zien of nieuwe kerncentrales de energietransitie goedkoper kunnen maken. Dat blijkt in geen van de onderzochte varianten het geval te zijn.
Daarnaast blijft kernenergie een lange termijn project, terwijl we op korte termijn oplossingen nodig hebben.
Vier toekomstbeelden
De scenariostudie schetst vier mogelijke toekomstbeelden voor een klimaatneutrale energievoorziening in 2050. Daarbij vormt het Klimaatakkoord het startpunt voor de ontwik- kelingen tot 2030. De scenariostudie omvat een integrale analyse van vrijwel alle energiedragers en alle sectoren in de Nederlandse samenleving.
De vier toekomstbeelden, alle volledig CO2-neutraal, schetsen op basis van verschillende governance structuren voor de energietransitie hoe Nederland wat betreft energievraag en -aanbod er in 2050 uit kan gaan zien. De toekomstbeelden zijn zodanig gekozen/ingevuld dat ze de “hoekpunten van het speelveld” geven, opdat de netbeheerders in het vervolgtraject kunnen beoordelen wat er nodig kan zijn aan flexibiliteit en infrastructuur. Het gaat dan niet alleen om de energiedragers gas en elektriciteit, maar ook om warmte, waterstof en CO2.
De toekomstbeelden schetsen zowel op landelijk als regionaal niveau (buurt, gemeente of industriecluster) de energievraag en het energieaanbod. Daarmee kunnen de scenario’s ook bruikbaar zijn voor andere organisaties, die plannen maken voor de transitie verder dan het Klimaatakkoord 2030.
De vier “hoekpunt” scenario’s hebben een uiteenlopend karakter, niet alleen wat betreft hun uitgangspunt van de soort sturing in de transitie, maar ook in hun uitwerking qua vraag en aanbod. We duiden hier de invulling van de scenario’s.
In het scenario “regionale sturing”, ligt de nadruk op sturing vanuit lokale gemeenschappen en burgers en een hoge mate van autonomie en een flinke invloed van circulariteit. Warmtenetten gevoed door geothermie en een forse elektrificatie kenmerken het scenario. Er is een stevige groei van zonne- en windenergie. Samen met een daling van de industriële activiteit leidt dit tot een Nederland dat vrijwel geheel zelfvoorzienend in energie is. Gas blijft aanwezig als piekvoorziening (hulpketels en centrales) in de vorm van groen gas uit lokale biomassa en “groene” waterstof uit voornamelijk wind en zon met elektrolyse.
Het scenario “nationale sturing”, waarin de nationale overheid de regie heeft, heeft minder groei in warmtenetten, maar een zeer sterke elektrificatie in alle verbruikssectoren. Het scenario kent een zeer omvangrijk zon- en windvermogen, het grootste van alle scenario’s. Ook is er import mede vanwege een stabiele industriesector, die verduurzaamt door elektrificatie. In dit scenario blijft gas nodig voor voeding van back-up centrales en industrie, door middel van groen gas en “groene” waterstof.
In het scenario “Europese CO2-sturing”, vindt de sturing vooral plaats door een Europese CO2-heffing die geldt voor alle sectoren. Dit werkt uit in een grotere nadruk op groen gas in verschillende sectoren. Er is een stevige groei van zonne- en windenergie. In dit scenario groeit de industrie, maar zonder CO2-uitstoot door een combinatie van hybride elektrificatie en CCS, waaronder de productie van “blauwe” waterstof. Mede vanwege de hybridisering geeft dit scenario een gematigde elektriciteits-piekvraag. Er is meer import, dan in de vorige twee scenario’s en een blijvende rol voor gas in de wijken en andere sectoren. Dit alles in de vorm van groen gas en een mix van “blauwe” en import van “groene” waterstof.
In het scenario “Internationale sturing”, regeert de markt en zoeken we internationaal naar de opties met de laagste kosten. In dit scenario wordt veel waterstof geïmporteerd uit landen waar dit wellicht makkelijker te produceren is. Er is minder inzet van groen gas, maar wel een sterke hybridisering met vooral waterstof als back-up, dit ook ter ondersteuning van de groei van de industrie. Door de waterstofimport is er minder windvermogen nodig voor nationale elektrolyse, en daarom is dit scenario het laagste in nationale duurzame elektriciteitsproductie. Desondanks is er nog steeds een stevige groei van de nationale elektriciteitsproductie tussen Klimaatakkoord 2030 niveau en 2050. Gas wordt voornamelijk voorzien in de vorm van geïmporteerde waterstof.
De scenario studie is niet bedoeld om conclusies te trekken over wat de beste klimaatneutrale toekomst is voor onze samenleving. Wel schetst deze scenariostudie duidelijk dat:
- Er meerdere mogelijkheden zijn om een CO2-vrije energievoorziening en samenleving te creëren.
- Dit veelal kan met bestaande techniek die in de komende jaren naar verwachting nog in kosten gaat dalen door de grootschalige toepassing van die techniek en innovatie.
- Er zowel een groot volume opwek van hernieuwbare energie in Nederland kan plaatsvinden als dat er mogelijkheden zijn voor andere decarbonisatie-opties en voor de import van groene stroom en moleculen.
- Energievraag en -aanbod in alle sectoren een forse verandering zal ondergaan.
Conclusies rapport kernenergie
De onderzoekers constateren dat 9 GW nucleaire derde generatie elektriciteitscentrales van het type EPR de volgende systeemeffecten hebben in het Europees 2050 Scenario voor Nederland: (let op: 9 GW is 3 x het vermogen dat EDF momenteel in Hinkley Point in het VK bouwt)
Variant 1: 9 GW Nucleair draait mee in de merit order in het scenario
Dit lijkt technisch onwaarschijnlijk omdat het aantal uren dat de centrale onder een load van 50% of 20% komt te hoog is. Daarnaast zijn de kosten van dit systeem (waarbij 9 GW nucleair ook meteen 9 GW gasgestookt back-up vermogen vervangt) hoger dan die van het referentie Europese scenario voor 2050, voor beide WACC varianten. (De merit order betekent dat de goedkoopste leverancier het eerste toegang tot het net krijgt – red.)
Variant 2: 9 GW Nucleair draait mee in de merit order in het scenario maar is ook gekoppeld aan 4.5 GW elektrolyzers
Dit is technisch wel mogelijk, maar de daarmee geproduceerde waterstof is te duur gegeven de alternatieve waterstofproductie in het scenario met groene stroom & elektrolyzers en aardgas via SMR/ATR met CCS. Ook de stroomkosten liggen hoger dan in het referentie scenario zonder nucleaire centrales. In dit scenario kan een investering in 9 GW aan groen gas gestookt backup vermogen worden vermeden. Echter de totale optelsom van extra investeringen in elektrolyzers en vermeden investeringen in backup vermogen is negatief. Deze variant is minder duur dan variant 1, maar de kosten van deze variant liggen boven die van de kosten in het referentiescenario zonder nucleair voor beide WACC varianten.
Variant 3: 9 GW Nucleair draait als “must run”
Deze optie is ook technisch mogelijk, maar ook deze optie is qua systeemkosten duurder dan het referentiesysteem zonder nucleair bij een technologie-specifieke publiek-private WACC. De 9 GW nucleaire centrales zouden 9 GW gasgestookt backup vermogen vervangen, alsook hernieuwbare stroomproductie van een omvang van de additionele productie van nucleair (hier 9 GW offshore wind). De kosten van dit systeem liggen bij deze WACC dan echter nog steeds hoger dan dat van het referentie scenario. Bij een maatschappelijke (uniforme publieke) WACC en indien bepaalde kostenreducties (korte bouwtijd en learning effect op kosten) bewerkstelligd kunnen worden dan zou deze subvariant op vergelijkbare nationale kosten kunnen uitkomen als het referentiescenario zonder nucleair.
Variant 4: 9 GW Nucleair draait alleen voor de productie van waterstof
Dit is technisch ook mogelijk, maar de daarmee geproduceerde waterstof is te duur gegeven de alternatieve waterstofproductie in het scenario met groene stroom en elektrolyzers of aardgas via SMR/ATR met CCS. De kosten van deze variant zijn hoger dan het referentie scenario zonder nucleair voor beide WACC varianten.