Op dinsdag 23 oktober jongstleden verspreide de Europese Rekenkamer in een persbericht dat twee belangrijke financieringsprogramma’s van de EU voor koolstofafvang en innovatieve hernieuwbare energiebronnen (EEPR en NER300) weinig tot niets hebben opgeleverd. Alleen de investeringen op het gebied van offshore windparken kunnen succesvol worden genoemd.
Omdat een groot deel van de uitgaven van beide programma’s gericht was op demonstratieprojecten van carbon capture storage (CCS), concluderen veel nieuwsmedia dat koolstofafvang niet werkt, en daarmee een onbruikbare technologie is. De controleurs van de Europese Rekenkamer wijzen in hun rapport echter niet op de technologie zelf als reden voor het mislukken van de gefinancierde projecten, maar op de moeilijke en onzekere omstandigheden waaronder de projecten van de grond moesten komen. Het juiste investeringsklimaat ontbrak.
Carbon capture storage, een bewezen techniek
CCS staat voor het afvangen en opslaan van CO2 die wordt uitgestoten bij verschillende activiteiten, zoals het opwekken van energie of de productie van staal. Door de CO2 af te vangen en te transporteren naar een onschadelijke opslaglocatie, bijvoorbeeld in lege gasvelden diep onder de zeebodem, wordt de impact van anders vervuilende industrieën geminimaliseerd.
CCS is geen onbewezen technologie. In verschillende landen zijn reeds werkende CCS-projecten actief. Noorwegen slaat bijvoorbeeld al sinds 1996 CO2 die vrijkomt bij de gaswinning op onder de zeebodem. Desondanks is het aantal actieve commerciële CCS-installaties nog beperkt, voornamelijk vanwege de verhouding tussen de kosten en de prijs die moet worden betaald voor CO2 uitstoot. Mede om deze reden stelde de Europese Unie in 2009 veel geld beschikbaar middels twee financieringsprogramma’s om enkele CCS-demonstratieprojecten op te zetten. Bij succes van deze projecten zou het vervolgens makkelijker moeten worden voor anderen om dit voorbeeld te volgen.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan met een donatie. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Klimaatdoelen van Parijs
Het terugdringen van de CO2-uitstoot met CCS past binnen het streven van de EU om de opwarming van de aarde te beperken. De EU heeft in 2015 zich verbonden aan de overeenkomst van Parijs, waar werd afgesproken dat de temperatuurstijging minimaal onder de 2°C en liefst onder de 1,5°C moet blijven. Dit betekent dat in 2030 de uitstoot van broeikasgassen fors minder moet zijn ten opzichte van 1990. Voor 2050 wordt zelfs gestreefd naar een bijna koolstofvrije economie. Verschillende lidstaten hebben daarnaast ook eigen, soms strengere doelstellingen opgesteld. Een voordeel van CCS is dat het de uitstoot terugdringt, terwijl veel bestaande systemen en industrieën in stand kunnen worden gehouden, juist ook daar waar nog geen schone alternatieven beschikbaar zijn. Dit is meteen ook het grootste kritiekpunt op CCS van tegenstanders van deze technologie. Men kan echter stellen dat het doel, en niet het middel, voorop zou moeten staan.
Twee financieringsprogramma’s EU voor CCS
In 2009 werd tijdens de economische crisis het European Energy Programme for Recovery (EEPR) in het leven geroepen. Dit programma had als doel om de Europese energiedoelstellingen te bewerkstelligen terwijl het tegelijkertijd werkgelegenheid creëerde tijdens de financiële crisis. Van het budget van 1,6 miljard euro werd 1 miljard beschikbaar gesteld voor CCS projecten, 565 miljoen was voor windenergie op zee en het overige voor infrastructuur projecten. Er werden zes CCS-projecten geselecteerd in zes verschillende landen, waaronder het Nederlandse ROAD project. Alle projecten vonden plaats in de energiesector en werden toegepast op bestaande uitstoot-veroorzakende activiteiten.
Daarnaast werd in 2009 ook het NER300-programma opgezet. De EU besloot namelijk om de inkomsten uit de verkoop van 300 miljoen emissierechten uit het ETS-systeem in te gaan zetten voor de ontwikkeling van CCS demonstratieprojecten en voor ‘innovatieve hernieuwbare energie’-projecten. Dit leverde een budget op van 2,1 miljard euro op. Er werd echter slechts één CCS-project geschikt bevonden voor subsidie, in het Verenigd Koninkrijk. De Europese Commissie stelde dat de financiële risico’s bij veel projecten te hoog waren om in aanmerking te komen.
Verloop van projecten: weerstand en financiële risico’s
Die financiële risico’s bleken, naast en mede door politieke weerstand, ook bij de wel verkozen projecten in de meeste gevallen een probleem. Binnen de eerste vijf jaar waren drie CCS-projecten, in Duitsland, Polen en Italië, al afgeblazen. De projecten in Duitsland en Italië konden niet de juiste omgevingsvergunningen verkrijgen. In Duitsland bestond er bovendien forse publieke weerstand tegen het toepassen van de techniek. Ook in Polen liep men tegen problemen aan met de publieke acceptatie, financiële risico’s en wetgeving. In 2016 werd ook de subsidie aan zowel de EEPR en NER300 CSS-projecten in het Verenigd Koninkrijk stopgezet. Er konden bij de projecten onvoldoende aanvullende investeerders of staatsinvesteringen worden aangetrokken. Het project in Spanje leverde in dat jaar wel een succesvolle pilot af, maar voordat de betreffende kolencentrale volledig van CCS gebruik zou kunnen maken werd bekend dat de centrale in 2020 gesloten zou worden.
Het laatste project dat nog over was, was het Nederlandse ROAD, waar CO2 van de Maasvlakte bij Rotterdam zou worden afgevangen en opgeslagen in lege gasvelden onder de Noordzee. In juni 2017 werd echter bekend dat de betrokken partijen door financiële risico’s de stekker uit het project trokken. Het investeringsklimaat was te slecht om aan voldoende investeerders te komen. Dit werd onder meer veroorzaakt door onduidelijkheid over de toekomst van de kolencentrales in Nederland en de lager dan verwachte koolstofprijs, wat CCS duurder maakte.
Zonder de juiste omstandigheden geen CCS
Wat alle mislukte projecten met elkaar gemeen hebben, is dat geen enkel project is afgeblazen wegens een falende techniek. Meestal kon de daadwerkelijke test niet worden voltooid, omdat men ofwel geen vergunningen kreeg, ofwel op een andere manier geen zekerheid werd geboden voor een goed investeringsklimaat. CCS is daarom nog steeds niet goed van de grond gekomen door het ontbreken van de juiste randvoorwaarden, niet doordat de toepassing technisch onmogelijk is. Zoals CCS-expert Bart Strengers van het Planbureau voor de Leefomgeving en Frans Rooijers, directeur van onderzoeksbureau CE Delft, beiden stellen in De Volkskrant: voor het halen van de klimaatdoelen is naast zon en wind óók CCS nodig. Zonder wordt het te duur en vrijwel onmogelijk. Nederland heeft daarom in ‘het groenste regeerakkoord ooit’ een belangrijke rol weggelegd voor CCS, maar zonder de juiste omstandigheden, zekerheden en ondersteuning en met de blijvende weerstand van milieuorganisaties zal dit opnieuw een lastig verhaal worden.
Wouter van de Veen