Nu steeds meer mensen zelf of gezamenlijk elektriciteit opwekken, hun energieverbruik en productie bijhouden, elektrisch gaan rijden en hun auto delen was Wageningen Universiteit benieuwd: Op welke manieren houden de lezers van Duurzaamnieuws zich hiermee bezig? En voor welke vormen van samenwerking staan ze open en voor welke juist niet? Uit het onderzoek blijkt dat privacy en autonomie niet zomaar opgegeven mogen worden, ongeacht de energie-praktijk of samenwerkingsvorm. Nieuwe vormen van samenwerking tussen burgers en dienstverleners bieden wel een reëel alternatief voor de bestaande verhoudingen in de energiesector.
Het onderzoek was gericht op vier opkomende energie-praktijken in en rond huishoudens (zie figuur 1): het monitoren van energie, de productie van duurzame energie, time-shifting van energievraag(dwz. het verplaatsen van energiegebruik naar een ander tijdstip) en elektrisch rijden. Elk van deze praktijken kan op verschillende manieren worden georganiseerd: door het huishouden zelf (privé); in samenwerking met andere huishoudens (horizontaal), of in samenwerking met een dienstverlener (verticaal). We gingen uit van een mogelijk spanningsveld tussen ‘transparantie’ en ‘samenwerking’ enerzijds, en ‘privacy’ en ‘zeggenschap’ anderzijds. Om dit alles te onderzoeken hebben we in de zomer van 2013 een enquête (212 deelnemers) en een verdiepende focusgroep (12 deelnemers) uitgevoerd onder lezers van Duurzaamnieuws. Dit verslag zet een aantal opvallende uitkomsten op een rij.
Energie monitoren
Veel huishoudens blijken al op de één of andere manier bezig te zijn met monitoring. Naast een maandelijkse of wekelijkse controle van de meterstanden, heeft 42% al eens een tussenmeter gebruikt voor het doormeten van specifieke apparaten, en heeft 25% al eens een professioneel energie prestatie advies aangevraagd. Opvallend is dat een slimme energie meter, die gedetailleerd energiegebruik in kaart kan brengen, door 32% van de respondenten geweigerd zou worden (of daadwerkelijk geweigerd is); sommigen vrezen de gevolgen voor hun privacy als gevolg van het doorsturen van slimme meter gegevens naar leveranciers. Anderen hebben eerder zorgen over een mogelijk onvoordelige salderingsregeling in de toekomst. Ook het delen van energie-gerelateerde informatie met buren en bekenden blijkt al een bestaande praktijk. In de focusgroep werd echter duidelijk dat ook hier grenzen aan worden gesteld. Zo werd het als sociaal onwenselijk beschouwd wanneer buren zomaar elkaars energie-‘voetafdruk’ zouden kunnen inzien.
Duurzaam opwekken
Maar liefst 60% wekt thuis energie op. Dit doen zij niet alleen om duurzaamheid, maar ook om onafhankelijker te zijn van het bestaande centrale energie systeem. Dat wordt vaak als commercieel, oncontroleerbaar en onduurzaam beschouwd. Uit de focusgroep bleek dat een streven naar onafhankelijkheid en verdere verduurzaming iets is wat kan groeien na aanschaf van bijvoorbeeld zonnepanelen. Collectief duurzaam opwekken, bijvoorbeeld door middel van winddelen of een collectief zonnepark, is een goede tweede optie als thuis opwekken niet mogelijk of rendabel is. Betrokkenheid bij een lokale energie coöperatie is een aantrekkelijke samenwerkingsvorm (68% positief). Het lijkt een goede middenweg te vormen tussen enerzijds een grootschaliger project (63% positief, vooral vanwege de verwachte professionaliteit en het rendement), en anderzijds het direct samenwerken met vrienden of bekenden (slechts 46% positief omdat het als te persoonlijk en te gevoelig voor conflict wordt ervaren).
Time-shifting van energievraag
Naarmate er meer duurzame energie wordt opgewekt is time-shifting (het verplaatsen van verbruik in de tijd) nodig om duurzame energie opwekking optimaal te benutten. Deels is dit al een bestaande praktijk: veel mensen zetten de wasmachine of vaatwasser pas ’s avonds aan als er een lager nachttarief geldt. Over mogelijke toekomstige vormen van time-shifting, gestuurd door de leverancier, blijken de respondenten opvallend positief. Zo geeft 63% aan een tijdelijke verbruikslimiet te accepteren als dat de inzet van duurzame energie ten goede komt. Van de overgebleven 37% zou bijna 40% hun mening herzien als ze een aantal voorwaarden mogen stellen. Daarbij noemen de respondenten onder andere een tijdige inlichting, een bewijs van milieuwinst, of een uitzonderingsregeling voor bepaalde tijden of toepassingen. Op het eerste gezicht werden organisatievormen waarbij buurtgenoten samen een regeling treffen positief beoordeeld in de focusgroep. Maar na enige discussie was er ook hier aarzeling over de mogelijke inmenging van buren in het huishouden.
Elektrisch rijden
De laatste onderzochte praktijk is elektrisch rijden, in dit geval het gebruik van elektrische (deel)auto’s. Uit de enquête blijkt dat 8% elektrisch of hybride rijdt, en dat 17% wel eens gebruik heeft gemaakt van een deelauto. Anders dan bij duurzaam opwekken, gaat bij elektrische deel-auto’s de voorkeur vaker uit naar een landelijk samenwerkingsverband (46% positief). Dat is meer dan naar een lokaal samenwerkingsverband (36% positief) of individuele overeenkomst met een vriend of bekende (23% positief). Een belangrijke reden voor dit verschil is dat mensen meer gebonden zijn aan de omstandigheden zoals werk of de afstand tot het dorps- of stadscentrum. Verder werden er in de focusgroep voorbeelden genoemd die duiden op een belangrijk generatieverschil; waar ouderen veel meer waarde toekennen aan autobezit, zien jongeren de auto steeds meer als een gebruiksvoorwerp en doen ze niet zo moeilijk over een uitleenbeurt.
De gewenste organisatievorm bleek voor alle vier de energie-praktijken overeen te komen: deelnemers aan de focusgroep lieten blijken in alle prakijken vooral af te willen van het huidige centraal georganiseerde energiesysteem (figuur 2). Meer verdeeldheid was er over het alternatief. Wel duidelijk is dat er gezocht wordt naar organisatievormen waarbij bewoners meer betrokken zijn en meer invloed hebben op de richting van ontwikkeling. Navraag leerde verder dat men niet zozeer de noodzaak van dienstverlening aan de kaak stelde, maar eerder de dienstverleners in het huidige bestel. Nieuwe dienstverleners met de kennis en kunde om decentrale samenwerking te organiseren en mogelijk te maken werden juist als cruciaal beschouwd.
Wat betekent dit alles nu met het oog op een duurzame energie-toekomst? Ook al gaat het hier om een selecte (maar ook diverse) groep, namelijk lezers van Duurzaamnieuws, toch steken we er een aantal zaken van op. Ten eerste benadrukt het onderzoek het belang van privacy en autonomie, ook (of juist) bij een groep koplopers. Het laat zien dat privacy en autonomie betrekking heeft op verschillende energie-praktijken en geldt voor zowel de relatie met diensverleners als voor de relatie met andere bewoners. Beleid en initiatieven gericht op de herinrichting van de energiesector dienen hier dus serieus rekening mee te houden, in plaats van het ter zijde te schuiven (zoals eerder bij het slimme meter dossier). Ten tweede onderstreept het onderzoek de belangrijke rol van decentrale organisatievormen als nieuwe schakels tussen bewoners en dienstverleners en tussen bewoners onderling. Dergelijke initiatieven testen en tonen nieuwe verdelingen tussen centraal en decentraal, tussen privé en publiek, en tussen horizontale en verticale verhoudingen in de toekomstige energievoorziening. Het is de moeite waard ook een breder publiek hier in een vroeg stadium bij te betrekken.
Joeri Naus, Bas van Vliet en Astrid Hendriksen
Environmental Policy Group, Wageningen University
Origineel gepubliceerd artikel (vrij beschikbaar tot 8 dec. 2015):
- Naus J, van Vliet BJM and Hendriksen A (2015) Households as change agents in a Dutch smart energy transition: On power, privacy and participation. Energy Research & Social Science 9: 125-136.
Vrij beschikbare versie (tot 8 dec): http://authors.elsevier.com/a/1Rujk7tZ6ZXs~7
Normale versie: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S2214629615300487