Dat VVD-stemmers de lijst van minst duurzame medelanders aanvoeren zal niemand verbazen. Maar dat de ‘groene’ aanhang van D66 de meeste vlieg- en autokilometers maakt lag minder voor de hand. Verder kijken burgers vooral naar de overheid en het bedrijfsleven voor klimaatactie. Aan hun eigen (niet zo duurzame) gedrag lijken Nederlanders – ondanks goede intenties – weinig te willen of kunnen veranderen. Ondertussen neemt de scepsis over klimaatmaatregelen toe, zo blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van Binnenlands Bestuur.
De oplossing voor het klimaatprobleem moet vooral van overheid of bedrijfsleven komen, vinden de meeste burgers in Nederland. Duurzamer productie bij bedrijven afdwingen en technologische ontwikkelingen inzetten. Zes op de tien Nederlanders (59%) zijn het eens met de stelling ‘Zolang grote bedrijven hun CO2-uitstoot niet terugdringen, maken mijn acties niet uit’.
Tegenstrijdigheid is er ook: de overheid mag duurzaamheid wel bij bedrijven afdwingen, maar liever niet bij burgers. En meer dan de helft van de Nederlanders zegt niets te horen van zijn gemeente over wat hij zou kunnen of moeten doen om klimaatverandering tegen te gaan, terwijl ruim een derde zich best duurzamer zou willen gedragen als de overheid hem meer informatie zou geven.
Rechtse rijke mannen hebben de grootste CO2 uitstoot
Het onderzoek laat op basis van een mix van kenmerken een profiel zien van de minst klimaatvriendelijke groepen. Dat blijken vooral mensen met een bovenmodaal inkomen, mannen, VVD- en CDA-stemmers, huizenbezitters en hoger opgeleiden.
Over alle domeinen zien we een beeld waarin burgers meer klimaatonvriendelijk gedrag vertonen naarmate ze een hoger inkomen hebben. Mensen met een hoger inkomen wonen groter en hebben de hoogste energierekening; ze rijden beduidend vaker met de auto, rijden in de zwaardere automodellen en reizen het vaakst en het verst met het vliegtuig. Ze eten meer vlees dan mensen met een modaal of beneden modaal inkomen.
Hoger opgeleiden denken duurzaam, maar gedragen zich er minder naar
De relatie tussen opleiding en (niet-)duurzaam gedrag is iets minder sterk dan die voor inkomen, maar ook hier zien we: hoe hoger de opleiding, hoe meer CO2-uitstoot. Bij hoger opgeleiden zien we juist een sterkere relatie met duurzame opvattingen: ze zien het beduidend somberder in voor volgende generaties en ze praten beduidend vaker over klimaatverandering en wat ze daar zelf aan kunnen doen. Ook stemmen hoger opgeleiden vaker op duurzame partijen GroenLinks of de Partij voor de Dieren dan lager opgeleiden.
Desalniettemin stoten hoger opgeleiden – met name via de categorieën vervoer en voedsel – beduidend meer CO2 uit dan lager opgeleiden. Hoger opgeleiden vliegen vaker en verder, waar ze zich vaker schuldig over voelen en ze vinden vaker dat het Europese vliegticket in prijs mag worden verdubbeld. Maar ze betalen nauwelijks meer CO2-compensatie dan lager opgeleiden.
CO2-uitstoot (in punten, gemiddeld = 1000) naar geslacht en leeftijd
Jongeren kunnen veel duurzamer leven
Jongeren hebben zich de afgelopen maand flink geroerd op het klimaatfront. Scholieren organiseerden een klimaatstaking en demonstreerden in Den Haag en een nieuwe demonstratie is aanstaande. Jongeren maken zich meer dan gemiddeld zorgen om het klimaat. Met de stelling “Ik zie het somber in voor toekomstige generaties als ik denk aan het klimaat” is maar liefst 62 procent van de jongeren het eens. Nederlanders van 35 jaar of ouder zijn het daar minder vaak mee eens.
Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt ook de CO2-uitstoot toe. Dit hangt vooral samen met de apparaten die men verwerft als men ouder (en rijker) wordt, de auto die men zich op zeker moment kan veroorloven, de grotere woning en de daaraan gekoppelde (hogere) energierekening. Na het 50ste levensjaar neemt de CO2-uitstoot op het gebied van vervoer en voedsel weer af.
Jongeren kunnen hun eigen gedrag nog flink verduurzamen. Ze verbruiken boven gemiddeld veel op drie fronten: het vliegtuig, voedsel en de douche. Vooral de groep 25-34 jaar vliegt veel en ver, gevolgd door 18-24- en 35-49-jarigen. De jongsten (18-24-jarigen) eten het meest vlees en douchen het langst (10 minuten per keer). Langdouchers – met name jongeren – staan zolang onder de warme kraan omdat ze niet alleen hun lichaam of haar wassen, maar er staan te zingen, dagdromen, tandenpoetsen of hun gezicht, benen of lichaam scheren.
VVD-, CDA- en D66-kiezers meeste uitstoot; PvdD en GroenLinks-kiezers laagste uitstoot
Kiezers van rechtse partijen stoten meer CO2 uit dan kiezers van linkse partijen. De VVD-kiezer scoort de meeste CO2-punten (1132) en de PvdD- en GroenLinks-kiezer het minst (868 en 885). Opvallend is de positie van de D66-kiezer, een kiezer die over het algemeen duurzame opvattingen heeft, maar op de meeste fronten boven gemiddeld veel CO2-punten scoort. Het meest geldt dat voor zijn mobiliteit. Hij vliegt het vaakst en – op de VVD kiezer na – ook het verst. Ook qua autokilometers behoort de D66-kiezer tot de meest vervuilende.
Zorgen om het klimaat nemen toe, maar ook scepsis
Iets minder dan de helft van de Nederlanders (48%) vindt dat het kabinet-Rutte meer zou moeten doen om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan, een op vijf vindt dat het kabinet juist minder moet doen. Ook hier zien we een forse verandering ten opzichte van eerdere metingen: het aandeel dat vindt dat het kabinet meer moet doen, daalde van 66 naar 48 procent. Het aandeel dat vindt dat het kabinet juist minder zou moeten doen stijgt: van 7 procent eind 2015 naar 19 procent. Per saldo wil een meerderheid dus dat er meer gebeurt, maar de scepsis omtrent het klimaat neemt toe.
Ook bij duurzamer maken van de woning wacht men op de overheid
Ruim vier op de tien Nederlanders deden de afgelopen vijf jaar zelf iets om hun huis duurzamer te maken. Men liet zonnepanelen/zonneboilers plaatsen, dubbel of HR-glas, een andere verwarmingsketel, spouwmuren isoleren, vloerisolatie of het dak isoleren.
Bijna alle Nederlanders weten min of meer dat het kabinet heeft besloten dat Nederland van het gas af gaat. Zeven op de tien zouden graag informatie ontvangen over wat dat voor hun persoonlijke situatie betekent, vooral van gemeente of Rijk. Nog geen kwart van de Nederlanders zegt hier nu enige informatie over te hebben ontvangen.
Om echt in actie te komen wacht men echter ook op de overheid. Uit zichzelf gaat maar een heel klein deel over tot duurzame aanpassingen aan de woning. Met betrekking tot – bijvoorbeeld – het aanschaffen van een warmtepomp zegt 45 procent ‘Ik wacht af tot ik iets van de overheid hoor’, met betrekking tot zonnepanelen is dat 26 procent.
Kosten spelen hierbij een belangrijke rol. Uit een experiment met betrekking tot de warmtepomp, blijkt dat als de overheid 15 procent of 50 procent van de investering op zich neemt, respectievelijk 5 en 10 procent van plan is binnen een of twee jaar tot aanschaf van een warmtepomp over te gaan. Pas als de overheid alle kosten op zich neemt, zien we de aanschafintentie toenemen: naar 36 procent.