Het basisinkomen is een onvermijdelijk antwoord op een veranderende economie, aldus voorstanders. Dom, duur en onnodig, vinden tegenstanders. Het basisinkomen wordt steeds vaker genoemd als realistisch alternatief voor het sociale vangnet, maar de grote partijen in Nederland staan vooralsnog niet te springen om het in te voeren.
Onvoorwaardelijke uitkering
Met de term basisinkomen wordt over het algemeen verwezen naar een onvoorwaardelijke uitkering die door de overheid aan alle burgers wordt verstrekt. Het bedrag is hoog genoeg om eenvoudig van te kunnen leven, maar meer ook niet. De precieze hoogte loopt bij de verschillende experimenten uiteen, maar vaak wordt uitgegaan van een hoogte die vergelijkbaar is met die van de bijstandsuitkering. Anders dan bij de bijstand worden er verder geen regels of beperkingen aan verbonden. Men is dus vrij om het inkomen aan te vullen door middel van werk.
Een nieuw idee is het basisinkomen allerminst. Humanist Thomas More opperde begin zestiende eeuw al de mogelijkheid van een ‘minimuminkomen voor iedereen’. Zijn goede vriend en mede-humanist Johannes Ludovicus Vives (1492-1540) werkte dit plan uit; hij wordt beschouwd als de grondlegger van het basisinkomen. Hoewel het principe daarna nog verschillende voorvechters heeft gehad, onder wie de Engels-Amerikaanse filosoof en revolutionair Thomas Paine (1737 – 1809), is het nergens daadwerkelijk ingevoerd. Wel zijn er verscheidene experimenten geweest, onder meer in Canada en de Verenigde Staten.
Vóór: succesvolle experimenten
De voorstanders van invoering van het basisinkomen baseren zich vooral op de succesvolle experimenten die tot dusver zijn uitgevoerd. Een van de eerste experimenten met het basisinkomen vindt in de jaren zeventig plaats in het Canadese Dauphin. Tussen 1974 en 1979 loopt dit zogenaamde ‘Mincome’-experiment, waarbij zo’n duizend gezinnen een minimuminkomen ontvangen om te voorkomen dat ze onder de armoedegrens terechtkomen. Aanvankelijk is het de bedoeling dat Mincome wordt uitgebreid naar een grotere schaal, maar de nieuwe conservatieve regering maakt in 1979 abrupt een einde aan het experiment. Reden: het is te duur. Zelfs voor een analyse van de beschikbare resultaten wordt geen geld vrijgemaakt.
Evelyn Forget, professor aan de universiteit van Manitoba, krijgt in 2009 alsnog toegang tot de onderzoeksresultaten. Die blijken bijzonder positief te zijn. Vooraf was men bang dat deelnemers zouden stoppen met werken en dat ze hun inkomen zo veel mogelijk zouden vergroten door veel kinderen te krijgen. Die vrees blijkt onterecht, sterker nog: het tegenovergestelde gebeurt. Het geboortecijfer daalt, jongeren trouwen later en hun schoolprestaties verbeteren aanzienlijk. Studenten die tijdens Mincome studeren, halen betere cijfers en studeren sneller af. Daarbij is de daling van het aantal arbeidsuren met 13% lager dan werd verwacht. Deze komt vooral op rekening van vrouwen die langer met zwangerschapsverlof gaan en jongeren die langer studeren. En misschien nog wel belangrijker: kostwinners werken nauwelijks minder.
Misschien wel de meest opvallende uitkomst van Mincome: het aantal ziekenhuisopnames neemt af met liefst 8,5%. Volgens Rutger Bregman, journalist van De Correspondent en auteur van het boek ‘Gratis geld voor iedereen’, zou dit in Nederland een besparing van minstens 7 miljard euro per jaar opleveren. Behalve de ziekenhuisopnames dalen ook het aantal gevallen van huiselijk geweld en het aantal gemelde psychische problemen. Forget stelt dat het basisinkomen de stad gezonder heeft gemaakt en dat de positieve effecten (zowel financieel als medisch) doorwerken in latere generaties.
Ook een eerder Amerikaans experiment, verspreid over de staten Denver, Indiana, North Carolina, Pennsylvania en Seattle, levert bemoedigende resultaten op. De belangrijkste vragen van de onderzoekers waren:
- Gaan mensen veel minder werken?
- Wordt het programma hierdoor onbetaalbaar?
- Is het hiermee ook politiek onhaalbaar?
En de antwoorden: nee, nee en ja.
De uitkomsten in de Verenigde Staten zijn vergelijkbaar met die van Mincome. De schoolprestaties verbeteren, de uitval neemt af. Ook qua gezondheid gaan de proefpersonen erop vooruit: het aantal ziekenhuisopnames neemt af en baby’s blijken bij geboorte zwaarder. Wel is er een daling in het aantal arbeidsuren, maar deze is met 9% te overzien. De extra tijd wordt voor een groot deel ingevuld met zinvolle activiteiten als werk in het huishouden en zoeken naar beter werk, zo stelt het onderzoeksrapport van het experiment in Seattle.
Ondanks de positieve uitkomsten komt een wetsvoorstel om het basisinkomen in te voeren niet door de senaat. Niet alleen vinden vooral republikeinen de plannen te kostbaar, men maakt zich ook zorgen over een al te onafhankelijke positie van de vrouw. Het aantal echtscheidingen in Seattle zou namelijk met 50% zijn gestegen. De plannen sneuvelen en het basisinkomen verdwijnt weer in de koelkast. Twintig jaar later blijkt dat er een foutje is gemaakt met de statistieken: het aantal echtscheidingen was niet hoger dan anders.
Vóór: positieve gedragseffecten
Bart Nooteboom, emeritus hoogleraar innovatiebeleid aan de Universiteit van Tilburg, is voorstander van het basisinkomen. Hij wijst op de positieve gedragseffecten die het invoeren van het basisinkomen met zich meebrengt. Zo kan het minimumloon worden afgeschaft, waardoor mensen bereid zullen zijn een relatief laag loon te accepteren. Hierdoor worden allerlei vormen van werk en sociale activiteiten die nu blijven liggen, bijvoorbeeld in de zorg, betaalbaar.
Bovendien worden mensen in een uitkering niet langer ontmoedigd om betaald werk te doen, zoals nu het geval is, en ontstaat er dankzij het basisinkomen een gezonde basis voor ondernemerschap. De risico’s zijn immers kleiner en de drempel om een baan op te geven, is lager. Nieuw ondernemerschap, aldus Nooteboom, levert weer nieuwe economische activiteiten en werkgelegenheid op.
Vóór: het risico van robotisering
En dan is er nog de robotisering, die er volgens veel economen voor gaat zorgen dat vele banen zullen verdwijnen. Federico Pistono, computerwetenschapper en auteur van het boek ‘Robots Will Steal Your Job, But It’s OK’, pleit om die reden in New Scientist voor het grootschalig experimenteren met het basisinkomen. Hij vraagt zich af hoe de miljoenen taxichauffeurs en telemarketeers – om maar twee bedreigde beroepsgroepen te noemen – zich zullen handhaven in het nieuwe arbeidslandschap. Pistono noemt het onvoorwaardelijk basisinkomen een zeer interessant idee, dat verder gaat dan de populaire opvatting ‘de markt regelt het zelf wel’.
Ook Erik Brynjolfsson, verbonden aan het MIT Center for Digital Business, wijst op het gevaar van automatisering. Kwamen voorheen nog vooral fysiek inspannende werkzaamheden in het gedrang door mechanisering, dankzij steeds slimmere robots en algoritmes komen ook meer en meer middenklassebanen in de verdrukking, waarschuwt hij. Accountants, beurshandelaren, advocaten en ingenieurs: ze zullen op termijn moeten uitkijken naar ander werk.
Tegen: geen taak van de overheid
Een belangrijke tegenstander van het basisinkomen is premier Mark Rutte. Hij laat eind 2014 al weten niets te zien in een basisinkomen, vooral omdat het verzorgen van inkomens volgens hem geen taak van de overheid is. Daarnaast wijst de premier erop dat er altijd de noodzakelijkheid blijft bestaan om betaald werk aan te houden, simpelweg omdat het basisinkomen niet hoog genoeg zal zijn om van rond te komen.
Als VVD’er ziet Rutte weinig in het verhogen van de belastingen om een basisinkomen mogelijk te maken:
“We hebben al een progressief belastingsysteem, waardoor rijken meer betalen. Bovendien kom je, in vergelijking met andere Europese landen, al vrij snel in het hoogste belastingtarief. En ik vind dat je er best wat van over mag houden als je harder gaat werken of een bedrijf begint.”
Tegen: te hoge kosten
Michiel Dijkstra, bedrijfseconoom en journalist van Elsevier, is fel tegenstander van het basisinkomen, volgens hem een elegant, maar ‘heel dom en heel duur’ idee. Vooral de financiering is een probleem. De kosten voor een basisinkomen van 760 euro per maand komen, volgens berekeningen van onderzoeks- en adviesbureau Ecorys, uiteindelijk op zo’n 34 miljard euro uit:
Ook het CPB (Centraal Planbureau) heeft een berekening gemaakt van de kosten die een basisinkomen met zich meebrengt. Hierbij wordt uitgegaan van een basisinkomen van 1100 euro per maand (het bestaansminimum) en een vlaktaks (een vorm van inkomstenbelasting waarbij iedereen, ongeacht de hoogte van zijn inkomen, een even hoog percentage belasting betaalt,red.) van 53,5%. Het CPB komt, wanneer de kosten en baten worden verrekend, net iets hoger uit dan Ecorys, namelijk op 38 miljard euro.
Dijkstra vreest dat het benodigde budget wordt vrijgemaakt door middel van herverdeling, oftewel: nog hogere belastingen voor de hogere inkomens. Maar er zijn volgens hem meer redenen waarom het basisinkomen een slecht idee is voor de economie. In dit kader haalt Dijkstra Bas Jacobs aan, hoogleraar openbare financiën aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze stelt dat het basisinkomen veruit de minst doelmatige manier van herverdelen is, omdat het geld wordt herverdeeld onder iedereen, dus ook de mensen die het totaal niet nodig hebben – denk hierbij bijvoorbeeld aan de niet-werkende partner van een tandarts of advocaat. Jacobs stelt dat de hogere belastingen die zo’n maatregel vereist, zeer verstorend werken voor de economie. Zo draait het op papier eenvoudige en elegante plan van het basisinkomen uit op niets minder dan een economische ramp.
Een ander probleem, aldus Dijkstra, is dat er minder geïnvesteerd zal worden in opleiding. Hij baseert zich op uitspraken van hoogleraar arbeidseconomie Pieter Gautier van de Vrije Universiteit van Amsterdam. Gautier:
“Als iedereen een basisinkomen zou krijgen waar je van kunt leven, zijn de prikkels om in een opleiding te investeren veel geringer.”
Tegen: principiële bezwaren
Behalve economische zijn er ook principiële bezwaren tegen een – voor iedereen gelijk – basisinkomen. Zo stelt de Belgische econoom Andreas Tirez dat een dergelijk initiatief in wezen verre van eerlijk is, aangezien iedereen precies evenveel krijgt, ongeacht zijn situatie.
“Dat lijkt zeer rechtvaardig, maar dat is het volgens mij niet. Ga je een gezonde volwassene evenveel geven als iemand die zijn hele leven in een rolstoel moet zitten? De kosten die de twee moeten maken om min of meer dezelfde levensstandaard te kunnen bereiken, verschillen grondig. Rechtvaardig is inderdaad om gelijke gevallen gelijk te behandelen, maar ook om ongelijke gevallen ongelijk te behandelen. Het is volgens mij dan ook in essentie onrechtvaardig om individuen die duidelijk meer nodig hebben om dezelfde levensstandaard te bereiken, evenveel te geven.”
Nederlandse experimenten
Verschillende Nederlandse gemeenten hebben al aangegeven te willen experimenteren met het basisinkomen of varianten hiervan: volgens het Financieele Dagblad hebben 47 gemeenten belangstelling getoond. Utrecht is vooralsnog het meest concreet en wil in 2016 starten met een experiment, in samenwerking met de Universiteit Utrecht. De opzet moet nog worden uitgewerkt, maar in elk geval wordt er getest met vijf groepen van bijstandsgerechtigden, die elk met verschillende gradaties van regels en vrijheden te maken krijgen. Iedere groep zal bestaan uit minimaal vijftig deelnemers.
Ook Tilburg heeft concrete plannen voor een experiment met het basisinkomen, dat zich net als in Utrecht richt op mensen in de bijstand. Het algehele basisinkomen is op dit moment nog een brug te ver, zo verwacht ondernemer Ralf Embrechts, die een denktank heeft geformeerd om het plan vorm te geven. Daarom wil men in Tilburg eerst testen met onvoorwaardelijke bijstand: mensen die al in de bijstand zitten, kunnen dan zonder verdere voorwaarden, zoals sollicitatieplicht of het verbod op bijverdiensten, beschikken over het maandbedrag. Het is nog niet zeker of het Tilburgse ‘vertrouwensexperiment’ doorgang zal vinden.
Behalve Utrecht en Tilburg hebben ook Wageningen en Groningen vergevorderde plannen voor een proef met het basisinkomen. Bij de Vereniging Basisinkomen is men verheugd over het enthousiasme van de gemeenten. Voorzitter Ad Planken:
“Er zijn bij ons veel vraagtekens over de grootte van de experimenten en hoe lang deze gaan duren. We hopen dat er wel wetenschappelijke resultaten uit voortkomen. We zien het in ieder geval als positief dat er nu bij gemeenten gesproken wordt over het basisinkomen. Wij staan voor een uiteindelijk volwaardig basisinkomen voor iedereen, individueel, zonder verplichte tegenprestaties en toetsen, en hoog genoeg om ook zonder andere inkomsten te kunnen voorzien in eigen materiële en immateriële basisbehoeften.”
Serieus onderzoek nodig voor goede afweging
De discussie zit al met al behoorlijk op slot. Voorstanders van een basisinkomen wijzen op de succesvolle experimenten in Canada en de VS, waar zowel op het gebied van gezondheid als schoolprestaties mooie resultaten zijn behaald. Tegenstanders voeren vooral de onbetaalbaarheid van de maatregel aan en hekelen de draconische belastingmaatregelen die volgens hen nodig zijn om het basisinkomen te financieren. Om tot een definitieve afweging te komen, zal er meer onderzoek gedaan moeten worden – het liefst met experimenten op grote schaal. De plannen die in verschillende Nederlandse gemeenten klaarliggen, zijn alvast een stap in die richting.
Martijn van Lith, MA
Patrick van Gelder, MSc