De woningnood en massale nieuwbouw zijn prominente thema’s in de verkiezingen van 2025. Partijen verschillen sterk in hun visie op duurzaamheid, milieu-impact en innovatie in de bouw. De belangrijkste positieve en negatieve effecten van grote woningbouwproducties zijn direct te koppelen aan de programma’s en prioriteiten van de verschillende partijen, net als de effecten van het eventuele afschaffen van de hypotheekrente aftrek.
Bijna alle partijen pleiten voor meer betaalbare woningen. Maar of die duurzaam worden gebouwd verschilt sterk. Links wil circulair, biobased, natuurinclusief bouwen met een hoge energie-efficiëntie. Voor nieuwbouw gelden steeds strengere milieustandaarden (Zero Emission Building, Passivhaus), terwijl bestaande woningen versneld verduurzaamd moeten worden via grootschalige renovatie en isolatie. Woonconcepten zoals groenblauwe daken, lage energievraag, modulair en prefab bouwen en het stimuleren van energieneutrale wijken staan centraal in veel partijprogramma’s. En er zijn nationale doelstellingen geformuleerd om energiearmoede uit te bannen en een renovatiefonds voor verduurzaming beschikbaar te stellen.
Rechtse partijen willen vooral zo veel en zo goedkoop mogelijk bouwen, zelfs als dat ten kosten van de natuur gaat.
Positieve en negatieve effecten van grootschalige woningbouw
Nieuwbouw kan leiden tot meer betaalbare woningen, stedelijke vernieuwing en innovatieve, duurzame concepten. Tegelijkertijd brengt het hoge CO₂-uitstoot, materiaalverbruik, verlies van groene ruimte, biodiversiteit en lokale milieuproblemen met zich mee, vooral als duurzaamheid en circulariteit in de uitvoering tekortschieten. Vernieuwende strategieën zoals prefab-bouw, biobased materialen, circulair ontwerp en kleinere woningen zijn cruciaal voor CO₂-reductie en lagere milieu-impact.
De Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur (Rli) adviseert snellere stappen naar klimaatneutrale bouw met minder en slimmere materialen, prefab-productiemethoden en actieve sturing op circulaire principes. Het geheel van regelgeving en investeringen bepaalt of grootschalige nieuwbouw werkelijk duurzaam en betaalbaar verloopt.
Standpunten en effecten per partij
GroenLinks/PvdA verbindt versnelde woningbouw met sociale rechtvaardigheid en hoge eisen aan duurzaamheid. De partij wil grootschalige renovatie en sloop/nieuwbouw koppelen aan energetische verbetering, biodiversiteit, hittestressbestrijding, en topkwaliteit van bouw en architectuur. Negatieve effecten zoals natuurverlies, materiaaluitputting en CO₂-uitstoot worden in hun plannen gemitigeerd door circulair bouwen, biobased materialen en groene wijken te verplichten.
De VVD kiest vooral voor opschaling en snellere procedures, ook in het groen aan de randen van steden. Innovatie zoals industrieel bouwen krijgt aandacht, maar duurzaamheidseisen mogen de bouwproductie niet remmen. De partij erkent materiaal- en CO₂-problemen en steunt landelijke normen, maar plaatst betaalbaarheid en bouwsnelheid toch boven ecologische optimalisatie.
De BBB pleit voor vereenvoudiging van regels en wil snellere bouw mogelijk maken, ook voor kleine kernen en regionale maatwerk. BBB erkent recycling en herbestemming als groene kansen, maar wil bestaande duurzaamheidseisen de komende jaren voorlopig niet verder aanscherpen, waardoor negatieve effecten niet sterk worden gecorrigeerd.
D66 streeft naar integratie van woningbouw, duurzaamheid en infrastructuur. Hun programma verplicht innovatief en biobased bouwen, grootschalige prefab-productie en circulaire renovaties. Negatieve milieueffecten worden gereduceerd door centrale regie, landelijke bouwstandaarden en investeringen in energie-infrastructuur, natuur en klimaatadaptatie.
CDA, SP, CU en Volt leggen een sterke nadruk op sociale inclusie en betaalbaarheid, gecombineerd met lokale en landelijke regie op duurzaamheid. Zij willen meer circulair en klimaatbestendig bouwen, met aandacht voor hittestress, groen in wijken en vermindering van CO₂-uitstoot en stikstof.
PVV, FvD en JA21 willen bouwen versnellen door regeldruk rond duurzaamheid, milieu en stikstof te stoppen. Deze aanpak vergroot het risico op negatieve milieu- en klimaateffecten: meer natuurverlies, hogere emissies en minder biodiversiteit, terwijl innovaties als biobased, circulair of prefab nauwelijks gestimuleerd worden.
Hypotheekrente aftrek en duurzaamheid
De hypotheekrenteaftrek wordt door sommige partijen (GroenLinks-PvdA en SP) versneld afgebouwd, vooral voor duurdere huizen, omdat ze menen dat de aftrek bijdraagt aan prijsopdrijving en niet bijdraagt aan duurzaam wonen. Andere partijen (VVD, NSC) willen de aftrek juist behouden als stabilisator voor de huizenmarkt.
Banken en hypotheekverstrekkers geven in 2025 steeds vaker een duurzaamheidskorting op de hypotheekrente: eigenaars van energiezuinige huizen (label A of hoger) krijgen tot 0,15% lagere rente. Dit geldt ook na verduurzaming binnen de looptijd van een hypotheek. Dit zijn prikkels naast de fiscale aftrek, die verduurzaming direct aantrekkelijker maken.
Er zijn flexibele leenregelingen (energiebespaarbudget) zodat kopers extra kunnen lenen (tot 106% van de woningwaarde) voor energiebesparende maatregelen. Dit stimuleert verduurzaming direct bij aankoop of oversluiten.
Subsidies (ISDE) maken het goedkoper om duurzame aanpassingen te doen (isolatie, warmtepomp, zonneboiler), waardoor de stap naar duurzaam wonen en lenen verder wordt verkleind.
De aanpak van de woningnood en de kwaliteit van duurzaamheid zijn in 2025 sterk afhankelijk van politieke keuzes. Partijen met sociale en groene ambities proberen negatieve effecten (CO₂, natuurverlies, materiaalgebruik) actief te reduceren en koppelen bouwproductie aan kwaliteit van leven, gezondheid en biodiversiteit. Liberale en conservatieve partijen willen vooral snel, veel en betaalbaar bouwen en maken duurzaamheid vaak ondergeschikt in verhouding tot andere belangen. Innovatie en praktische inzet van prefab en biobased concepten zijn voor élke partij nodig om negatieve milieueffecten te beperken en het bouwtempo te verhogen.
De hypotheekrenteaftrek zelf blijft traditioneel en stimulans voor eigen woningbezit, maar speelt slechts indirect een rol: vooral via politieke discussie over afbouw t.b.v. prijsstabiliteit en rechtvaardigheid, niet als duurzaamsheidsinstrument. Het verdwijnen van de hypotheekrente aftrek leidt mogelijk tot minder vraag naar koopwoningen, en juist (nog) meer vraag naar huur. Met een nog grotere druk op de bouwkosten zouden klimaat, duurzaamheid en milieu daar mogelijk de prijs voor gaan betalen.
Meer over duurzaamheid, klimaat en milieu in de verkiezingsprogramma’s lees je hier.
Blijf op de hoogte met de nieuwsbrief. Meld je hier aan.
( Je kunt ons ook steunen door lid te worden of te doneren )