De circulaire economie bestaat nog niet. We hebben nog geen economie waarbij de waarde van materialen wordt gemaximaliseerd en grondstoffenkringlopen worden gesloten. We gebruiken nog steeds meer materialen en grondstoffen dan de aarde kan reproduceren. Wat wel bestaat, en gelukkig ook in toenemende mate, zijn bedrijven die proberen grondstoffenkringlopen te sluiten door middel van de inrichting van hun business model: circulaire business modellen.
Deze ondernemers zien kansen in het sluiten van materiaalkringlopen. Maar verschuivingen van risico’s en nieuwe risico’s, zoals markt-, keten- en financieringsrisico’s, verhinderen een snelle opmars van circulaire business modellen. Dat blijkt ook uit het onderzoek naar business modellen in de circulaire economie. Hoe komen we van prutsen naar poetsen? Een van de antwoorden: circulaire risico’s afdekken of oplossen.
Het verminderen van risico’s als reden om circulair te ondernemen
Een van de veelgehoorde argumenten om over te gaan naar een circulaire economie is het afdekken van het risico van grondstofafhankelijkheid. Daarbij gaat het enerzijds om het verminderen van de effecten van prijsfluctuaties die de laatste jaren groot zijn. Anderzijds gaat het ook om een vermindering van de afhankelijkheid van veelal fossiele grondstoffen, die zowel door nieuwe regelgeving als door uitputting, als een lange termijn-risico kunnen worden gezien. Dit geldt in het groot voor olie- en gasbedrijven, en in het klein voor de energie- en grondstofhuishouding voor nagenoeg alle bedrijven. Die lange termijn risico’s kunnen zich uiteindelijk materialiseren in ‘stranded assets’: Bedrijven die als dinosaurussen blijven vastzitten in het fossiele productietijdperk.
…maar nieuwe risico’s komen terug
Het oplossen van dit fossiele risico en het trachten te sluiten van materiaalkringlopen levert ook nieuwe risico’s op. (Zoals giftig afval van elektronica dat in speelgoed terecht komt – red.) Dat zijn deels generieke risico’s, die altijd gelden voor nieuwe, innovatieve oplossingen. Dat gaat wel eens mis. Maar circulaire business modellen kennen ook circulaire risico’s. We onderscheiden er hier drie: een marktrisico, een ketenrisico en een financieringsrisico.
Het eerste risico is het marktrisico. Veel business modellen in de circulaire economie vragen om het creëren van nieuwe markten voor materiaalstromen. In het beginstadium gaat dat vaak om een beperkt aantal aanbieders en vragers; in veel gevallen is er sprake van slechts twee partijen. Denk daarbij aan een fabriek die restwarmte heeft en een ander bedrijf dat die warmte kan gebruiken. Of agrarische reststromen die kunnen worden hergebruikt voor verpakkingsmaterialen of bioplastics.
Die beperkte omvang van de markt leidt ertoe dat vragers en aanbieders in sterke mate van elkaar afhankelijk zijn. Ook leidt dit ertoe, en dat zien we vaak, dat de markt niet voldoende schaal krijgt om een winstgevend verdienmodel te realiseren. Dit marktrisico zorgt er vaak voor dat circulair ondernemen strandt.
Het tweede risico is het ketenrisico. Dat gaat verder dan het marktrisico, want het gaat niet alleen om handelen met partijen in de keten, maar intensief samenwerken tussen bedrijven waarbij de kern van ieders verdienmodel met elkaar verweven raakt. Bedrijven die samen investeren om materiaalstromen te kunnen gebruiken is hiervan een voorbeeld. Ook zijn er bedrijven die speciaal voor een ander bedrijf een deel van de circulaire keten managen, zoals het opknappen van producten of retourlogistiek verzorgen. Zij zijn compleet afhankelijk van vaak andere, grotere spelers.
Het laatste risico is het financieringsrisico. Dit komt enerzijds voort uit de alternatieve verdienmodellen in de circulaire economie, anderzijds heeft het te maken met de verantwoordelijkheid die producenten hebben of voelen met betrekking tot de gebruikte materialen. Een van de belangrijkste verdienmodellen die de circulaire economie een stap verder helpen zijn product-als-dienst modellen. In plaat van een wasmachine, bed, keuken of koelkast te verkopen blijft de producent eigenaar van het product. De consument neemt diensten af, in de zin van wasbeurten, slaapnachten, gebruik van de keuken of koelkast. Voor de producent betekent dit meer risico op de balans en in de cashflow. Er is meer werkkapitaal nodig om de grotere voorraad (die voor een deel bij klanten staat) te financieren en de cashflow verandert. In plaats van inkomsten bij verkoop bestaat de cashflow nu uit inkomsten voor de dienstverlening. Dit betekent dat het terugverdienen van de investering langer gaat duren.
Poetsen aan oplossingen
Risico’s maken het lastiger te komen tot circulaire business modellen. Dat laat het onderzoek ook zien. Maar wat het onderzoek ook laat zien is dat er genoeg oplossingen voorhanden zijn.
Als het gaat om het marktrisico, dan zijn er ook goede voorbeelden van hoe markten kunnen ontstaan. De dakbedekkingsrecyclaar die er zelf in slaagt met partijen afspraken te maken over het aanleveren van reststromen. Of met behulp van overheidssubsidie, waardoor glasinzameling op grote schaal een markt voor het recyclen van vlakglas doet ontstaan. Een ander voorbeeld is dat het vaststellen van standaarden voor samenstelling en ontwerp van producten ervoor zorgt dat de schaal voor de markt groot genoeg wordt en er meerdere aanbieders en vragers ontstaan.
Het ketenrisico is wellicht lastiger op te lossen. Als het gaat om samen investeren, moeten ook afspraken worden gemaakt over winst en verlies: wie neemt het risico bij de investering en zijn de afspraken ook zo duidelijk dat een financier durft in te stappen. Bij de ketenafhankelijkheid van kleine spelers ten opzichte van grotere spelers is er geen eenvoudige oplossing. Hopelijk ontstaan er meerdere circulaire stromen, waardoor kleine bedrijven kunnen differentiëren en diversifiëren.
Als laatste het cashflow- en balansrisico. Het begin van een oplossing is in gesprek te gaan met financiers. En afhankelijk van het risico en de groeifase van de onderneming zijn dat partijen die eigen vermogen inbrengen of (bank-)leningen. Partijen die gewend zijn aan lineaire modellen zullen moeten worden meegenomen in de opbrengsten van circulair ondernemen. En dan moeten ze ook de niet-financiële opbrengst in de vorm van verduurzaming waarderen. Ook zullen ze samen met de ondernemer moeten ontdekken hoe je komt van het financieren op onderpand naar het financieren op andere zekerheden, zoals cashflows en restwaarden.
Al dat ontdekken begint bij prutsen. En eindigt met poetsen.
Hans Stegeman
Hans Stegeman (Triodos Bank en promovendus Radboud Universiteit) heeft samen met Niels Faber (onderzoeker Radboud Universiteit en docent Hanzehogeschool Groningen) en Ivo Kothman (onderzoeker Radboud Universiteit) onder leiding van Jan Jonker (hoogleraar Duurzaam Ondernemen, Radboud Universiteit) in 2016-2017 een onderzoek uitgevoerd naar de stand van het land rond de Circulaire Economie en Business Modellen in het bijzonder. In mei vindt een landelijk slotcongres van dat onderzoek plaats. Aanmelden kan hier.