De energie van de toekomst zal steeds meer elektriciteit zijn. Die willen we zo schoon mogelijk produceren. Om die transitie efficiënt en stabiel te laten verlopen is ook steeds meer opslagcapaciteit nodig. Ook waterstof gaat daarom een grotere rol spelen. De Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur RLi onderzocht wat er voor nodig is om de waterstoftransitie te laten slagen en publiceerde daarover een uitgebreid rapport.
Waarom is stimuleren van waterstof belangrijk:
- Waterstof is samen met hernieuwbare elektriciteit nodig om de klimaatdoelen van Parijs te halen
- Waterstof is relatief snel, makkelijk en goedkoop in grotere hoeveelheden op te slaan en te transporteren
- Er kan gebruik worden gemaakt van bestaande infrastructuur
- Er moet een functionerende markt voor waterstof komen
Waterstof vormt een cruciale schakel in de toekomstige klimaatneutrale energie- en grondstoffenvoorziening. Maar de waterstofmarkt die hiervoor nodig is ontstaat niet vanzelf, daar is een actieve inzet van de overheid voor nodig gericht op het creëren van de vraag naar waterstof. De overheidsinzet bestaat uit het doen van investeringen in de infrastructuur maar ook bijvoorbeeld uit het werken aan het maatschappelijk draagvlak.
In het klimaatakkoord van Parijs hebben 197 landen afgesproken dat de CO2-uitstoot in 2050 zal zijn teruggebracht met 95% ten opzichte van 1990, met als tussenstap een reductie van 49% in 2030. De Europese Commissie heeft het CO2-reductiedoel voor 2030 in september 2020 verder aangescherpt naar 55%. Om deze klimaatdoelen te halen is een transitie nodig naar een ‘klimaatneutraal’ energie- en grondstoffensysteem, dat volledig anders is ingericht dan we gewend zijn.
In het toekomstige klimaatneutrale energiesysteem zal elektriciteit een groter aandeel hebben dan nu. Bovendien zal die elektriciteit veel meer dan nu duurzaam worden opgewekt, door middel van onder meer zonnepanelen en windmolens. Op dit moment bestaat ongeveer 20% van de verbruikte energie in Nederland (zowel huishoudens als industrie) uit elektriciteit, met elektronen als energiedrager. Deze elektronen worden op dit moment nog voor het overgrote deel geproduceerd uit aardgas en kolen. De andere 80% van de verbruikte energie komt volledig voort uit directe aanwending van aardgas, aardolie of kolen, waar de moleculen de energiedragers zijn.
Energiedragers in de vorm van moleculen blijven ook in een klimaatneutraal systeem nodig. De reden hiervan is dat moleculen, in tegenstelling tot elektronen, goedkoper en in grotere hoeveelheden zijn op te slaan en te transporteren. Ook in vergelijking met alternatieve energievormen zoals restwarmte en aardwarmte zijn moleculaire energiedragers efficiënter hanteerbaar. Moleculen zullen daarnaast nodig blijven als grondstof voor de vervaardiging van allerhande basismaterialen, zoals plastics en staal. De benodigde hoeveelheid moleculen zal kleiner zijn dan nu het geval is, maar nog steeds aanzienlijk.
De opgave waar de landen die zich aan het klimaatakkoord hebben verbonden voor staan, bestaat zodoende voor een belangrijk deel uit een zoektocht naar klimaatneutrale moleculen. Hierbij valt te denken aan biomassa, groene gassen, biogassen en fossiele gassen waarvan de CO2 is afgevangen. Ook waterstof maakt deel uit van dit spectrum van potentiële oplossingen.
De raad heeft zes aanbevelingen opgesteld met maatregelen die de rijksoverheid de komende tijd concreet moet nemen. De aanbevelingen worden hieronder samengevat weergegeven.
1. Investeer op korte termijn in de totstandkoming van een hoofdtransportnet voor waterstof met import- en exportmogelijkheden
Een voorwaarde voor het ontstaan van een waterstofmarkt is de aanwezigheid van opslagfaciliteiten, import- en exportfaciliteiten en een transportnetwerk dat deze faciliteiten verbindt met de industriële clusters. Zo’n landelijk dekkend waterstof transportnetwerk met import- en exportmogelijkheden komt niet tot stand zonder overheidsinzet. Gezien de aanwezigheid van
een aardgasnetwerk dat kan worden benut voor waterstoftransport, zijn de kosten om een waterstof transportnetwerk tot stand te brengen relatief laag en zullen de benodigde overheidsinvesteringen dus beperkt zijn.
2. Geef veiligheid en ook maatschappelijk draagvlak een explicietere rol in het beleid
De veiligheid van nieuwe waterstoftechnologie moet vooraf zorgvuldig en uitgebreid worden onderzocht. De overheid dient hiervoor budget vrij te maken. Veiligheid kan dan worden meegenomen voor toepassingen van waterstoftechnologie voordat die grootschalig op de markt komen. Dit is een cruciale randvoorwaarde voor de inzet van waterstof in diverse toepassingen in het publieke domein.
Daarnaast dient de overheid actief aandacht te besteden aan het maat- schappelijk draagvlak voor waterstof. Het gaat dan in de eerste plaats om duidelijke communicatie over de noodzaak van het gebruik van waterstof en dialoog over de veiligheidsrisico’s die daaraan verbonden zijn. Lokale initiatieven op het gebied van waterstof kunnen hieraan bijdragen. Daarnaast verdient de betaalbaarheid van waterstof aandacht in het beleid. Compensatie voor burgers of bedrijven die na de transitie meer moeten gaan betalen voor hun energievoorziening kan worden overwogen.
3. Stimuleer het ontstaan van vraag naar klimaatneutrale waterstof
De overheid moet ervoor zorgen dat klimaatneutrale waterstof kan concurreren met niet-duurzame alternatieven. Alleen dan ontstaat een water- stofvraag die past in het eindbeeld voor de verschillende sectoren van de Nederlandse economie. Het creëren van de vraag kan in theorie het beste door CO2-uitstoot te beprijzen. De consequentie is dat het prijsniveau stijgt en de klimaatneutrale alternatieven concurrerender worden. In het advies Naar een duurzame economie bepleit de raad bovendien een omgekeerde bewijslast als het gaat om het concurrentienadeel en CO2-weglekeffecten als gevolg van dergelijke heffingen als zij alleen in Nederland zouden gelden.
Als het gaat om klimaatneutrale waterstof zou op dit moment een CO2-prijs van ver boven de honderd euro per ton nodig zijn om de concurrentie aan te kunnen. De speelveldtoets geeft aan dat de marges in de industrie smal zijn, de opties tot verduurzamen nog beperkt, en de kans op CO2-weglek aanzienlijk. Daarom is het van belang dat beprijzen van CO2-uitstoot in EU-verband gebeurt. Hierin voorziet het EU-plan voor een importtaks op producten van buiten de EU op basis van de CO2-voetafdruk. Nederland moet zich in Brussel sterk maken voor dit carbon border adjustment mechanism. Ook moet Nederland aandringen op een verdere aanscherping van het Europese CO2-emissiehandelssysteem, zodat de prijs die de industrie moet betalen voor haar CO2-uitstoot verder omhoog gaat.
De internationale concurrentiepositie van de energie-intensieve industrie in Nederland laat op dit moment niet de nationale verhoging van de CO2-prijs toe die nodig zou zijn om de klimaatneutrale waterstof concurrerend te maken. Besluitvorming op EU-niveau duurt lang en is niet zeker. Het creëren van vraag naar waterstof en een waterstofmarkt moet dus op korte termijn met andere instrumenten worden gerealiseerd.
Op nationaal niveau kan de overheid waterstof concurrerend maken met een specifieke maatregelen per sector. In de luchtvaart, scheepvaart en de gebouwde omgeving zal een fysieke of administratieve bijmengverplichting voor leveranciers van fossiele brandstoffen het effectiefst zijn. In andere sectoren zal fiscale stimulering of een verplichting van het gebruik van klimaatneutrale waterstof beter werken.
Op langere termijn is de verwachting dat de stijgende ETS-prijs in combi- natie met de dalende kostprijs van klimaatneutrale waterstof voldoende stimulans biedt om klimaatneutrale waterstof concurrerend te maken. Genoemde instrumenten hebben daarom een tijdelijk karakter. Het gaat hier om keuzes tot 2030. Na 2030 zal de inzet van instrumenten herijkt moeten worden.
4. Sluit bij de ontwikkeling van een waterstofmarkt geen vormen van waterstofproductie uit
De productie van ‘blauwe’ waterstof, gemaakt uit aardgas en industriële restgassen met afvang en opslag van CO2, zal een belangrijke overgangs- technologie vormen voor de komende vijftien tot twintig jaar. Blauwe water- stofcapaciteit draagt daarnaast bij aan de voorzieningszekerheid, ook op langere termijn als er meer en goedkopere groene waterstof (geproduceerd door middel van elektrolyse) beschikbaar komt. Ook import van waterstof zal een rol gaan spelen, maar volledige afhankelijkheid van waterstof die buiten de EU wordt geproduceerd is onwenselijk, vanwege het belang van voorzieningszekerheid.
5. Bied financiële ondersteuning aan (productie) technologieën die het ontstaan van een Nederlandse markt voor klimaatneutrale waterstoftechnologie bevorderen
Diverse technologieën op het gebied van waterstof kunnen bijdragen aan het ontstaan van een Nederlandse klimaatneutrale waterstofmarkt: gecombineerde afvang en opslag van CO2, gecombineerde energieopwekking en waterstofproductie uit wind-op-zee, waterstofopslag in zoutcavernes en de productie van brandstoffen op basis van waterstof. De overheid zou de (verdere) ontwikkeling van dit soort technologieën financieel moeten ondersteunen. Dit is mogelijk door middel van bijvoorbeeld contracts-for-difference, waarbij fabrikanten van producten die met deze relatief dure technologieën zijn gemaakt, het prijsverschil van de overheid terugkrijgen.
6. Zet actief in op samenwerking in EU-verband en met buurlanden en ontwikkel een sterkere internationale oriëntatie
Als het gaat om het verwerven van een waardevolle positie op de water- stofmarkt heeft Nederland in vergelijking met andere landen het voordeel dat het op dit moment al een internationaal energieknooppunt is. Om dit voordeel optimaal te benutten en bij te dragen aan de verduurzaming van Europa, is actieve inzet nodig op Europese samenwerking. Vooral de samenwerking met Duitsland en België, met landen rond de Noordzee of in Pentalateraal verband4 zou verder moeten worden geïntensiveerd om te komen tot een gecoördineerde uitrol van de waterstofmarkt en een grote mate van voorzieningszekerheid.
Samenvattend beeld
De groeikansen van waterstof worden op dit ogenblik nog belemmerd door vormen van marktfalen. De overheid staan diverse beleidsinstrumenten ter beschikking om dit te corrigeren. Om te beginnen zal de overheid fossiele brandstoffen en grondstoffen duurder moeten maken, bijvoorbeeld met een CO2-prijs en/of met wettelijke milieunormen, rekening houdend met de concurrentiepositie van de industrie en mogelijke CO2-weglekeffecten (zie paragraaf 3.3). Daarnaast zal de overheid innovatie op waterstofgebied moeten stimuleren. Dat kan bijvoorbeeld door het subsidiëren van onderzoek en ontwikkeling en proefprojecten, of door bij bepaalde tenders het gebruik van waterstof verplicht te stellen. Tot slot zal de overheid een coördinerende rol op zich moeten nemen bij het ontwikkelen van verschillende delen van de waterstofketen.