Eerder deze zomer is een voorstel voor een capaciteitsmechanisme voor de Nederlandse MPP3-kolencentrale van Uniper door de regering afgewezen. In het voorstel zou de energiecentrale als een soort noodreserve gaan fungeren, waarbij het de leveringszekerheid zou helpen waarborgen terwijl de uitstoot van CO2 sterk zou afnemen. Bovendien zou daarmee mogelijke nadeelcompensatie door dreigende voortijdige sluiting niet langer aan de orde zou zijn. Voorlopig wil minister Wiebes hier echter niet in mee gaan.
Het voorstel was een reactie op het wetsvoorstel voor een verbod op het gebruik van kolen voor elektriciteitsproductie, waar op 4 juli een Kamermeerderheid mee instemde. Het voornaamste bezwaar van de energieproducenten is het ontbreken van compensatie voor de zeer waarschijnlijke noodgedwongen sluiting van de kolencentrales, voordat zij hun technische levensduur hebben kunnen voltooien. Daarnaast bestaat er een verschil van inzicht over het belang van deze centrales voor de Nederlandse leveringszekerheid. Mocht de wet ook door de Eerste Kamer komen, dan is de kans groot dat de getroffen energieproducenten naar de rechter stappen. RWE, eigenaar van twee Nederlandse kolengestookte energiecentrales, heeft reeds aangegeven dat dit zeer waarschijnlijk is.
Strategische reserve ter ondersteuning van de energietransitie
Het voorstel van Uniper was specifiek gericht op haar in 2016 geopende MPP3-centrale op de Maasvlakte, die door de nieuwe wet eind 2029 dreigt te moeten sluiten. In plaats van de centrale definitief te sluiten, kan deze ook op ‘stand-by’ worden gezet, als een zogeheten ‘strategische reserve’. Dit houdt in dat de kolencentrale paraat wordt gehouden om elektriciteit te leveren zodra dit nodig is, maar dit pas doet als de overige, minder vervuilende productiemiddelen niet aan de vraag kunnen voldoen. Daarbij kan naast steenkool eventueel ook duurzame biomassa worden ingezet, waardoor de centrale CO2-neutraal wordt.
Om de capaciteit van de centrale (ongeveer 1070 MW, 5% van het Nederlands regelbare vermogen) op afroep beschikbaar te houden worden wel kosten gemaakt (onderhoud, personeel, etc.), die niet kunnen worden terugverdiend op de weinige momenten dat de centrale nog elektriciteit levert. Om die reden zou de landelijke netbeheerder jaarlijks een vergoeding moeten betalen voor het beschikbaar houden van de capaciteit. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de soort gebruikte brandstof: €100 miljoen voor steenkool en €150 miljoen voor biomassa. Na invoering van het verbod op kolen zou overigens alleen biomassa als optie overblijven. Wegens de benodigde ombouw en de hogere onderhoudskosten is de capaciteitsvergoeding hiervan hoger.
Het voordeel van een dergelijk capaciteitsmechanisme is drieledig: de centrale stoot geen CO2 meer uit, is nog wel beschikbaar op het moment dat het nodig is en voorkomt een gang naar de rechter. De centrale produceert namelijk niets en stoot dus niets uit op de momenten dat er voldoende schone elektriciteit wordt geproduceerd. Wanneer er echter een tekort dreigt aan bijvoorbeeld wind en zon, dan beschikt men met de centrale over een snel in te schakelen regelbaar alternatief, dat niet afhankelijk is van de weersomstandigheden. Op die manier kan de leveringszekerheid gewaarborgd blijven. En ook wordt de sluiting van de centrale, en daarmee mogelijke gerechtelijke procedures, nadeelcompensatie en schade aan het investeringsklimaat, zo voorkomen.
Buurlanden beschikken reeds over een capaciteitsmarkt
Het idee voor een capaciteitsmechanisme is niet uniek, nabijgelegen landen als Engeland, Frankrijk en België maken hier bijvoorbeeld reeds gebruik van. In deze landen bestaat er zelfs een algehele capaciteitsmarkt, waarbinnen capaciteit vrij kan worden aangeboden en verhandeld. Deze capaciteitsmarkten zijn ingesteld om de leveringszekerheid veilig te stellen gedurende de overstap naar wind- en zonne-energie. In een reguliere elektriciteitsmarkt zijn elektriciteitscentrales die alleen sporadisch moeten bijspringen namelijk economisch niet interessant voor de producenten. Door de sterke fluctuaties in het aanbod van wind en zon is een dergelijke reservecapaciteit echter wel van belang voor de afnemers, daardoor is men bereid naast geleverde stroom ook beschikbare capaciteit te belonen.
Het voorstel voor de MPP3-centrale betreft een maatregel voor een enkele centrale in plaats van de gehele markt, daarom spreekt men in dit geval van een strategische reserve. In Duitsland werkt men al met strategische reserves om oudere kolencentrales uit de markt te halen, Nederland zou dit voorbeeld dus kunnen volgen.
Wiebes: “nu naar verwachting niet nodig, optie wel openhouden”
Minister Wiebes stelde in reactie op het voorstel dat het openhouden van de kolencentrale als back-up op dit moment niet nodig lijkt, maar dat het een optie kan zijn wanneer de inzichten de komende tien jaar veranderen. De exploitanten wezen tijdens de behandeling van het wetsvoorstel voor het kolenverbod op het gevaar voor de leveringszekerheid wanneer een groot deel van het regelbaar vermogen voor 2030 wegvalt. Volgens Wiebes kunnen gascentrales dit opvangen, echter, uit onderzoek blijkt dat dit mogelijk wordt bemoeilijkt door de invoering van een minimumprijs voor CO2. Bovendien zal ook het aantal gascentrales volgens de emissiereductieplannen voor 2050 moeten worden afgebouwd.
Ook rekent Wiebes erop dat de overheid geen compensatie uit zal hoeven keren aan de eigenaren van de centrales. Dit terwijl de drie nieuwste kolencentrales pas onlangs zijn gebouwd, mede op verzoek van de overheid. Volgens de minister is er geen nadeelcompensatie nodig, omdat men onder andere op een andere brandstof kan overstappen en hier een overgangsperiode tot 2030 voor wordt geboden. Volgens de exploitanten is echter zelfs de meest voor de hand liggende alternatieve brandstof, biomassa, technisch en financieel niet zomaar haalbaar, terwijl er ook controverse over die brandstof bestaat. Gevolg is dat het verbod op kolen in feite een sluiting betekent, waarbij men voor de misgelopen inkomsten gecompenseerd wil worden. Daarbij wordt ook gewaarschuwd voor de impact op het algemene investeringsklimaat in Nederland.
Hoewel het voorstel van Uniper voorlopig terzijde is geschoven, laat Wiebes de mogelijkheid open dat men na een latere evaluatie van de actuele situatie op het gebied van leveringszekerheid, hier op terugkomt. Dit zou dan wel ruim vijf jaar voor de ingang van het verbod op kolen moeten zijn, aangezien het proces van aanpassing van kolencentrale naar biomassacentrale jaren in beslag neemt.
Ronald van den Heuvel