Het dringt langzaam door in de bovenlagen van de economische beleidsmakers: het beest is dood. De groei stopt. Het einde van de schuldeconomie is daar.
Tijdens de G20 top distantieerde Wolfgang Schauble, de Duitse minister van financiën, zich van economische groei die met schuld wordt gevoed. De bubbels die daaruit ontstaan zijn de basis voor een nieuwe crisis, zegt hij.
Dat kun je als een keerpunt zien in economisch denken binnen de neoliberale wereld. Of misschien wel als het opschonen van het geweten bij een naderend vertrek uit de politiek. In elk geval schaart de aanvoerder van de ontmanteling van de Griekse economie zich met die uitspraak onder de critici van het huidige economische beleid.
Dat beleid is de grip op de economische werkelijkheid inmiddels grotendeels kwijt. Ondanks het herhaald verlagen van de rente en verruimen van de kredietfaciliteiten voor banken komt het geld niet terecht in de echte economie, bij burgers en bedrijven. In plaats daarvan stroomt het vrijwel direct naar de financiële markten, waar in de derivatenhandel veel hogere rendementen kunnen worden gemaakt. Het geld dat daar wordt verdiend wordt vooral speculatief ingezet, met onder andere een op en neer stuiterende beurskoers als gevolg. Die jaagt particuliere beleggers weg van de beurs en biedt juist meer kansen voor de speculanten die met enorme kapitalen de markt verder destabiliseren. Ook de olieprijs ‘profiteert’ daarvan mee.
Maar er is meer aan de hand. Waar overheden in vroegere tijden van recessie groei en werk konden stimuleren door zelf grote investeringen te doen, zijn die mogelijkheden nu sterk beperkt. Niet door een gebrek aan middelen; de markt wordt overspoeld door bijna gratis geld. Maar grote delen van de infrastructuur waarin de overheid voorheen kon investeren zijn inmiddels geprivatiseerd. Het zijn onafhankelijke bedrijven geworden die niet door de overheid kunnen worden gedwongen om te investeren. En commerciële bedrijven sturen op kostenbesparing, vooral door het uitfaseren van banen. Die besparingen (winsten) van bedrijven worden vervolgens een extra kostenpost voor overheden, in de vorm van toenemende uitkeringen.
Dat is extra problematisch in de energiesector. Juist daar had de overheid een dubbelslag kunnen maken met grote investeringen in schone energie, waarmee zowel de economie als het klimaat geholpen zouden zijn. Hoe destructief de praktijk kan worden onder druk van de fossiele industrie zie je in Engeland momenteel, waar de centrale overheid nu actief tracht om desinvesteringen uit fossiele bedrijven te verbieden voor lagere overheden. Daardoor worden vooral de kleine lokale pensioenfondsen in financieel uiterst riskante posities gedwongen. De combinatie van een sterke conservatieve industrie en een zwakke overheid versnelt de economische neergang.
Met massaontslagen eet de industrie haar eigen markt op, daar schreef ik al eerder over. De middenklasse wordt uitgesaneerd, de werkers zijn vooral bezig met overleven en de overblijvende biljonairs kunnen de marktvraag niet opvangen door per dag 10 kilo te eten of er drie extra jachten op na te houden. Misschien hopen ze met de derivatenmarkt een financieel perpetuum mobile te hebben uitgevonden. In sommige bedrijven wordt er immers al meer geld verdiend met financiële transacties dan met het vermarkten van hun producten. Maar een economie die nog maar uit een paar partijen bestaat wordt inert en slaat daarmee de bodem uit elk derivaat.
De neoliberale vrije markteconomie gaat vooral de laatste jaren als een geldzuiger over de samenleving. Veel bedrijfswinsten verdwijnen in de geldwolk die boven de markt drijft. De winsten die in de wolk zelf worden gemaakt blijven daar hangen. En uit die wolk regent steeds minder geld terug naar de echte economie, dus loopt die vast.
De doorgedreven privatisering heeft de overheid veel mogelijkheden ontnomen om herstelmaatregelen te kunnen nemen. Het monster dat Thatcher en Reagan 30 jaar geleden hebben geschapen vreet zich nu aan zijn eigen staart op. Zelfs een wolf als Wolfgang Schauble geeft dat nu toe.
Duurzame oplossingen voor de problemen zijn er ook. Alleen liggen die ver buiten het ideologische perspectief van de 20 groten die nu in Sjanghai aan tafel zitten. Bovendien zou het nemen van die maatregelen hun macht grotendeels doen oplossen. Van hen kunnen we dan ook weinig verwachten.
Een decentraal en lokaal georganiseerde economie heeft immers geen behoefte aan de hogepriesters van de geldkerk. Die regelt haar eigen zaken binnen een menselijke maat. Hoe, beschreef ik in eerder in 10 punten , als uitgangspunten voor een nieuwe en duurzame economie. Minder ongelijkheid, meer democratie en participatie, meer zekerheid en stabiliteit door een basisinkomen. Gemeenten die zelf werk kunnen scheppen met een eigen munt. Heel veel nijvere bijen in plaats van één groot monster. Dan komt de honing vanzelf.
Peter van Vliet