Op dit moment worden heel veel bedrijven met heel veel geld ondersteund. En wellicht is dat nog niet eens genoeg als de crisis langer duurt. Ik heb er al eerder voor gepleit om aan die steun ook voorwaarden te stellen, bijvoorbeeld ten aanzien van het verduurzamen van bedrijven of zeggenschap in een bedrijf. Anderen willen dat juist niet, met als voornaamste argument dat dit niets met de huidige crisis te maken zou hebben.
Deze reactie getuigt wat mij betref van een klassiek reductionistische en kortzichtige blik. Elke inmenging van de overheid is politiek en heeft meerdere motieven en gevolgen dan alleen ‘liquiditeitssteun’. Juist daarom moet de overheid meerdere doelen bij elkaar brengen als ze steun geeft en oog hebben voor de belangen op lange termijn.
Een polariserend debat
Er is heel wat te doen over de steun die het kabinet geeft aan het bedrijfsleven. Dat het bedrijfsleven moet worden ondersteund, daar is iedereen het over eens. De vraag is hoe. Een school vindt dat bedrijven in het verleden zo zouden moeten hebben gehandeld dat ze nu een solide balans hebben en duurzaam zijn. Dus geen aandeleninkoop en dubieuze belastingconstructies.
Anderen, waaronder diverse economen en het kabinet, willen dat juist niet. Hun voornaamste argument is dat het nu gaat om acute liquiditeitssteun, het overeind houden van bedrijven. Als je iets anders wil bereiken, zoals verduurzaming of het tegengaan van belastingontwijking heb je daar andere instrumenten voor, zoals wet- en regelgeving.
Ikzelf zit daar min of meer tussenin: Terugkijken heeft niet zoveel zin. Vooruitkijkend zou je er in ieder geval voor moeten zorgen dat steun ook consistent is met alle beleidsdoelen, dus zeker ook op het gebied van verduurzaming.
Korte termijn en gevestigde belangen
De argumenten voor overheidssteun aan bedrijven zijn vooral gericht op de korte termijn. Banen die verloren gaan en waardevolle bedrijven die door de plotselinge schok van de coronacrisis failliet dreigen te gaan. En natuurlijk, op een schok van deze proporties zijn maar weinig bedrijven bereid. Ook zou je nog kunnen toevoegen dat de schuld van de verstoring door overheidsingrijpen komt: veel bedrijven mogen niet open. Dat leidt natuurlijk tot aanzienlijke verliezen.
Als eerste argument voor overheidsingrijpen wordt gewezen op het verdwijnen van banen. Terecht is dat een zorg. Niemand wil dat mensen abrupt werkloos raken. Maar dit argument wordt te gemakkelijk gebruikt. Iedere econoom weet dat de arbeidsmarkt dynamisch is: als ergens banen verdwijnen ontstaan op een andere plek nieuwe banen. Voor de overbrugging hebben we in Nederland een goed vangnet, dat eventueel uit te breiden is als dat tijdelijk nodig is. Bedrijven in leven willen houden is een politiek-maatschappelijke wens, geen economische wetmatigheid.
Een tweede argument betreft de waarde van het bedrijf in termen van technologie en spilfunctie in de Nederlandse economie. Dit is vaak lastig te objectiveren. Is KLM van strategisch belang? De snijbloemensector? Het betaald voetbal? Per definitie een politieke afweging, waarbij de vraag die op een bevestigend antwoord volgt is: hoe veel mag dat ons als samenleving dan kosten? Het redden van bedrijven bevoordeelt de gevestigde belangen: de succesnummers van het verleden. Per definitie een politieke afweging. Maar hoeveel mag het conserveren van het verleden ons als samenleving dan kosten?
Transities
Kortetermijnsteun – hoe neutraal ook geformuleerd – kan conflicteren met op de langere termijn gewenste maatschappelijke veranderingen.
Nederland heeft grote ambities op het gebied van bijvoorbeeld klimaat en circulaire economie. Over tien jaar moet het primaire grondstoffengebruik in Nederland al gehalveerd zijn, en in 2050 tot nul gereduceerd. De klimaatdoelen – wettelijk vastgelegd – kennen nagenoeg eenzelfde pad. Deze langetermijn verduurzamingsdoelen zijn nog lang niet in zicht. Nu steun gaan verlenen aan bedrijven zonder die langetermijntransities in de overweging mee te nemen betekent impliciet het toepassen van oogkleppenpolitiek: de dag van overmorgen is niet relevant, onze kinderen geven we alleen een schuld door, geen duurzamere samenleving. Terwijl we nou juist hebben afgesproken dit wel te zullen doen. Het zou dan ook niet meer dan logisch zijn om bedrijven, die steun krijgen als aanvullende voorwaarde te stellen dat ze hun bedrijfsvoering in lijn brengen met die langetermijndoelen. Niets extra beleid, niets andere instrumenten, nee gewoon zorgen dat een publieke interventie in lijn is met het langetermijnbeleid van diezelfde overheid. Dit is het argument van legitimiteit.
Maar er is ook nog een economische rationale. Als je deze voorwaarden nu niet stelt is de kans groot dat over een paar jaar extra publiek geld moet worden geïnvesteerd om de publieke doelen alsnog te halen. Dat is niet efficiënt. Het langer uitstellen van de transitie zorgt ervoor dat de schokken alleen maar groter worden, de voorbereiding slechter en de kosten hoger. Efficiënt is de nu bestede euro op zo’n manier aan te wenden dat het ook de langetermijn transitie-agenda dient.
Ideologie versus effectiviteit
Natuurlijk is het lastig om midden in een crisis na te denken over de langetermijn effectiviteit van steunpakketten. Maar gezien de gigantische overheidsuitgaven is het wel degelijk een plicht om daar nu over na te denken. Een dynamische economie is juist gediend bij steun voor toekomstige bedrijvigheid. Dat heeft niets te maken met ideologische scherpslijperij of wensdenken dat de wereld na de coronacrisis anders is. Het is vooral het voeren van een effectief, consistent overheidsbeleid gericht op de langere termijn.
De economie verandert altijd. En grote schokken kunnen een katalysator blijken te zijn voor een samenleving die de goede kant op gaat – of juist de verkeerde.
Hans Stegeman