We lopen vast. Aan twee kanten. Vooruit en achteruit komen we klem te zitten. Voor ons zien we verhitting en overstromingen op ons afkomen, en achterom durven we niet te kijken omdat onze cultuur in woord en beeld altijd genoeg werk heeft gemaakt om het spook van de verpaupering in onze ziel te kerven. Van ‘achteruit gaan’ is een spook gemaakt?
Ja. Wat drijft ons voort? Waarom storten we ons elke dag weer in nieuwe beslommeringen op weg naar meer? Ambities? Ik geloof u graag maar houd het zelf op het spook van de verpaupering. In armoede vervallen. Terugvallen op de maatschappelijke ladder. Dat is het echte beest. Het ligt op onze schouder, en overal op de loer, achter elke bocht kan het toeslaan, en ons machteloos tegenspartelend via een spiraal van tegenslag ‒ net zoals Heintje Pik ‒ de diepte in trekken.
Restrictief beleid (via verbod, quota’s of zwaar belasten) roept in Westerse samenlevingen direct angsten voor recessie, werkgelegenheidsconsequenties en internationale imagobeschadiging op, en zet dan iedereen met de hakken in het zand.
En zo blijven we rap innoverend elkaar beconcurreren want we willen winnen om niet te hoeven verliezen; ondertussen de ecomodernistische ontkoppelingsfabel ‒ “we don’t have to transition away from our growth-based system because as technology goes on, we’ll be able to decouple economic growth from its environmental impacts” ‒ falsificerend via verplaatsing van uitstoot naar bovenstroomse maaklanden. Zodoende zijn in die landen bijna 200 nieuwe kolencentrales onder constructie, en staan er 230 in de planning. Die ontkoppelingshypothese is een fabel omdat de praktijk leert dat elke terreinwinst door nieuwe technologie weggevreten wordt door rebound (zoals grotere en nog complexere producten, en meer vraag).
Maar nu? Nu die ‒ ook door regeringen en internationale instituten zoals de OECD gepromote ‒ vooruitgang een steeds afschuwelijker toekomstbeeld dreigt te gaan impliceren, wijdt het publieke debat net iets meer aandacht aan achteruit-scenario’s (beperking, krimp, degrowth) dan ze ‒ zoals tot voor kort ‒ als een streaker door de zaal te laten flitsen.
Hoe wordt op dit moment door journalistiek en experts voorzichtig geprobeerd dat spook te ontwaren? En waar precies wringt de schoen om bestedingsbeperkend een begaanbare èn veilige weg naar net-zero te plaveien? En dus: Waar zit het op vast dat we niet gemakkelijk collectief kunnen beperken?
Twee discussies
De eerste discussie ontspon zich pasgeleden toen de Duitse Groenen onder vuur lagen omdat hun groene expansie-politiek het ontruimen van Lützerath, waar honderden jongeren sinds enkele jaren eendrachtig een primitieve levensstijl vorm hebben gegeven en tot een bolwerk van verzet tegen de Duitse fossiele energie-honger hebben gesoldeerd, onontkoombaar maakte.
Speciale eenheden vernietigden in enkele dagen alles wat daar handmatig geconstrueerd was, en veegden iedereen weg. Gründlich. En dus kwam voor enkele dagen de groeiende kloof tussen de minderheid die wel supersnel en veilig de emissies wil dempen ten koste van grote ingrepen in hun levensstijl, en de meerderheid die alleen maar meer en nog meer wil (of moet), superhelder in media beeld, temeer daar een journalist (Christian Baars) van de landelijke omroep ARD die actualiteit aangreep om twee oplossingsrichtingen scherp tegenover elkaar te zetten door in een korte video de vraag te stellen hoe je als regering tegelijkertijd de sterk toegenomen uitstoot van privé-jets kon protegeren, en met een beroep op overmacht je regeringsbelofte niet na kon komen om het gebruik van bruinkool acuut te stoppen.
Schellnhuber ‒ een vooraanstaand klimaatonderzoeker die onder invloed van Ian Dunlop de laatste jaren uit het IPCC-frame van common-sense mitigatie-politiek probeert te klauteren ‒ stelt in die video koelbloedig voor om iedereen een privaat uitstootbudget van 3 ton te geven. Dat zou natuurlijk de toegankelijkheid (tot goederen en diensten) van alle klassen behoorlijk diep doen convergeren, en vooral de elite consumptief diep in haar achteruit zetten.
Maar Habeck (DE minister van energie en klimaat) wil van zo’n sterk beperkende ingreep ten aanzien van geen enkel product of dienst iets weten, en hooguit via een langzaam in te voeren productbeprijzing de energietransitie wat bijsturen. Zijn elan is een perfecte business-as-usual kopie van de eeuwenoude kapitalistische industriepolitiek (richting steeds grootschaliger mondiaal produceren) die met vaderlijk gepresenteerde wissels op de toekomst ‒ zie de geplande Duitse groene waterstofbruggen naar Namibië en de Braziliaanse Noordoostkust die massa’s fossiele energie zullen vereisen om ze in de benen te krijgen en draaiende te houden ‒ iedereen een op lange termijn nog veel rijkere levensstijl belooft. En de meerderheid vindt het wel goed zo. Ze voelen zich verzorgd, en dat is ook de bedoeling van die vaderlijke wij-overzien-dit-redelijkheid. Morgen meer worst.
Maar let op, achter de stoere redelijkheid van Habeck heeft het spook zijn werk gedaan. Wilt u het weten? Habeck en Lindner en Scholz zijn doordrongen van één ding: “Money is at the wheel”. Hun situatie: Rheinmetall heeft een orderportefeuille vol bestellingen voor tanks en munitie, en de Beierse autobouwers staan te trappelen om met hun hallen vol robotten en Oekraïnse arbeidskrachten met scheepsladingen Zweeds edelstaal nog weer mooiere Mercedessen en nog weer gracieuzere Bmw’s voor de wereldwijde elites te construeren.
Maar alleen als de Duitse regering die gigantische industriecomplexen (en Bayer niet te vergeten) waar bizar veel wereldwijd kapitaal in zit, van goedkope energie en van stabiele verkeersinfrastructuur blijft voorzien, zal de internationale kapitaalmarkt hen goedkoop geld blijven toedelen. Als Habeck de privé-jets één voet dwarszet, vliegen alle rijke liberalen het land uit. Zie wat momenteel in Noorwegen gebeurt.
DE en NL drijven op spotgoedkoop geld. Niet alleen de bedrijven, ook de overheden. Eén foute stap en ze worden afgewaardeerd. Ziedaar het spook van de verpaupering dat hen voortdrijft. Zeker nu zij naast steeds hogere zorglasten en hoge energietransitie-kosten ook honderden miljarden voor de expansie van hun militaire slagkracht nodig (willen) hebben.
De tweede discussie ontspon zich in de dagen na de slag om het mega-bassin te Sainte-Soline. Een brede coalitie van activisten voerden daar onder leiding van Les soulèvements de la Terre een aanval uit op de tech-fix van de grootschalige landbouw. Soulèvements de la Terre is een gedecentraliseerde beweging die vele wortels heeft: anti-kernenergie, anti-kernopslag, landkraak (ZAD’s), biologische boeren, padvinderij, distributie-netwerken (bio-winkels en markten), en herbevolkingsinitiatieven van lagere overheden.
Hun doel: “Wij willen een beweging opbouwen die de vestiging van jonge boeren, landkraak, en zichzelf organiserende zelfvoorzienende gemeenschappen met elkaar verbindt. Het veroveren van land is een historische noodzaak. Het kan alleen gebeuren via een actieve en vastberaden strijd voor de afbraak van de meest schadelijke verschijningsvormen van het agro-industrieel complex”.
Welnu, die verbinding is hen heel behoorlijk gelukt. De leidende en intellectuele elite schrok zich rot van het massale en diverse karakter van hun bestorming van het mega-bassin in Sainte-Soline op 25 maart. Het deed de minister van Binnenlandse Zaken zo’n pijn aan de ogen dat hij haastig voorstelde om die hele handel (i.e. Soulev en hun voorstelling van zaken) te verbieden. En dat, beste vrienden, lokte eindelijk heldere discussies in de dominante media uit over de grote controverses binnen de huidige beslissingssituatie rond de vraag hoe we de ecologische noodsituatie collectief het hoofd kunnen bieden.
Ik koos het interview van Salomé Saqué met Dominique Méda, een vooraanstaand sociologe met veel levenservaring en regeringscontacten, omdat Méda (a) een realistisch beperkend scenario schetst en (b) de spoken die de uitvoering daarvan blokkeren helder signaleert. Vanwege de taal citeer ik enkele stukjes uit haar antwoorden.
- Rond t = 28 minuten schat Méda de zwaarte en omvang van de noodzakelijke reorganisatie als volgt in: “Ik gebruik liever de term “reconversie” dan de term “herstructurering”. Een intellectuele reconversie betekent een volledige verandering van paradigma. Maar als ik zeg reconversie, is dat ook omdat ik denk aan de industriële en werkgelegenheid veranderingen die doorgevoerd zouden moeten worden. Dat wil zeggen, als we niet opletten, zullen al onze banen getroffen worden door deze omslag, dus ik zou zeggen dat het zowel een grote kans als een geweldig risico is.
Als we het verpesten, verliezen we onze banen in de auto-industrie, we verliezen onze banen in vele sectoren, dus we moeten weten hoe we de juiste beslissingen moeten nemen en als we het goed doen, kunnen we veel banen creëren. Heel andere banen, heel nuttige banen. Misschien als we nog intelligenter zouden zijn, kunnen we de manier waarop bedrijven werken veranderen. Meer op menselijke schaal, breken met de waanzinnige internationale arbeidsverdeling, verplaatsen, kortere circuits maken, enz. Dit vereist buitengewone anticipatie.
Het vereist radicaal gecoördineerd beleid, dat we ophouden in vakjes te denken, het vereist ecologische planning. Wat we nodig hebben is een algemeen secretariaat voor ecologische planning.
We moeten 20 jaar vooruit plannen welke nieuwe banen we gaan creëren. Hoe gaan we mensen omscholen? De mensen die nu in de auto-industrie werken, in garages. Die omgaan met auto’s met verbrandingsmotor. Hoe gaan we dat doen? Maken we de elektrische auto, zetten we alles op de fiets, zetten we nieuwe vervoerssystemen op. Dit moet allemaal doordacht en volledig gecoördineerd worden. Er is veel geld nodig. Er is veel anticipatie nodig, en we moeten ook overleggen met de regio’s en met de sociale partners. We moeten iedereen weer rond de tafel krijgen. Daarom zeg ik dat het een absoluut gigantisch project is. Onze hele maatschappij moet opnieuw worden ingericht. - Over het spook dat de overheid in die reorganisatie niet doet doorpakken, zegt ze (op t = 25): “Ik vind Macron helemaal geen onaardige man, hij heeft zijn eigen overtuiging, maar weet je, ik heb hetzelfde gedaan als hij bij de Ecole Nationale d’Administration. Ik heb veel vrienden van de ENA overgehouden, maar ze begrijpen me niet, we begrijpen elkaar niet. Maar hun angst is dat onze nationale schuld zodanig wordt dat de financiële markten ze niet meer willen financieren en daarom nemen ze de korte bocht. Ik begrijp ze wel en om hieruit te komen moeten we een absoluut gigantische inspanning leveren. Het is allemaal heel ingewikkeld.”
- Over de angsten van iedere burger zegt ze (op t = 30): “We moeten tegen de mensen zeggen: kom op, laten we met z’n allen deze samenleving reconstrueren. En we bouwen hem weer op door zo eerlijk mogelijk te zijn. Waarom het eerlijk moet zijn? Als mensen hun baan verliezen, willen ze helemaal geen ecologische transitie. Als ze geen alternatieven hebben en niet geholpen worden, zullen ze zich verzetten, ze zullen boos zijn. Het kan niet zo zijn dat er miljonairs zijn die alles nemen. Hoe wil je mensen anders meekrijgen ?
Bovendien moeten ze nog twee jaar langer werken, wordt hun salaris niet verhoogd en tegelijkertijd zien ze miljonairs doen waar ze zin in hebben. Dat is niet mogelijk. We kunnen niet in zo’n maatschappij blijven leven en het is niet in zo’n maatschappij dat we samen iets kunnen opbouwen. Het is dus zeer zorgwekkend.”
En ziedaar hoe Méda ons doet belanden bij de hamvraag: Hoe belet je miljonairs te doen waar ze zin in hebben, en op duizenden manieren te laten bepalen wat wij moeten doen?
Wiens wil wordt wet?
De kwestie is dat het huidig paradigma (van onze onderlinge omgang) iedereen toestaat om grote reserves op te bouwen, en daarmee een grote regulerende invloed te hebben op wat anderen moeten doen om aan inkomen te komen, en op wat ze daarmee kunnen kopen.
Waarmee die vrij alloceerbare particuliere reserves (incl. hun pensioen en verzekeringspaarpotten), in wezen een totale lotsbepaling van ieders bestaan in handen hebben. Waardoor we eigenlijk allemaal continu in de situatie verkeren constant te moeten vrezen voor de nukken en grillen van zowel de geldschieters als van de managers en leiders die hen naar de ogen zien en naar hun pijpen dansen.
Met hun reserves regeren ze de dynamiek van de processen waarin wij moeten bewegen (produceren, distribueren en consumeren). Ze laten ons als poppen in hun systemen en constructies dansen. Zij zetten onze individuele en collectieve gedragsbepaling in grote mate op slot. Zie in dit verband ook de frequentie (vooral op t = 40) waarmee ‘the will of the finance sector‘ opduikt in de discussie tussen Clare en Charlie over het recent gepubliceerde IPCC synthese rapport.
Het is dat slot dat we moeten kraken opdat we een draai kunnen maken richting eenvoudig (zonder veel poespas) uitstootloos overleven. Dat slot moet open, willen we ons echt durven te beperken.
En ja natuurlijk mensen met heel hoge inkomens en ouden van dagen met veel poen kunnen hun groene schijn ophouden door een BMW te kopen waarvan de aluminium zuigerkoppen 30% CO2-besparend vervaardigd zijn met zonnestroom in Dubai, en een warmtepomp van 25 ruggen laten aanleggen die per jaar 2 maal zoveel stroom verbruikt als het totale verbruik van een modaal gezin.
Maar als we echt urgent de vraag naar energie sterk moeten limiteren ‒ bijvoorbeeld omdat de uitstoot veel sneller naar nul moet als nu in de Green Deals begroot is doordat de ecomodernistische tech-fix het resterende carbon budget versneld heeft leeggeslurpt ‒ dan moeten mensen wel hun reet kunnen keren om uitstootloos te gaan. Om dan de angsten (i.e. voor armoede en afstraffing) die hen immobiliseren uit te doven, moet hun bestaansdynamiek totaal van de regulatie-kracht van de grote reserves (en diens investeringsbelangen in de huidige op fossiele brandstoffen draaiende machinerie) losgekoppeld worden.
De greep van de grote reserves op ieders manouvreerruimte (op ieders draaicirkel) kan losgemaakt worden door ieders leefdomein zelfvoorzienender te maken, en los te koppelen van volatiele inputkanalen en dus ook van de regulerende machten daarachter. Dat is uitvoerbaar door iedereen (ev. groepsgewijs) tijdig te voorzien van essentiële middelen van bestaan, en die toedeling vrij gelijk en sterk afgeschermd (onverhandelbaar) in te kleden.
Dat zal een maatschappij opleveren waarin iedereen veel minder in serie in lange elkaar beconcurrerende productielijnen werkzaam is, maar parallel aan elkaar in interactie zal zijn met materiële en biologische processen. Die parallelliteit zal convergerende waardenontwikkeling binnen de populatie voortbrengen. En dat is essentieel voor soepel democratisch bestuur, en een robuuste gemeenschapszin.
Conclusie: We moeten sociale rechtvaardigheid veel radicaler en fundamenteler op de schop nemen dan tot nu toe is voorgesteld. Hadden de investeerders 20 jaar geleden de klimaatdreiging serieus genomen ‒ “Ons huis staat in brand. We kijken de andere kant op, en kunnen niet zeggen dat we het niet wisten“, zei Jacques Chirac op de 4e Earth Summit in 2002 in Johannesburg ‒ en uitstootloosheid in alle nieuwe infrastructuur gematerialiseerd, dan was dit nu niet nodig geweest.
Maar nu ze in het kielzog van de Amerikaanse Conservatieven uitsluitend winsten zijn blijven zoeken in fossielvretend mondialiserend productievermogen en transportmiddelen en ons nu via hun geldkranen dwingen daarbinnen dociel te blijven functioneren opdat ze de uitbating (return on investments) van hun verkeerd geïnvesteerde reserves zo lang mogelijk kunnen rekken, lijkt het mij legitiem (via wetswijzigingen rond verkrijging en transmissie van bezit) hun financiële greep op onze bestaanswijze uit te schakelen.
Anders krijgen we geen enkele beperking van onze levensstijl gerealiseerd, blijven we collectief het +4°C-scenario in beton gieten, en duren we als mensheid niet lang meer.
Jac Nijssen