Noem duurzaamheid en mensen denken aan klimaatverandering, hernieuwbare energie, biologisch voedsel, elektrische auto’s of een circulaire economie. Maar geen daarvan kan overleven zonder de cloud en data-infrastructuur. De digitale wereld is net zo belangrijk als de materiële wereld. En digitale duurzaamheid dus ook. De impact is enorm.
Binnenkort wordt ons huidige begrip van duurzaamheid 40. In 1987 beschreef Gro Harlem Brundtland de beroemde definitie van duurzaamheid in het rapport “Our Common Future”. Dat was 5 jaar voor de eerste smartphone verscheen en jaren voor het wijdverbreide gebruik van internet. Het waren de hoogtijdagen van het analoge leven. Tijd voor een reset dus. Ook duurzaamheid moet van analoog naar digitaal.
Duurzaamheid probeert de toekomst te beschermen tegen het huidige misbruik van middelen, omstandigheden en hulpbronnen. De definitie “voldoen aan de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen” ontstond in een fysieke wereld. De nadruk lag sterk op het gebruik van hulpbronnen en energie en de effecten daarvan op het milieu en het klimaat. Behoeften werden vooral opgevat in termen van toegang tot schone lucht, water, hulpbronnen en gezondheid. Die principes gelden natuurlijk nog steeds, alleen zijn onze behoeften in de loop der tijd uitgebreid.
Nu, bijna 40 jaar later, omvatten basisbehoeften ook toegang tot informatie, data. In een gedigitaliseerde samenleving kan niemand volledig functioneren zonder data. data zijn de belangrijkste verbinding geworden tussen People, Planet en Profit en beïnvloeden daarmee de kern van het duurzaamheidsprincipe. Maar wat betekent dat?
Energie en hulpbronnen
Het produceren en gebruiken van digitale data is volledig afhankelijk van hulpbronnen en energie. De hardware voor de data-infrastructuur is sterk afhankelijk van schaarse materialen zoals aardmetalen. Die zijn nodig voor de essentiële microprocessoren en in de apparatuur om hernieuwbare energie mee op te wekken. En aangezien een groot deel van de energie voor het beheren van datanetwerken en het produceren van hardware nog steeds wordt opgewekt uit fossiele brandstoffen, draagt de datastroom aanzienlijk bij aan emissies en klimaatverandering. Hoeveel? Tegen 2030 kan de energiebehoefte van datacommunicatie oplopen tot 20% van het wereldwijde elektriciteitsverbruik. Dat is exclusief de energie die nodig is om hardware te produceren. Tot zover valt dit allemaal nog onder de oorspronkelijke interpretatie van duurzaamheid.
Maar hoe kunnen digitale data – en digitale duurzaamheid – invloed hebben op het vermogen van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien? Om die vraag te beantwoorden, kijken we eerst even terug in de geschiedenis.
Een korte geschiedenis van data
Door de geschiedenis heen ontstond informatie in de vorm van verhalen, liederen, tekens, beelden en teksten. Ze werden verteld, gezongen, geschilderd of opgeschreven door mensen en verspreid via analoge media zoals schilderijen en boeken. Technologie bracht de telegraaf, telefoon, tv en het internet. Hoewel deze uitvindingen de overdracht en verspreiding van gegevens en kennis enorm versnelden, nam de hoeveelheid middelen en energie die nodig was om die vooruitgang te ondersteunen ook met elke nieuwe stap toe. Die groei werd exponentieel toen de grens tussen analoge en digitale verwerking geruisloos werd overschreden, met de introductie van computers, smartphones en het internet.
De groei van informatie leidt op zichzelf niet noodzakelijkerwijs tot een buitensporige druk op bronnen of energie. Toen mensen nog verhalen vertelden die naverteld werden en liedjes leerden die door velen gezongen werden, had de vermenigvuldiging van informatie geen effect op ecosystemen of natuurlijke hulpbronnen. Boeken vergden maar bescheiden middelen om te produceren en konden eeuwenlang steeds opnieuw worden gelezen. Reageren op de inhoud met een ander boek was een voorrecht van enkelen en duurde jaren. De bijdrage aan de kennis en de ontwikkeling van de maatschappij woog veel zwaarder dan de investering in fysieke middelen. Je zou kunnen zeggen dat de duurzaamheidsfactor, de capaciteit voor toekomstige generaties om hun behoeften te vervullen met behulp van kennis uit het verleden, positief was. Het gebruik van boeken vergrootte dat vermogen voor volgende generaties.
Wederzijdse afhankelijkheid
Geleidelijk aan vroeg meer technologie om meer energie en meer middelen. Een bredere beschikbaarheid van gegevens zorgde voor een wijdverspreid gebruik. Tegenwoordig kunnen we onze lucht en ons water niet schoonhouden, krijgen we geen eten op tafel en zou ons vervoer hopeloos tot stilstand komen zonder de hulp van gedigitaliseerde en geautomatiseerde gegevensverzameling en -verwerking. Moderne gezondheidszorg zou ondenkbaar zijn en het financiële systeem zou vastlopen. We kunnen klimaatverandering niet bestrijden zonder de hulp van enorme hoeveelheden gegevens. Zonder data kunnen we ons niet verdedigen tegen pandemieën of zelfs oorlogen. Al onze informatie en communicatie is ervan afhankelijk. En die kunnen we niet produceren en onderhouden zonder meer energie en meer technologie. Er is een wederzijdse afhankelijkheid ontstaan.
Sterker nog, dit hele systeem werkt in real-time, hier en nu. Als we er klimaatverandering mee bestrijden, gaat het over verandering die we eerst zelf hebben gecreëerd en die nu moet worden omgekeerd. Ze oplossen voorkomt hoogstens dat de toekomst niet nog slechter wordt. De duurzaamheidsfactor is negatief geworden. Wat hebben toekomstige generaties aan de huidige kennis als ze niet de middelen meer hebben om ze toe te passen? Wat heb je aan digitale data als er geen apparatuur is om ze ter gebruiken en geen energie om die te laten werken?
Verwateren en verdwazen
In tegenstelling tot natuurlijke hulpbronnen hebben data één belangrijke andere eigenschap: ze nemen in volume toe door ze te gebruiken, terwijl fysieke hulpbronnen juist afnemen door consumptie, wat schaarste veroorzaakt. Digitale duurzaamheid kan schadelijke overvloed voorkomen.
Net als lucht of water moet informatie schoon en onvervuild zijn om bruikbaar en zinvol te zijn. Ze moet betrouwbaar zijn. Verkeerde informatie doet hetzelfde als vervuilde lucht en vervuild water: het brengt het bestaan van mensen, de natuur en de samenleving in gevaar.
Vanaf de introductie van het internet, en vooral na de opkomst van sociale media, kan iedereen die data kan gebruiken ook data produceren. Vrij, zo goed als ongecontroleerd en zonder beperkingen. Waar of niet waar. Te goeder trouw of met kwade bedoelingen.
Eén gevolg daarvan is een catastrofale verwatering van de inhoud. Petabytes aan informatie worden gekopieerd, vermenigvuldigd en rondgepompt zonder duidelijke waarde of een ander doel dan het creëren van data omwille van de data (en misschien voor de illusie er geld mee te verdienen). Al deze gegevens hebben energie en hardware nodig om gebruikt te worden, waardoor oorzaak en gevolg worden omgedraaid en spiraal in gang wordt gezet die volledig uit de hand loopt.
Een andere, even catastrofale ontwikkeling is de verdwazing waarmee misleidende inhoud en nepnieuws worden rondgepompt, waardoor vertrouwen en waarheid van elkaar worden losgekoppeld en de samenleving wordt gedestabiliseerd.
Sinds kort wordt dit proces nog versterkt door de komst van AI, de zogenaamde kunstmatige intelligentie. Zelfs de experts die het gecreëerd hebben weten niet hoe ze die in bedwang moeten houden. (Ik zal later in een aparte post ingaan op AI-gerelateerde kwesties)
Al die ontwikkelingen zullen onze kinderen en hun nakomelingen waarschijnlijk nog verder beroven van de mogelijkheid om een goed leven te leiden dan klimaatverandering al doet.
Om dat te voorkomen moeten we digitale duurzaamheid onmiddellijk op de kaart zetten en aanpakken. Dat is van overlevensbelang.
Peter van Vliet