Om echte duurzaamheid te bereiken is een radicaal realisme nodig dat uitgaat van hoe we er daadwerkelijk voor staan, en dat ons behoedt voor nieuwe en nog grotere problemen. Want de toekomst was nog nooit zoals we die droomden of voorspelden. Wat kunnen we leren van het verleden?
Een belangrijk toverwoord voor het oplossen van nieuwe problemen is innovatie. Innovatie heeft vanaf de vroegste dagen van ons bestaan bijgedragen aan de vooruitgang en ontwikkeling van de mensheid. Natuurlijk wisten onze vroege voorgangers niet dat ze aan het innoveren waren toen ze simpele ontdekkingen deden en deze toe gingen passen. Evenmin waren ze zich ervan bewust dat hun ontdekkingen ook een negatieve spin-off hebben, wanneer ze voor verkeerde doelen worden gebruikt.
Toen de vroege mens vuur leerde maken, heeft hij zeker af en toe zichzelf, zijn verwanten of delen van zijn omgeving verbrand. De balans bleef echter vooral positief: warmte op bestelling hielp homo sapiens om warm te blijven, voedsel te koken en vijanden af te weren. Het beheersen van vuur maakte de productie van gereedschappen mogelijk. En wapens.
Met het gebruik van kernenergie passeerden we waarschijnlijk het punt waarop de balans omsloeg. Op dit moment telt de wereld minder dan 500 kerncentrales, maar meer dan 13.000 kernwapens. 100 daarvan zijn voldoende om het leven op aarde grotendeels uit te roeien.
Is de introductie van het virtuele en obsceen energie-intensieve Metaverse het moment waarop we ons in de afgrond storten?
Deze drie momenten in de evolutie van de mens kunnen symbool staan voor het begin, de top en de neergang van de positieve bijdrage van energie aan de ontwikkeling van ons welzijn. En dus ook duurzaamheid.
Duurzaamheid gaat over onze inzet om toekomstige generaties minstens hetzelfde welzijn te kunnen verzekeren als waar wij nu over beschikken. Dat is waar vooruitgang over zou moeten gaan.
Energie is in dat proces de belangrijkste katalysator. Vuur maken deed dat werk duizenden jaren en zorgde voor een hele reeks aan innovaties. Koken en bakken van voedsel vergrootte het menu van de vroege mens enorm. Het maakte de voedingsketen efficiënter en maakte zo meer tijd vrij voor mensen om nieuwe vaardigheden te leren.
Opeenvolgende ontdekkingen en innovaties droegen bij aan dat principe, maar gaandeweg schoof de balans beetje bij beetje van vooral positief naar het midden. Tot ze kantelde.
Wielen, schepen en motoren verplaatsten voedsel en bouwmaterialen, maar ook legers.
Geld faciliteerde ruilen, markten en welvaart, maar ook corruptie en ongelijkheid.
Taal, boeken en nu het internet versnelden leren en de verspreiding van kennis, maar ook leugens, bedrog en onderdrukking.
De samenleving groeide in een steeds hoger tempo en verwierf zo veel kennis, middelen en technologie dat ze een exponentieel expanderend en complex web creëerde. En ze schoot voorbij het omslagpunt van de vooruitgang zonder zelfs maar met de ogen te knipperen.
Laten we dat kantelpunt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog plaatsen. Die oorlog eindigde met het ultieme misbruik van de krachtigste energiebron die ooit beschikbaar was voor de mens, de atoombom. Daarmee brak ook een nieuw tijdperk aan. Dat werd gebouwd op de wereldwijde exploitatie van het meest effectieve concept voor manipulatie en verslaving van consumenten: de Amerikaanse droom van onbeperkte consumptie en grenzeloze groei.
Van het maken van vuur tot het splijten van een atoom duurde een miljoen jaar. Van het verbranden van olie tot het verbranden van de planeet hebben in amper een eeuw voor elkaar gekregen.
Nu staan we aan de rand van de afgrond.
Die rand is de drempel van kritieke opwarming van de aarde die klimaatverandering op hol doet slaan. Over die drempel wordt niet alleen de mensheid, maar ook grote delen van het leven op de planeet met uitsterven bedreigd.
We zijn aan die rand terecht gekomen omdat we door de hele geschiedenis heen verzuimd hebben om vooruit te kijken en ook na te denken over de risico’s van het blindelings toepassen van nieuwe vindingen. We hebben het voorzorgsprincipe consequent genegeerd.
Dat kwam deels door een gebrek aan kennis, inzicht en ervaring. Die hebben we nu wel. We kunnen nu met een grote mate van betrouwbaarheid inschatten wat er gebeurt als we fossiele brandstoffen blijven stoken. Als we nu nog grootschalig gaan inzetten op kernenergie. Als we met ongeteste technologie aan het klimaat gaan prutsen. Als we de ongelijkheid verder blijven opblazen. Als we ons een Metaverse laten opdringen als het volgende niveau van vrijheid en vervulling. Of is het consumptiedwang, verveling en vervuiling?
We zijn aan de rand van de afgrond terecht gekomen door het verwaarlozen van het voorzorgsbeginsel. Maar we hebben nog een kans om dat recht te zetten. Dat is door radicaal realistisch te kijken naar wat we nog kunnen doen om de catastrofe af te wenden zonder ons daarmee nieuwe en misschien nog grotere risico’s op de hals te halen. Hoop houden is een mooi iets, maar we moeten nu vooral handelen. Handelen zonder nieuwe problemen te veroorzaken en zaken nog ingewikkelder te maken dan ze al zijn. Daarom is een radicaal realistische vereenvoudiging nodig om de harde realiteit aan te vatten. Hoe radicaler, hoe beter.
Over radicaal realisme
De term radicaal realisme is vijf jaar geleden gekoppeld aan klimaatverandering door Lily Fuhr van de Duitse Heinrich Böll stichting, die er later een serie publicaties over uitbracht.
De term wordt ook in de filosofie gebruikt om een directe relatie tussen beschouwer en werkelijkheid te beschrijven, die zonder tussenkomst van taal tot stand komt.
Ik gebruik het begrip om er een noodrem voor het behoud van duurzaamheid (en daarmee het klimaat en onze ecosystemen) mee te beschrijven: kijken en handelen naar wat er daadwerkelijk gebeurt, en op basis van kennis en ervaring verwacht kan worden.
Peter van Vliet
Foto: another sergio op Foter