De komende maanden zal er nog veel gediscussieerd worden over de Warmtewet 2.0. Deze wet gaat bepalen hoe de warmtetransitie, dus overgang van aardgas op duurzame alternatieven, vorm gaat krijgen. Vooral in grotere steden met veel bebouwing zullen deze collectieve warmteoplossingen een stevige rol gaan spelen. De discussie gaat nu vooral over de rol van de grote warmtebedrijven en de lokale ‘monopolistische’ posities die ingenomen gaan worden onder deze nieuwe wet. Gemeenten worden in warmtekavels verdeeld en één warmtebedrijf zou dan verantwoordelijk worden voor productie tot levering in zo’n kavel.
Veel kritiek op dit onderdeel kwam vanuit o.a. de Consumentenbond. Er mag meer ruimte komen voor lokale initiatieven zoals burgercoöperaties. Want, in Denemarken is dit een succes. In dit artikel wil ik niet stil staan bij deze monopolistdiscussie, maar de onderliggende redenen waarom warmtenetten in Denemarken succesvoller zijn dan in Nederland. Het is deze oorsprong van het huidige energiebeleid van de Denen wat het succes van (duurzame) warmtenetten heeft bepaald en niet, zo betoog ik, per se de participatie of monopolistdiscussie.
Twee verschillende uitgangspunten voor een energietransitie
Denemarken en Nederland verschillen meer van elkaar op energievlak dan wordt gedacht. Nederland is tot voor kort een energie exporteur van aardgas geweest. Het gebruik van het aardgas maakte dat wij veel minder afhankelijk waren van het buitenland en het konden maken veel minder resoluut keuzes te maken voor duurzame alternatieven. Denemarken was in de jaren 70 voor 92% afhankelijk van geïmporteerde olie. De oliecrisis van 1973 raakte Denemarken diep, maar de Denen hadden geleerd. Het gevolg was een Denemarken dat zich richtte op de windenergie industrie en warmtenetten stimuleerden ten gunste van aardgas en petroleum.
Het model van Denemarken is veel sterker vanuit de overheid gestuurd. Op warmte wordt geen winst gemaakt. Het rendement per project wordt afgewogen aan de hand van de risico’s en vraag/aanbod situatie. Dit maakt dat de prijs van warmte sterk kan verschillen door Denemarken heen. Een maximale prijs voor warmte is er ook niet. Woon je in een klein dorp, dan kan het zomaar zijn dat de gedroomde burgercoöperatie tot hogere kosten voor warmte kan leiden. Maar goed het alternatief, bijvoorbeeld een individuele warmtepomp is vaak duurder.
De kritiek op dit model is bekend: de Deense energierekening is een van de hoogste in de wereld. Wat hierbij vaak wordt vergeten is dat de consumptie van energie door huishoudens een stuk lager ligt. Consumenten passen hun gedrag aan.
Nederlandse uitgangspunt is oud denken
Het bovenstaande legt hét centrale punt bloot dat ik wil maken in dit artikel. De Deense uitgangspunten passen veel beter bij de daadwerkelijke opgave van de energietransitie. Namelijk: duurzame alternatieven zijn vaak duurder, kennen risico’s en ook consumenten hebben hier een rol te vervullen. Energieverbruik heeft nu eenmaal consequenties en meer verbruiken zou gevolgen moeten hebben, ook voor bewoners. Zeker het huidige energieverbruik in Nederland is bij lange na niet zo efficiënt als verwacht mag worden. De huidige maximale tarieven voor warmte verhullen wat een energietransitie daadwerkelijk kost.
De Nederlandse situatie die hamert op ‘woonlastenneutraal’ komt voort uit onze aardgas luxe. Nee, het mag niet duurder worden dan de luxepositie aardgas. Een positie die totaal uitgefaseerd moet worden richting 2050. Het is een gekke basis om de discussie te voeren en een die we ook niet gaan winnen. Nu woonlastenneutraal beloven in kranten en beleidsstukken gaat ons bijten. Daarnaast leidt deze ‘maximale prijs’ discussie tot het uiteindelijk weg subsidiëren van onrendabele toppen door gemeenten en de Rijksoverheid. Uiteindelijk betalen bewoners er dan toch indirect via belastingen voor, waarom dit niet direct in rekening brengen en inzetten op gedragsverandering?
In de praktijk zien we dat het met de huidige prijzen en kosten voor de energietransitie al spaak loopt. Dat liet het onderzoek van PBL al zien en gemeentelijke warmtenet projecten. Veelal zijn de laagst maatschappelijke kosten niet goedkoop, maar het minst dure alternatief. Zeker bij collectieve warmteprojecten zie ik in de praktijk dat de hogere vaste lasten vooral voor bewoners met een kleinere portemonnee en energierekening harder aankomt.
Woonlastenreëel als uitgangspunt
Het is tijd om woonlastenreëel als uitgangspunt voor onze energietransitie te nemen. Dit eerlijk zijn over de daadwerkelijke kosten voor bewoners en eigenaren lijkt pijnlijk maar heeft een hoop voordelen. Niet alle woningen kunnen woonlastenneutraal verduurzaamd worden. De hogere kosten van energie bij woonlastenreëel kunnen bijvoorbeeld tot meer investeringen gaan leiden in duurzame koeling en warmteopties. Dit lijkt hard nodig, want de meest inefficiënte oplossingen zoals airco´s krijgen met het huidige beleid volop de ruimte. Daarnaast ontstaat er een beter verdienmodel voor het besparen van energie, efficiency krijgt de aandacht die ze verdient.
Maar wat van al die mensen die dit niet kunnen betalen? De oplossing ligt hem in het minder belasten van arbeid en productiviteit van mensen en de belasting verschuiven naar consumptie. In mei van dit jaar werd dit al betoogd door een groep topambtenaren. In zekere zin krijgen hier zowel politiek links als rechts iets wat ze zou moeten aanspreken. Meer focus op verduurzaming door consumptie te belasten is iets dat GroenLinks al jaren roept. En de VVD zou meer geld voor werken en meer vrijheid het uit te geven kunnen waarderen.
Sven Ringelberg