De natuurcijfers van het CBS spelen een belangrijke rol in allerlei maatschappelijk discussies, zoals die over stikstof en biodiversiteit. Ook zijn ze onmisbaar voor de verplichte rapportages aan de Europese Unie. ‘Dat was vroeger wel anders’, zegt Arco van Strien. Toen hij bijna 35 jaar geleden bij de natuurstatistieken aan de slag ging was niet geheel duidelijk wie de gebruikers van de cijfers waren en er moesten ook nog een aantal statistische complicaties worden opgelost. Van Strien vertelt, vlak voordat hij met pensioen gaat, over hoe het belang van de natuurstatistieken in de afgelopen decennia is toegenomen.
Meten op landelijk niveau
Om de natuur van Nederland in kaart te brengen gebruikt het CBS de data van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). Dit is een samenwerkingsverband tussen een aantal ministeries (LNV en I&W), het Planbureau voor de Leefomgeving, de provincies en het CBS. Daarbij wordt samengewerkt aan de afstemming van natuurmeetnetten om aan de informatiebehoefte van de overheden op nationaal en internationaal niveau te kunnen voldoen. ‘In de jaren negentig zijn de meeste van de huidige meetprogramma’s voor flora en fauna opgezet en later verenigd in het NEM. Vrijwilligers verzamelen de data op een gestandaardiseerde manier en op vaste meetpunten. Het veldwerk wordt gecoördineerd door particuliere organisaties als SOVON Vogelonderzoek Nederland en de Vlinderstichting. Het CBS bewaakt de kwaliteit van de meetnetten en de gegevens die daaruit voortkomen’, aldus Van Strien.
Natuur beschermen
Vanaf de jaren negentig in de vorige eeuw worden de natuurstatistieken steeds belangrijker voor het maken en evalueren van beleid in ons land. Van Strien: ‘Ook internationaal neemt de belangstelling voor de natuur toe. De internationale gemeenschap vindt het belangrijk de natuur te beschermen en om dat goed te doen zijn objectieve data nodig. Zo is er vanuit de Europese Commissie de verplichting om 1 keer in de 6 jaar een overzicht te publiceren van de trends van een aantal beschermde plant- en diersoorten.’
Natura 2000-gebieden
In Nederland wordt op veel bestuurlijke niveaus aan de natuur gewerkt. Leidend daarbij is een aantal richtlijnen vanuit de Europese Unie (EU). Met name de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) zijn van belang om de biodiversiteit in Europa in stand te houden. In deze richtlijnen wordt aangegeven welke planten en dieren en hun natuurlijke habitats beschermd moeten worden door de lidstaten van de EU. De Vogelrichtlijn is gericht op de bescherming van in het wild levende vogelsoorten. De Habitatrichtlijn is erop gericht om bepaalde dier- en plantensoorten te beschermen. Daarvoor zijn onder meer Natura 2000-gebieden aangewezen. Die vormen een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. De provincies voeren het beleid hierover uit. Zij moeten aan het Rijk rapporteren hoe het met de natuur gaat. Daarvoor gebruiken zij steeds vaker de regionale gegevens van het CBS, bijvoorbeeld over de zoogdieren en vlinders. Van Strien: ‘En nu komt ook de natuurherstelwet van Eurocommissaris Frans Timmermans er aan. Doel daarvan is de aangetaste natuur in de EU te herstellen. Het gaat dan niet alleen om de beschermde Natura 2000-gebieden, maar ook om gebieden daarbuiten’.
Compendium voor de Leefomgeving
Het CBS presenteert de natuurcijfers zo feitelijk mogelijk op zijn eigen website. Tegelijkertijd worden alle natuurstatistieken van het CBS gepubliceerd in het Compendium voor de Leefomgeving, een website over milieu, natuur en ruimte in Nederland. Het Compendium is een samenwerking tussen het CBS, het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), de Wageningen University and Research (WUR) en het RIVM. De lezer krijgt daar een uitleg en duiding van de getoonde informatie, die nodig is om te verantwoorden hoe de gegevens verwerkt worden en hoe de resultaten geïnterpreteerd moeten worden. ‘Die interpretatie is nog niet altijd zo makkelijk, omdat het risico bestaat dat mensen een eigen uitleg aan de data geven. Daarom denken we er nu over na hoe we nóg meer context aan onze data kunnen geven en de cijfers zo goed mogelijk voor het voetlicht kunnen brengen’, aldus de natuuronderzoeker.
Hoe gaat het met de natuur?
Tot slot aan Van Strien de vraag of het goed gaat met de natuur. ‘Een antwoord daarop is nog niet zo eenvoudig. Enerzijds gaat het goed, anderzijds gaat het slecht. Zo is bijvoorbeeld de waterkwaliteit vooruit gegaan, waardoor je een toename ziet van het aantal otters. In het agrarische gebied zien we echter een achteruitgang van veel vogelsoorten, zoals het aantal kieviten en grutto’s. Ook de kwaliteit van de heide gaat achteruit, met name door de grote hoeveelheden stikstof die daar terecht zijn gekomen.’