Het areaal ggo-gewassen heeft sinds 1996 een grote vlucht genomen. De meest toegepaste vorm van genetische modificatie is transgenese. Daarbij worden genen uit een andere soort ingebracht. Inmiddels zijn er nieuwe vormen van genetische modificatie ontwikkeld, zoals cisgenese, waarbij het DNA met soorteigen genen wordt gemodificeerd, en nog weer nieuwere vormen, zoals CRISPR/CAS9 en ODM. Daarbij worden bepaalde genen van de plant zelf door inzet van bacteriën (CAS9) uitgeschakeld of verzwakt, bijvoorbeeld om een bepaalde ziekteverwekkende eigenschap van een plant te verzwakken of misschien zelfs uit te schakelen.
Deze nieuwe gentechnieken en de daaruit verkregen producten vallen volgens IFOAM, de overkoepelende organisatie van de biologische sector in de EU, binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2001/18/EG. Die richtlijn omschrijft een genetisch gemodificeerd organisme (ggo) als “een organisme waarvan het genetische materiaal veranderd is op een wijze welke van nature door voortplanting en/of natuurlijke recombinatie niet mogelijk is”. De richtlijn is volgens IFOAM aan herziening toe, omdat die 15 jaar lang niet is aangepast en er ondertussen nieuwe vormen van genetische modificatie zijn ontwikkeld.
De grote biotech-bedrijven (Monsanto, BASF, Syngenta) denken daar anders over, want die zien het draagvlak voor ggo-gewassen bij boeren, burgers en politici in Europa verder afnemen. Zij willen het met de nieuwe gentechnieken anders aanpakken. Die mogen wat hun betreft dan ook niet meer tot ggo-gewassen worden gerekend. Het areaal ggo-gewassen groeide weliswaar uit van enkele miljoenen hectare in 1996 naar 200 miljoen hectare in 2014, maar het aantal ggo-gewassen dat in de praktijk op grote schaal wordt geteeld, is beperkt gebleven. Het betreft voornamelijk soja (het grootste ggo-gewas), maïs, katoen en koolzaad. De grootste toename vond plaats in de Verenigde Staten, Brazilië en Argentinië.
Ook het aantal landen waarin ggo-gewassen worden geteeld is relatief klein. In 27 van de in totaal 195 landen in de wereld worden ze geteeld. Sinds 2013 neemt het aantal landen met ggo-gewassen af. In Europa en Noord Afrika is er heel weinig of geen maatschappelijk draagvlak voor genetische gemodificeerde gewassen. En Rusland heeft deze in de loop van 2015 ook afgezworen. Van de 28 Europese lidstaten hebben 19 landen eerder in 2015 al voor een landelijk verbod van ggo-teelten gekozen. Daaronder zijn Nederland, Frankrijk en Duitsland, Polen, Italië, Oostenrijk en Schotland.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Roep om ggo-vrij voedsel is nieuwe trend
Consumenten letten naast de smaak steeds meer op de wijze waarop het voedsel geproduceerd wordt, welke impact die heeft op de gezondheid, de biodiversiteit en het milieu. De roep om ggo-vrij voedsel is een nieuwe internationale trend geworden. Ook in de Verenigde Staten groeit de weerstand tegen producten van ggo-gewassen snel. Daar uit zich dat in een snelle groei van de vraag naar biologische producten, omdat ggo-producten niet gelabeld zijn en dus niet met het oog te onderscheiden van ggo-vrije producten.
Een land als Ghana heeft nu grote problemen met de export omdat biotech-bedrijven daar ggo-gewassen hebben geïntroduceerd, waar de Europese landen waarheen Ghana voorheen altijd veel exporteerde niet van willen weten. Daarmee is nu een deel van de markt van de veelal kleine boeren weggevallen, met alle financieel-economische en sociale gevolgen van dien.
En stel je voor, dat wij het islamitisch georiënteerde land Algerije verliezen als grootste afnemer van onze pootaardappelen? Het land importeert geen ggo-gewassen. Wat schieten we dan op met cisgenese om pootaardappelen resistent te maken tegen de aardappelziekte? Algerije is al vele jaren onze grootste importeur en was in 2015 goed voor een vijfde van onze totale pootaardappelexport.
Kansen voor de Nederlandse agrarische sector
Voor de Nederlandse agrarische sector ligt er in de nieuwe trend naar ggo-vrij voedsel een grote kans om zich te profileren als producent en toeleverancier van hoogwaardig ggo-vrij uitgangsmateriaal (zaaizaad en plant- en pootgoed), dat voldoet aan de lokale vraag en dat geschikt is voor een rendabele teelt in de regio. Nederland heeft op dit specialistisch terrein veel kennis en ervaring in huis en heeft daar internationaal een grote naam mee opgebouwd en heeft niet voor niets wereldfaam als grootste exporteur van pootaardappelen ter wereld en als exporteur van groenten- en bloemenzaden. Ook voor veel Nederlandse akker- en tuinbouwbedrijven biedt dit grote perspectieven, namelijk voor (stam-)selectie en vermeerdering.
Wij moeten vooral niet lijdzaam blijven toekijken wat biotech-bedrijven met steun van Wageningen-UR voor ons voorkoken op het gebied van nieuwe gentechnieken. Ik vind die rol van Wageningen-UR zeer bedenkelijk. In plaats van ggo-gewassen zonder gedegen langjarig onderzoek veilig te verklaren voor de gezondheid zou de universiteit onderzoek moeten doen naar de mogelijkheden van een goed masterplan om Nederlandse agrarische sector, inclusief de veredelingssector en Nederlandse kweekbedrijven (klein en groot) succesvol in het perspectief te plaatsen van de werkelijke vraag van landen, boeren en consumenten. Daarbij moeten wij vooral niet aanleunen tegen biotech-bedrijven. De beloften die zij in de afgelopen 25 jaar hebben gedaan hebben ze niet waargemaakt. Argentinië bijvoorbeeld, vanouds een landbouwnatie die 75 jaar geleden nog een van de welvarendste landen ter wereld was, en de afgelopen jaren een van de grootste groeiers wat betreft de teelt van ggo-gewassen, is nu zo goed als bankroet. Ggo-gewassen helpen daartegen blijkbaar niet echt. Sterker nog, ze leiden ons af van de werkelijke problemen in de voedselvoorziening. Dat zijn vooral de toenemende degradatie van de bodem en de oorzaken en gevolgen van klimaatverandering.
Maar ook al wordt een aantal nieuwe gentechnieken misschien niet tot Europese ggo-richtlijn gerekend, dan nog kunnen ze voor boeren en burgers een bedreiging zijn. In de eerste plaats moet uit onafhankelijk peer-reviewed onderzoek in een gerenommeerd wetenschappelijk blad nog blijken dat deze nieuwe gentechnieken op lange termijn geen nadelige invloed hebben op gezondheid, natuur, biodiversiteit, voedselzekerheid, enzovoort. Van de oudere gentechniek transgenese die tot nu toe voornamelijk is toegepast, ontbreken die publicaties overigens ook nog steeds.
Ook voor de nieuwe gentechnieken worden patenten aangevraagd. En patenten kosten geld, veel geld. Daardoor komen de patenten vooral in handen van grote corporaties, de grote biotech-bedrijven. Dat gaat ten koste van de kleinere veredelaars, die patenten niet kunnen betalen, maar die wel beperkt worden in het gebruik van planteigenschappen uit nieuwe rassen, zoals dat in Europa met de kwekersvrijstelling geregeld is. Er heerst nu voor de CRISPR/CAS9-techniek nota bene al een patentenoorlog.
In de Verenigde Staten zijn het de grote corporaties zoals Monsanto die ook de grootste zeggenschap hebben over de voedselvoorziening, zoals het geval is bij de grote supermarktketen Wal-Mart. Dan te bedenken dat Nederlandse boeren en tuinders nu al de dupe zijn van de toename van de macht van de supermarkten Jumbo en Albert Heijn. Als daar ook nog eens grote corporaties een meerderheidsbelang in gaan nemen, dan kunnen alleen de grote bedrijven overleven die het goedkoopst produceren. Kleinere bedrijven en biologische bedrijven zullen het dan niet kunnen volhouden. Dat is dan helemaal in de lijn van wat die grote corporaties willen, zo blijkt in de VS.
Een eventueel TTIP zou hiervoor wel eens de weg naar Europa kunnen plaveien. Het is daarom goed, dat Nederland het huidige voorzitterschap van de Europese Unie benut om in ieder geval de kwekersvrijstelling uit de gevarenzone te halen. Wij kunnen met onze agrarische sector de boeren en consumenten in Europa, ja wereldwijd een nieuw perspectief bieden. Behalve een goed masterplan ontwikkelen moeten we dan ook het goede voorbeeld geven: geen ggo meer in diervoeders! Dat zal in de praktijk wel even pijn doen. Maar als akkerbouwers en tuinders zich meer toe kunnen leggen op hoogwaardige teelten voor de voorziening van ggo-vrij zaaizaad, plant- en pootgoed in plaats van op de teelt van laagprijzige bulkproducten, kan er op de Nederlandse akkers meer ruimte komen voor de teelt van eiwitrijke veevoeder gewassen. De opbrengstprijzen daarvan zullen toenemen omdat de import van veevoeders voor een groot deel wegvalt. Dat komt ook de stikstof- en fosfaatkringlopen ten goede en schept dan meer kansen voor de grondgebonden veehouderij.
* Bertus Buizer is manager van het bedrijvennetwerk Organicseeds.nl en voorzitter van de Sustainable Food Supply Foundation