De laatste tijd verschijnen er steeds meer ambities voor de transitie naar duurzame energie. De jaren 2030, 2050 en 2100 worden het vaakst genoemd in combinatie met wisselende percentages, volgens verschillende definities. De Europese commissie roept iets, Nederland sluit een bescheiden energie akkoord en diverse steden doen er een schepje boven op. Hoe men tot al die streefdata en cijfers komt, is volstrekt onduidelijk.
Meestal speelt een mengsel van te verwachten technische haalbaarheid, economische haalbaarheid en politieke haalbaarheid met op de achtergrond een getal van 2 graden Celsius als een overeengekomen plafond voor de opwarming van de aarde. Pessimisten en optimisten zijn er zowel met betrekking tot het klimaat als ook met betrekking tot de haalbaarheid van de transitie. Ik heb echter sterk de indruk dat er heel erg weinig realiteitsbesef bestaat.
De technische haalbaarheid is volgens mij geen probleem. Met de huidige stand der techniek kunnen we isoleren, hergebruiken, besparen, efficiency verhogen en duurzaam opwekken. De technieken zullen in de komende 15 jaar nog aanzienlijk verbeteren, maar er is geen reden om daarop te wachten.
Over de economische haalbaarheid wordt verschillend gedacht. Veel bedrijven zijn zo sterk afhankelijk van fossiele brandstof, dat een snelle transitie fatale gevolgen zal hebben. Toch is de concurrentie met duurzame energie niet te winnen. Nu al levert de combinatie van besparing, efficiëntie en duurzaam opwekken een aanzienlijk lagere prijs per kWh elektriciteit dan fossiele energie. Dat komt doordat via besparing en efficiëntie onze energiebehoefte tot een kwart kan worden teruggebracht, zodat er ook maar één kwart duurzaam hoeft te worden opgewekt.
Een aardige prijsvergelijking over de gemiddelde kostprijs van stroom in US$ per MWh (= 1000 kWh) is gemaakt door het wereldwijd vermaarde financieel adviesbureau Lazard en gepubliceerd door Zachary Shanan in Cleantechnica.com van 13 april.
Maar er zijn meer argumenten. De zekerheid van de energieprijs is voor duurzame opwekking veel groter, de werkgelegenheid voor de transitie is gigantisch en de maatschappelijke kosten door schade aan gezondheid, milieu en klimaat zijn veel en veel lager. Er is inderdaad veel geld nodig om te investeren, maar de wereld heeft kapitaal genoeg. Dit kapitaal wordt echter nu nog grotendeels belegd in fossiele energie of andere zaken, zoals afslankmiddeltjes, asfaltwegen en oorlogstuig. Onze toekomst ligt dus grotendeels in handen van de beleggers die nog niet doorhebben hoe lucratief beleggen in duurzame energie kan zijn en hoe urgent het is, vanwege een dreigende instorting van de aandelen in Big Fossil door de Carbon Bubble. Een ander economisch struikelblok is het woud aan subsidies en verkapte subsidies, zoals belastingvrijstelling, borgstelling en kredietgaranties, degressieve tariefstelsels en salderingsregelingen. Ook hier geldt wereldwijd dat de fossiele sector circa 6 keer zo veel steun verkrijgt als de duurzame energiesector. Bovendien zijn er geen twee landen waar deze regels hetzelfde zijn en klaagt iedereen over valse concurrentie. Een aantal zaken die nu nog relatief duur zijn, zoals de accu’s voor elektrische auto’s en energieopslag worden naar verwachting heel snel goedkoper.
Daarmee kom ik dan op de politieke haalbaarheid. Deze valt echter uiteen in macro-economische aspecten en besef van de urgentie. Beide zaken lopen door elkaar heen. Veel landen zijn afhankelijk van inkomsten uit fossiele energie of juist afhankelijkheid van import. Daarnaast speelt de concurrentieposities en de zeer grote verschillen in beschikbaarheid van duurzame energie. Australië bijvoorbeeld wil graag steenkool exporteren, dus wordt de noodzaak van de transitie door premier Howard gebagatelliseerd.
Tenslotte het besef van de urgentie vanwege het klimaat. Door bijna alle landen is tijdens de klimaatconferenties overeengekomen dat we de gemiddelde temperatuur niet meer dan twee graden mogen laten stijgen. Het is zowat het enige waar men het over eens is. Toch is zelfs daar veel op aan te merken. Ten eerste is een gemiddelde temperatuurstijging van 2 graden boven land een virtueel begrip dat weinig zegt. De Noordpool warmt ruim twee keer zo sterk op als het gemiddelde en een temperatuurstijging van de bovenste laag oceaanwater is waarschijnlijk veel belangrijker dan die in de lucht.
Een ander aspect is dat door een kleiner temperatuurverschil tussen Noordpoolgebied en evenaar, de straalstromen op 10 km hoogte langzamer gaan (van 400 naar 200 km/uur) en daardoor sterker gaan meanderen. Dit heeft weer tot gevolg dat er op dezelfde breedtegraad grote verschillen kunnen optreden. Juist deze situatie leidt nu al tot extreme weerpatronen, zoals de sneeuw in New York, vorst in Florida en extreme droogte en hitte in Californië. Ernstige klimaateffecten treden dus al op voordat we het kantelpunt van 2 graden hebben bereikt.
Het IPCC geeft in haar laatste rapport een koolstofbudget waarmee we onder die twee graden kunnen blijven. Zonder maatregelen schieten we daar binnen 15 jaar overheen. Maar het IPCC is heel conservatief in haar inschatting over de invloed van methaan. Ten eerste stelt ze het broeikaseffect van methaan gelijk aan 21 CO2 equivalenten. Dat is gebaseerd op een periode van 100 jaar, waarbij dan nog maar een vijfde van het methaan aanwezig is. Voor de korte termijn (bijvoorbeeld 5 jaar) mogen we daar niet van uit gaan en moeten we het effect van methaan gelijkstellen aan 100 CO2 equivalenten. Daarmee rekening houdend is ons koolstofbudget nog maar half zo groot.
Ten slot die magische grens van twee graden. Het IPCC gaat er van uit dat pas bij een sterkere opwarming dan gemiddeld 2 graden de zogenaamde versterkingseffecten gaan meespelen. Daardoor wordt die twee graden als het kantelpunt beschouwd. Die versterkingseffecten zijn 1) een verminderd Albedo effect doordat de zee rond de Noordpool ijsvrij is. De zonnestraling wordt dan niet teruggekaatst maar geabsorbeerd door het water. Bovendien krijgt de warme golfstroom dan alle ruimte om de noordelijke zeeën te verwarmen. 2) Het vrijkomen van methaan uit de permafrostgebieden. 3) Het vrijkomen van methaan uit het methaanhydraat op 200-400 meter diepte langs de rand van het continentale plat boven Siberië , Alaska en Groenland. Helaas is gebleken dat alle drie de versterkingseffecten nu al zijn begonnen. De zeeën rond de Noordpool zullen, althans in de zomer binnen enkele jaren ijsvrij zijn. De permafrost gebieden met een oppervlakte groter dan heel Frankrijk liggen al volop methaangas uit te blazen en last but not least, de zee langs het continentaal plat boven Siberië ziet er uit als een pas geopende fles champagne.
Ook metingen in de atmosfeer tonen sterk verhoogde methaangehaltes boven het Noordpoolgebied (zie Arctic-news.blogspot.com) Het is dus niet ondenkbaar dat het kantelpunt lager dan twee graden ligt en misschien al gepasseerd is. De hoeveelheid methaan die kan vrijkomen uit het methaanhydraat is zo gigantisch groot dat we daar met de beste wil van de wereld niet tegenop kunnen. Komt dit proces in volle sterkte op gang, dan helpt niets meer, ook geen volledige transitie naar duurzame energie. Er bestaan sterke aanwijzingen dat een dergelijke snelle klimaatomslag zich in het verre verleden meerdere keren heeft voorgedaan, met dramatische gevolgen voor alle levende wezens op aarde.
Bij veel mensen bestaat het besef dat het wel ietsje warmer mag worden dan die twee graden gemiddeld. Zij zien de afspraak over het plafond en het koolstofbudget als iets arbitrairs en denken dat het niet zo erg is als het een paar graden meer wordt, omdat we wat meer tijd voor de transitie nodig hebben. Slechts weinig mensen realiseren zich dat de mensheid nooit vier graden gemiddelde opwarming kan overleven. Voorbij het kantelpunt hebben wij geen invloed meer en schiet de temperatuur omhoog.
In dat licht bezien zijn bijna alle ambities, zelfs die van de meest vooruitstrevende politici nog veel en veel te laag.
Han Blok