China, Japan en de Verenigde Staten hebben hun buitenlandse investeringen voornamelijk gericht op fossiele brandstofcentrales. Dat gaat mogelijk nog tientallen jaren voor schadelijke uitstoot zorgen, wat wereldwijde klimaatactie het gedrang brengt. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van enkele Amerikaanse universiteiten.
Het IPCC-rapport van afgelopen maandag drukte de internationale gemeenschap met de neus op de feiten: we moeten afstappen van koolstofintensieve energiesystemen. China, Japan en de Verenigde Staten blijven echter geld pompen in energieopwekking op basis van fossiele brandstoffen.
Dat hebben wetenschappers van de universiteiten van Boston en Princeton vastgesteld, nadat ze de overzeese investeringen van de drie voornaamste financierders van de energiesector onder de loep namen.
“Die financiering is niet goed afgestemd op de mondiale doelstellingen voor decarbonisatie”, schrijft hoofdauteur van de studie Xu Shen op zijn blog.
Steenkool en gas
De bilaterale financiering van de drie grootmachten heeft de capaciteit voor elektriciteitsopwekking buiten hun grenzen aanzienlijk vergroot. Sinds 2005 hebben ze 233 gigawatt aan nieuwe capaciteit bekostigd. (Ter vergelijking: de totale capaciteit van de kerncentrales van Doel en Tihange bedraagt 6 gigawatt) De overgrote meerderheid daarvan – 60 procent in het geval van China en de VS, 80 procent in het geval van Japan – is op basis van fossiele brandstoffen.
Het Chinese geld stroomt vooral naar steenkoolprojecten, De Japanse en Amerikaanse ontwikkelingsbanken en private investeerders financieren vooral overzeese gascentrales. Slechts 15 procent van de extra capaciteit is op basis van hernieuwbare bronnen. Zo zullen projecten die tussen 2000 en 2018 door de drie landen zijn gefinancierd, tegen 2060 24 gigaton koolstofdioxide in de atmosfeer hebben gepompt, zo blijkt uit het onderzoek. Een gigaton is ruwweg twee maal het gewicht van alle mensen in de wereld tezamen.
Carbon lock-in
Op die manier heeft het geld van de drie grootste economieën sterk bijgedragen aan een decennialange “carbon lock-in” in ontwikkelingslanden, stellen de onderzoekers. Omdat de gefinancierde brandstofcentrales een lange levensduur hebben, zullen ze nog minstens enkele tientallen jaren broeikasgassen uitstoten.
“Het is van cruciaal belang dat landen de buitenlandse financiering van energieopwekking met fossiele brandstoffen beperken”, zegt Denise L. Mauzerall, hoogleraar Milieutechniek aan de universiteit van Princeton, die meewerkte aan de studie.
“De wereld kan zich de CO2-uitstoot van nieuwe elektriciteitscentrales op basis van fossiele brandstoffen niet veroorloven. Minder ontwikkelde landen kunnen het zich niet veroorloven om fossiele centrales kort nadat ze zijn gebouwd uit roulatie te nemen. Hoewel veel kolencentrales richting pensioen gaan, geldt dit niet voor aardgas. De financiering daarvan neemt toe. Financiering van fossiele brandstofcentrales moet worden omgeleid naar hernieuwbare energie, om catastrofale niveaus van klimaatverandering te voorkomen”, aldus de hoogleraar.
Meer olie op het vuur door Shell
De Britse regering staat op het punt om de exploitatie van het Cambo olieveld in de Noordzee goed te keuren, ondanks het recente IPCC rapport. Shell is voor 30% eigenaar van dat veld. De Britse overheid is al gewaarschuwd om het olieproject in de Noordzee te stoppen. Het doet haar reputatie teniet als klimaatleider, op het moment dat het land zich voorbereidt om een cruciale milieutop te houden. Dat schrijft CNN.
In de komende weken zou de Britse olieregulator kunnen beslissen of ze groen licht zal geven aan de ontwikkeling van Cambo bij de Shetland-eilanden, waarvan de mede-eigenaars Shell (RDSA) en het door Blackstone gesteunde Siccar Point Energy tijdens de eerste fase 164 miljoen vaten ruwe olie verwachten te produceren. Daarmee wordt een carbon lock-in nog sterker.