Het is op z’n minst opmerkelijk. In de ene gemeente wordt de komst van moderne windmolens met begrip geaccepteerd, terwijl er in een andere gemeente tegen wordt geprotesteerd. Hoe komt dat toch?
Natuurlijk maakt het veel uit of de molens op een redelijke afstand van woonhuizen zijn gepland. En of het tot de meeste mensen wel is doorgedrongen dat het geluid van de moderne molens veel minder is dan van een drukke autoweg. Maar als de bewoners uit de buurt zelf ook aandeelhouder kunnen worden van de molens, dan willen ze graag meedoen om zo de eigen energie op te wekken. ‘Burgermolens’ worden ze genoemd.
Ook is het van groot belang of de voorlichting over nut en noodzaak van windenergie wel goed is verlopen. Op de eerste plaats is dat nu ter voorkoming van verdere klimaatverandering. Maar ook is snelle vervanging van fossiele energie nodig om belangrijke sociale redenen. De noodzaak daarvan weten we helaas pas een paar jaar. Daarover werd niet eerder gepubliceerd.
Vechters tegen windmolens
Naast de bewoners die geen molens in hun ‘achtertuin’ willen, zijn het opvallend genoeg ook natuurbeschermers die zich opwerpen als vechters tegen windmolens. Ze vinden dat het landschap en de horizon worden aangetast. Daar is zeker begrip voor op te brengen. Maar er moeten zeer diverse belangen goed tegen elkaar afgewogen worden.
Zelf heb ik een aantal jaren geleden met plaatsgenoten voor onze gemeente Boxtel bekeken hoe we kunnen omschakelen naar duurzame energie. Met flinke besparing, aardwarmte, zonnecollectoren (voor warm water) en zonnepanelen (voor stroom) kom je al een aardig eind. Maar de conclusie was dat we voor zeker de helft van het energiegebruik niet zonder drie of vier windmolens kunnen. En dan praten we over het huishoudelijk energiegebruik. Recent is door anderen opnieuw naar de lokale mogelijkheden gekeken en men komt ook tot de conclusie dat het zonder molens niet lukt. Bedrijven gebruiken ook veel energie, maar dat is in elke gemeente weer anders. Die bedrijven hebben hun eigen verantwoordelijkheid tot besparing en verduurzaming.
Bij gesprekken hierover wordt wel eens het voorstel gedaan de windstroom in te kopen van de molens op zee. Maar als iedereen dat wil doen, wordt het wel erg vol in de Noordzee en verandert ook daar de horizon. En molens op zee zijn nog altijd een stuk duurder dan op het land. Dus ook de stroom.
Haast is geboden
Daar komt nog bij dat de problematiek van de klimaatverandering uitermate urgent is geworden. Extreem weer komt steeds vaker voor en het zal nog erger worden. De veranderingen gaan veel sneller dan zelfs de klimaatdeskundigen verwachtten. De afspraken van de opmerkelijk goed verlopen ‘Klimaattop’ in Parijs (eind 2015) bleken halverwege 2016 al niet meer voldoende.
Daarom is haast geboden, want het wordt moeilijk om nog binnen de liefst 1 ½ en 2 graden opwarming te blijven. De laatste onderzoeken geven aan dat daarvoor in 2030 de uitstoot van CO2 gestopt zou moeten zijn; dat is nog 13 jaar … Lukt dat niet, dan worden meer rampen voorzien, zeker voor volgende generaties. Dus het wordt echt een kwestie van en/en/en. Dan kunnen we niet meer zeggen ‘doe het maar op zee…’.
Klimaatverandering blijkt ook voor de natuur dramatisch uit te pakken. Het verlies aan populaties en soorten is door diverse oorzaken al ruim een halve eeuw gaande en verwacht wordt een extra verlies aan biodiversiteit door klimaatverandering van rond de 30%. De wetenschapper Paul Ehrlich schreef dat soorten momenteel honderd keer sneller uitsterven dan gebruikelijk. Als je dat hoort, zou je natuurbeschermers graag wat extra molens toewensen, om nóg meer verlies van natuur te voorkomen.
Groot sociaal drama
Klimaatverandering wordt doorgaans gezien als een milieuprobleem. Maar in 2012 werd een rapport gepubliceerd waaruit bleek dat er mondiaal al lang een groot sociaal drama plaats vindt. Want wat blijkt? Door ons intensief gebruik van fossiele energie zijn per jaar een paar miljoen dodelijke slachtoffers te betreuren. In de ‘Climate Vulnerability Monitor’ (1) werd dit voor het eerst gepubliceerd: jaarlijks 4,9 miljoen doden in de hele keten van fossiele olie, gas en kolen. Als we niet ingrijpen komen we uit op 6 miljoen doden per jaar in 2030. De oorzaken zijn o.a. luchtvervuiling (fijnstof), mijnongelukken, toename malaria en ook de klimaatverandering.
Ongeveer 400.000 van de 4,9 miljoen zijn zogenaamde ‘climate deaths’, ook per jaar. Die klimaatdoden vallen mondiaal zeer verspreid en bijna onopgemerkt in vooral het gebied tussen de evenaar en de keerkringen, waar het ’s zomers nu zelfs 45 tot 50 graden wordt; dat is praktisch onleefbaar en ook de gewassen op het land verbranden en verdorren. En wij zijn, samen met de andere rijke landen, veruit de grootste gebruikers van fossiele energie en dus ook de ‘producenten’ van CO2, een van de belangrijkste klimaatgassen. We moeten dus vooral om sociale redenen zo snel mogelijk van die gevaarlijke fossiele brandstoffen af.
Impuls regionale economie
In dat licht bezien vind ik enige verstoring door windmolens, die het meest efficiënt duurzame energie leveren, toch wel acceptabel, zeker tegenover de mensen in genoemde kwetsbare gebieden of op eilanden wonen die onder water dreigen te lopen. Het is in feite een mensenrechtenkwestie.
Als je bovenstaande weet en op je in laat werken, dan kijk je heel anders tegen windmolens aan. Het is dan eerder een soort redmiddel uit een zeer gevaarlijke situatie, die ‘helaas’ (of gelukkig) voor ons nog niet direct zichtbaar is.
Mijn conclusie is dan ook dat elke gemeente met haar bewoners alles uit de kast moeten halen om primair alle besparingsopties op te pakken en de benodigde duurzame energie zoveel mogelijk in eigen regio op te wekken. En het mooie is dat het tegenwoordig kán, en dat daarmee bovendien de regionale economie een flinke impuls krijgt, inclusief de werkgelegenheid. Natuurlijk moet bekeken worden waar de molens de minste overlast geven. Als overweging kan ook positief meespelen dat ze er waarschijnlijk maar tijdelijk zullen staan, totdat nieuwe technische innovaties ons nog betere oplossingen bezorgen.
Jan Juffermans