Waar gaat dit over:
De snelle groei van zonne- en windenergie wekt de indruk dat fossiele brandstoffen wereldwijd op hun retour zijn. Maar achter die optimistische koppen schuilt een complexer verhaal. Nieuwe cijfers laten zien dat het tempo van de energietransitie stokt door politieke tegenwind, trage uitvoering van klimaatbeleid en groeiende energiebehoefte.
Waarom wil je dit lezen:
Omdat het laat zien hoe kwetsbaar de groene revolutie is. Ondanks recordgroei in duurzame elektriciteit, dreigt de wereld het pad richting netto-nul te missen en dat heeft grote gevolgen voor klimaat, economie en energiezekerheid.
Nieuwsberichten waarin zonneenergie de opwek met kolen heeft ingehaald, zijn mogelijk veel te optimistisch over de toekomstige voortzetting van die trend. De cijfers waaraan dat nieuws refereert gaan slechts over de eerste helft van 2025. Daarin zijn de negatieve effecten van extreem rechtse en klimaatvijandige regeringen niet meegenomen. Wanneer we naar het totale plaatje kijken ontstaat een ander beeld: fossiel blijft stijgen, en daarmee het risico op uit de hand lopende opwarming van het klimaat. Met alle gevolgen van dien.
De overschatte opmars van hernieuwbare energie
Sinds 2010 is de wereldwijde elektriciteitsproductie in hoog tempo vergroend. Het aandeel hernieuwbare bronnen groeide van 20% in 2010 tot ruim 30% in 2023. Vooral zon en wind stuwen die groei: samen leveren ze nu bijna 4.000 terawattuur per jaar, ruim een verdubbeling sinds 2016.
Tegelijk stijgt het totale energieverbruik sterk. In 2023 werd wereldwijd bijna 30.000 TWh aan elektriciteit opgewekt, waarvan nog altijd zo’n 18.000 TWh uit fossiele bronnen kwam.
Tot zover de opwek van stroom. Dat is echter maar een klein deel van de totale energieproductie. Het grootste deel gaat naar opwek van warmte en naar transport.
In 2024 bedroeg het totale wereldwijde energieverbruik ongeveer 619 exajoule, oftewel circa 172.000 TWh. Daarvan was ongeveer 29.000 TWh bestemd voor elektriciteitsopwekking, dus grofweg 17%. Van die elektriciteit kwam ongeveer 32% uit hernieuwbare bronnen. Maar van de totale energieproductie inclusief warmte en transport is slechts 7–8% hernieuwbaar.
Prognoses: van revolutie naar realiteit
Optimistische scenario’s van de IEA en McKinsey voorzagen dat hernieuwbare elektriciteit in 2030 al 45–60% van de wereldwijde stroom zou leveren, oplopend naar 65–88% in 2040. Maar recente rapporten van onder meer het Planbureau voor de Leefomgeving, de Europese Commissie en Ember laten een trager pad zien.
Door politieke vertraging, vergunningenproblemen en stijgende kosten verschuift die verwachting:
- In 2030 ligt het aandeel hernieuwbare elektriciteit waarschijnlijk rond 40–50%,
- In 2040 tussen 55 en 70%.
De CO₂-uitstoot in de energiesector zal daardoor pas na 2035 structureel dalen, minstens vijf jaar later dan eerder gedacht.
Politieke tegenslag en internationale vertraging
De politieke context speelt hierbij een grote rol. Nieuwe, klimaatvijandige regeringen in de VS en delen van Europa hebben regelgeving teruggedraaid of afgezwakt. Als de klimaatprogramma’s van de VS pas na 2029 worden hersteld, duurt het tot minstens 2033 voordat het land terug is op het niveau van 2024.
Als gevolg van een recent dreigement van de Amerikaanse president aan het adres van mogelijke ondersteuners van de nieuwe emissierichtlijnen voor de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is de uitvoering daarvan vertraagd. Dat verhoogt de wereldwijde CO₂-uitstoot met 0,5 tot 0,8 gigaton vergeleken met eerdere scenario’s.
Het gevolg: in 2030 zal hernieuwbare elektriciteit naar verwachting niet verder komen dan 40–45% van de totale productie, en het aandeel duurzame energie in het hele energiesysteem blijft steken rond 9 à 10%. Maar zelfs dat is onzeker. In de industrie schaalt het ene bedrijf na het andere de klimaatambities terug, of laat ze helemaal vallen. Verder oplopende handelsconflicten vertragen duurzame investeringen die nog in de pijplijn zitten. Aanhoudende oorlogsdreiging is een andere vertragende factor.
De kloof met netto-nul
Om de doelen van het Akkoord van Parijs nog te halen, zou hernieuwbare energie veel sneller moeten groeien. Volgens het IEA-Net Zero 2050-scenario moet:
- in 2030 al 60–65% van alle elektriciteit duurzaam zijn,
- en 15–20% van de totale energievoorziening hernieuwbaar.
De huidige trend blijft daar ver onder: rond 40–45% voor elektriciteit en 9–10% voor alle energie. Dat betekent dat de groei van hernieuwbare capaciteit bijna moet verdubbelen, van circa 330 gigawatt per jaar nu naar minstens 630 gigawatt in 2030. In de nu ontstane situatie is dat zo goed als onmogelijk. Technisch zou het misschien kunnen (als tenminste de netcongestie problemen binnen afzienbare tijd worden opgelost, wat ook onwaarschijnlijk is), maar de politieke wil ontbreekt en verdampt met de dag verder.
Meer klimaatgevaar op korte termijn
De vertraging in de energietransitie heeft directe gevolgen voor het verloop van klimaatverandering. Waar veel recente optimistische berichten doen vermoeden dat de mondiale CO₂-uitstoot snel zal dalen, wijzen de nieuwste projecties op het tegenovergestelde: de opwarming van de aarde zal waarschijnlijk sneller en langer doorgaan dan in de meest gunstige scenario’s was voorzien.
Hieronder de belangrijkste implicaties.
Omdat fossiele energie nog minstens tien jaar dominant blijft, zal de mondiale uitstoot van broeikasgassen pas na 2035 structureel beginnen te dalen. In eerdere modellen gebeurde dat al rond 2030. Dat betekent:
- Een extra emissie-‘berg’ van tientallen gigaton CO₂ in de periode 2025–2035.
- Opwarming die de grens van 1,5 graad Celsius al binnenkort overschrijdt, in plaats van halverwege de jaren 2040 zoals eerder gedacht.
- Een blijvend risico op kettingreacties in het klimaatsysteem: smeltend poolijs, verzuring van oceanen en onomkeerbare veranderingen in ecosystemen.
De vertraging werkt cumulatief: elke gemiste ton CO₂-reductie nu maakt het later moeilijker om de opwarming te beperken.
Verschuivende klimaatgrenzen
Volgens recente schattingen van het IPCC en Climate Analytics leidt het huidige beleidstraject (met 40–45% hernieuwbare elektriciteit in 2030) tot een gemiddelde opwarming van ongeveer 2,4 tot 2,7 graden aan het eind van deze eeuw.
Zelfs als landen hun beloften (de zogeheten Nationally Determined Contributions) volledig nakomen, blijft de temperatuurstijging naar verwachting rond 2 graden hangen, nog steeds boven de grens uit het Akkoord van Parijs.
Dat lijkt een klein verschil, maar in impact is het enorm:
- Bij 1,5°C opwarming verdubbelt het aantal extreme hittegolven ten opzichte van het pre-industriële tijdperk.
- Bij 2°C verviervoudigt dat aantal, en nemen droogtes, bosbranden en misoogsten drastisch toe.
- Koraalriffen verdwijnen vrijwel volledig bij 2°C, en kustgebieden wereldwijd krijgen te maken met jaarlijks overstromingsrisico.
Grotere mondiale ongelijkheid
De vertraging in de verduurzaming vergroot ook de klimaatongelijkheid. Ontwikkelingslanden worden het hardst getroffen door droogte, overstromingen en mislukte oogsten, terwijl ze het minst hebben bijgedragen aan de uitstoot.
Tegelijk zullen rijke landen hun klimaatdoelen vaker “compenseren” via koolstofkredieten of CO₂-verwijdering in plaats van daadwerkelijke emissiereducties. Dat verschuift de druk verder naar het Zuiden en vergroot spanningen binnen internationale klimaatonderhandelingen.
Kans op kantelpunten
Als de uitstoot te laat piekt, groeit het risico op zogeheten tipping points, kantelpunten die het klimaatsysteem onomkeerbaar veranderen. Denk aan:
- het smelten van de Groenlandse ijskap,
- het instorten van de Amazone-regenwouden,
- of het vrijkomen van methaan uit dooiende permafrost.
Een eerste kantelpunt, het instorten van koraalsystemen, lijkt al te zijn bereikt.
Framing op twee sporen
Het is bekend dat lobbygroepen die gelieerd zijn aan de fossiele industrie klimaatverandering afdoen als een hoax. Dat voedt desinformatie en verwart mensen. Maar bij het onderzoek naar de cijfers achter dit artikel stuitten we op een ander fenomeen. Het overgrote deel van de zoekopdrachten die we plaatsten naar de verhouding tussen hernieuwbare energie en fossiel in de totale energieproductie, bleken meer dan 90% van de antwoorden te gaan over alleen elektriciteitsproductie, met vaak overschatte aandelen en prognoses voor het hernieuwbare deel. De vraag dringt zich op of er nu een overmatig positieve indruk wordt gewekt om de voorstanders van klimaatactie in slaap te sussen: het gaat goed, we hoeven niets extra te doen.
Samengevat
Duurzame energie groeit, maar niet snel genoeg om fossiel werkelijk te verdringen en waarschijnlijk niet eens genoeg om de toename van het energieverbruik bij te houden. Daardoor blijft het aandeel van fossiel toenemen, en daarmee ook de uitstoot en de klimaatschade.
Zonder versnelling richting 2030 zal de opwarming voorbij 2,5 graden gaan en zullen de gevolgen voor klimaat, economie en samenleving exponentieel toenemen.
Of dat scenario werkelijkheid wordt, hangt af van de politieke keuzes van de komende vijf jaar. De technologie om de uitstoot drastisch te verlagen bestaat; het ontbreekt vooral aan tijd en daadkracht.
Bronnen:
https://ourworldindata.org/grapher/electricity-production-by-source
https://www.mckinsey.com/industries/energy-and-materials/our-insights/global-energy-perspective
https://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1364032125000449
https://ember-energy.org/app/uploads/2024/05/Report-Global-Electricity-Review-2024.pdf
Blijf op de hoogte met de nieuwsbrief. Meld je hier aan.
( Je kunt ons ook steunen door lid te worden of te doneren )