Een nieuwe regering met klimaatdrammer Rob Jetten om de energietransitie een boost te geven, geeft hoop in bange dagen. Volgens de plannen wordt er €6,8 miljard voor het klimaat uitgetrokken en €1,3 miljard voor verbetering van de energie-infrastructuur. Dan is er ook nog sprake van een klimaat en transitiefonds van €35 miljard waarin €15 miljard voor de energietransitie. Dat lijkt allemaal best veel.
Mijn hoop werd echter gelijk weer de bodem in geslagen toen ik het rapport: Klimaatneutrale energiescenario’s 2050 Berenschot&Kalavasta geschreven in 2020 wat beter probeerde te lezen. Dit lijvige rapport gepubliceerd aan het einde van 2021 op Rijksoverheid.nl bevat heel veel lastig te interpreteren staafdiagrammen en is bedoeld als advies aan de regering. Het gaat uit van ons energiegebruik in 2015 en voorspelt het gebruik in 2030 en 2050 op grond van diverse beleidsscenario’s. Het rapport zou kunnen helpen om de netbeheerders wakker te schudden die tot nu toe geen flauw benul lijken te hebben gehad op grond waarvan onze infrastructuur klaargemaakt had kunnen worden voor de toekomst.
De voorspellingen voor 2050 boeien mij echter niet zo veel omdat er naar mijn gevoel voor zo’n lange termijn te veel dubieuze aannames en onzekerheden in zitten. Met beleidsscenario’s kun je immers nog alle kanten uit. Het jaar 2030 is echter al vrij dichtbij en je mag toch hopen dat we de komende 8 jaar al een flinke deuk in een pakje boter gaan slaan, al was het alleen maar omdat we op grond van boerenwijsheid het laaghangende fruit eerst gaan plukken.
Ik was ook wel nieuwsgierig om te zien of de gepresenteerde getallen over het energiegebruik een beetje overeen komen met die voor 2017 in het rapport van CBS Statline Energiebalans 18/12/2018. De getallen uit beide rapporten staan in onderstaande tabel samengevat.
Helaas is die vergelijking tussen beide rapporten niet één op één mogelijk omdat CBS Statline andere definities voor verschillende sectoren hanteert dan Berenschot. Zo is niet duidelijk wat het verschil tussen “industrie” en “nijverheid” is. Ook is niet duidelijk of “overige gebouwen” hetzelfde is als “dienstverlening” en of “landbouw” hetzelfde is als “landbouw en visserij”. Berenschot telt ook het internationale vrachttransport door scheepvaart en vliegverkeer mee. Stookolie en kerosine worden weliswaar in ons land als belastingvrije bunkerbrandstoffen geleverd, maar ze worden verkregen door bewerking van geïmporteerde ruwe olie. Het grote energiegebruik voor de raffinage van ruwe olie wordt ook weer voor een deel gebruikt voor producten die geëxporteerd worden. Dit maakt het extra lastig om een sluitende nationale energiebalans te maken.
In het Compendium voor de leefomgeving van 2019 worden ook cijfers gegeven vanaf 1990. Daaruit blijkt dat ons totale verbruik tussen 1990 en 2018 rond de 3000 PJ schommelde. De oorzaak van het grote verschil met de getallen in Berenschot heb ik nog niet gevonden. Mogelijk zit het hem in het primaire energiegebruik in de vorm van kolen en gas door de elektriciteitscentrales. Die post kan ik in het rapport van Berenschot niet terug vinden.
Wat vertellen de cijfers?
Afgezien van deze probleempjes voor de vergelijking van cijfers uit verschillende rapporten valt op dat ons totale gebruik aan primaire energie (exclusief het internationaal vrachttransport) tussen 2015 en 2030 volgens de prognose van Berenschot nog nauwelijks afneemt. Een verschil tussen 1992 PJ en 1966 PJ is gezien de betrekkelijke betrouwbaarheid van de cijfers niet significant te noemen.
De CBS Statline energiebalans van 2018 liet overigens ook al zien dat er tussen 2009 en 2017 nauwelijks fossiele energie bespaard is. De getallen uit CBS Statline heb ik verder niet in de berekeningen gebruikt.
Alles bij elkaar en ondanks de onvergelijkbaarheid van verschillende rapporten is de conclusie toch dat er in de 40 jaar tussen 1990 en 2030 nagenoeg niets aan energiebesparing zou worden bereikt.
Theoretisch mogelijke besparingen
In een column van 2019 in Duurzaamnieuws had ik op grond van de theorie beredeneerd dat de verwarming van gebouwen met beduidend minder primaire energie zou moeten kunnen. Door de combinatie van isolatie, warmtepompen, geothermie en restwarmte, gaan we van het gas af en moet er in deze sector zeker tot 75% op energie bespaard kunnen worden.
Een andere grote besparing betreft de overgang naar elektrisch vervoer. De explosiemotor met maximaal 30 % rendement maakt in ras tempo plaats voor de elektromotor in combinatie met zon PV en accu’s met alles bij elkaar bijna 90 % rendement.
Ook het verlies van 60% primaire energie bij de elektriciteitscentrales op kolen en gas kan verdwijnen door overgang op zon en wind.
Als ik bovendien aanneem dat de industrie nog wel 30 % efficiënter kan worden en ook gebruik kan maken van biogas en geothermie en ook de glastuinbouw via geothermie en biogas in plaats van aardgas ongeveer 50% op het primaire gebruik kan besparen, kom ik tot de conclusie dat we aan 917 PJ groene stroom overeenkomend met 254 TWh voldoende zouden moeten hebben. Ik houd dan geen rekening met groei en die wordt door Berenschot wel verwacht vanwege bevolkingsgroei en met name ook bij de ICT sector en de luchtvaart. Die laatste twee zouden we eigenlijk niet moeten willen en als er één miljoen woningen bij zouden komen mag ik toch hopen dat die energieneutraal zijn.
Zijn er in 2030 al vorderingen te verwachten?
Volgens Berenschot is er van een energietransitie in 2030 echter nog weinig te merken. Het totale energiegebruik blijft ongeveer 1975 PJ overeenkomend met 533 TWh.
De woningen en andere gebouwen zijn volgens hun prognose in 2030 nog lang niet allemaal goed geïsoleerd en overgestapt op warmtenetten en warmtepompen. Het gasgebruik voor huishoudens is slechts gedaald van 9 naar 6,5 miljard m3 en van overige gebouwen van 3,9 miljard naar 3,5 miljard m3
De auto’s zijn in 2030 nog lang niet allemaal elektrisch aangedreven. Het primaire verbruik door het vervoer is slechts met 25% afgenomen van 437 naar 332 PJ.
Er is door Berenschot geen uitsplitsing gemaakt voor personenvervoer en binnenlands vrachtverkeer. Een benadering is mogelijk op grond van het gebruik van benzine in vergelijking met diesel. Daaruit blijkt dat het getal in Berenschot zowel het gebruik van benzine als diesel betreft. Het energiegebruik door treinen, trams en bussen wordt nergens expliciet genoemd. Ook het luchtverkeer voor zakenreizen en vakanties door Nederlanders is niet expliciet genoemd.
De conversie naar andere energiedragers zoals waterstof voor het internationale vrachtvervoer per lucht en over zee via import van 410 PJ en door middel van 113 PJ eigen productie is in 2030 nog zeer onzeker.
Het primair verbruik van industrie en landbouw samen zou tussen 2015 en 2030 niet zijn afgenomen. Alleen het gasgebruik door de industrie zou iets zijn afgenomen van 7,5 naar 6,8 miljard m3
Het totale gasgebruik van huishoudens, gebouwen, industrie en landbouw samen zou in de 15 jaar van 2015 naar 2030 zijn gedaald van 22 naar 18,4 miljard m3.
Primair energiegebruik in PJ in diverse sectoren volgens Berenschot en volgens CBS Statline en theoretisch minimaal elektrisch gebruik na transitie
Berenschot
CBS Statline |
2015 | 2017 CBS
Statline |
2030 | Theoretisch
na transitie |
Huishoudens | 400 | 406 | 364 | 100 |
Overige gebouwen | 255 | 257 | 64 | |
Dienstverlening | 284 | |||
Mobiliteit | 437 | 332 | 149 | |
447 | ||||
Personenvervoer | 250 | |||
Internationaal vrachtverkeer | ||||
lucht | 110 | 125 | ||
scheepvaart | 294 | 398 | ||
Industrie | 756 | 740 | 529 | |
Nijverheid | 574 | |||
Landbouw | 144 | 160 | 75 | |
Landbouw en visserij | 155 | |||
Totaal | 2396 | 2376 | ||
Totaal (excl. import voor int. transport) | 1992 | 1869 | 1966 | 917 |
Minimaal benodigde capaciteit wind en zon.
Bij het door mij berekende theoretische gebruik van 917 PJ elektrisch ( = 254 TWh) na de volledige transitie zouden we dit zelf met wind en zon moeten opwekken.
Bij 50% (127 TWh) door wind vraagt dit 36 GW capaciteit. Dat kan want volgens “Wind op zee outlook” kan er maximaal 72 GW op zee geplaatst worden. Voor wind op land gaat men uit van 7 GW.
Links: windopzee.nl, RVO.nl, Kamerstukken.
Bij 50% (127 TWh) door zon PV vraagt dit 145 GW capaciteit. Dit is dan als volgt in te vullen:
Mogelijk op helft van alle geschikte daken huizen en gebouwen 40 TWh
Helft van alle Civiele daken en parkeerterreinen 28 TWh
3 % van landbouwgrond zonneweiden 60 TWh
Deze benodigde hoeveelheden van 127 TWh elk voor zon en wind na het bereiken van maximale efficiëntie winst door de isolatie en elektrificatie staan in schril contrast met de hoeveelheden die eind 2020 zijn gerealiseerd namelijk 8,1 TWh zon en 14 TWh wind, samen 22 TWh = 4 % van ons huidige primaire energiegebruik en 8,6 % van wat na de volledige transitie minimaal aan duurzame elektriciteit nodig is
We hebben dus nog wel een eindje te gaan.
Wat kost dat?
In de publieke en politieke discussies en met name in rechtse en populistische kringen wordt vaak gezegd dat de energietransitie heel erg veel geld gaat kosten, dat er miljarden subsidie voor nodig zijn en dat we dat geld zonder sterke economische groei niet kunnen opbrengen. Helaas is er in de periode sinds 1990 met economische groei tussen 1,5 en 3 % per jaar geen cent gereserveerd voor de energietransitie. Hieronder heb ik wat sommetjes gemaakt om de opvatting dat we het niet kunnen betalen te toetsen.
Alleen de benodigde investeringen in zon PV en windturbines om de resterende capaciteit te realiseren zijn €176 miljard: Bij 6% rente en afschrijvingen is dat 10,5 miljard per jaar. (1)
Daar staan echter grote besparingen op import gas en olie tegenover.
De import 20 miljard m3 Russisch gas (of minder export van Nederlands aardgas) kost ons €18 miljard per jaar. De import van olie voor motorbrandstoffen kost ons €12 miljard per jaar.(2)
In totaal is er door minder import van gas en olie dus 30 miljard per jaar te besparen. De investeringen in wind en zon voor apparatuur die 15 – 25 jaar meegaat kunnen dus in 6 jaar worden terugverdiend. Deze investeringen kunnen dus gemakkelijk door de energieleveranciers gedaan worden, zonder dat de staat daarin hoeft bij te dragen.
Daarnaast zal er geïnvesteerd moeten worden in aanpassing van de energie infrastructuur. Daar hoort de verzwaring van kabels en schakelstations door de netwerkbeheerders bij maar ook de aanpassingen van het gasnetwerk, de zoutcavernes voor transport en opslag van waterstof en de extra windparken op zee voor de waterstofproductie die nodig is voor transitie van grote industrieën en buffering.
Dit zou eigenlijk allemaal moeten kunnen worden gefinancierd uit betalingen voor vastrecht, de energiebelastingen en accijns op brandstoffen. Mits deze belastingen natuurlijk geoormerkt worden om voor dit doel te gebruiken.
Inkomsten uit belastingen en accijns
Totaal energie gerelateerde belastingen vastrecht, gas, elektra en accijns motorbrandstoffen leveren € 17,9 miljard, waarvan €14,3 miljard door huishoudens en personenvervoer.(3)
De industrie draagt nu slechts €0,34 miljard bij aan energiebelastingen op gas , €0,3 miljard op elektra en €3 miljard via dieselaccijns. De transportkosten worden uiteraard doorberekend naar de afnemers dus eigenlijk betalen de huishoudens bijna het volle pond (97%).
De belastinginkomsten uit gas en motorbrandstoffen zullen gedurende de transitie naar elektrisch voor de staat geleidelijk wegvallen, maar dat duurt nog minstens 15 jaar en met de daarmee in het verleden opgebouwde en nog op te bouwen spaarpot zou de overheid in principe de benodigde investeringen voor verbetering van de energie infrastructuur moeten betalen. Alleen voor de komende 15 jaar kunnen de totale energie gerelateerde belastingen nog wel gemiddeld circa € 6 miljard per jaar dus €90 miljard opleveren
Een deel van die kosten voor aanpassing zou echter ook door de industrie en landbouw betaald moeten worden via een CO2 belasting.
Een CO2 belasting die in 15 jaar oploopt van €25 tot €100 per ton kan in de komende 15 jaar €90 miljard opleveren. (4)
Zelfs als dit bedrag volledig wordt doorberekend naar de afnemers en uiteindelijk bij de consumenten op de portemonnee gaat drukken, (waarmee als een soort chantage door ondernemend Nederland wordt gedreigd) gaat het bij deze consumenten om 60 miljard besparing op eigen energiebelastingen tegenover 90 miljard vanuit de bedrijven doorberekende CO2 belastingen. De consument bespaart echter vanwege de transitie ook op de kale marktprijzen voor energie. Alleen al de afbouw van de kosten voor 7,5 miljard m3 gas gaat gedurende de transitieperiode van 15 jaar circa 60 miljard besparing opleveren. Netto gaan de huishoudens er dus zelfs dan nog op vooruit.
In totaal zal er dan uit belastingen op energie in de komende 15 jaar minstens € 180 miljard beschikbaar komen. Volgens PricewaterhouseCoopers bedragen de kosten voor verduurzaming van de energie infrastructuur 102 miljard.
Conclusies:
De prognoses en de rapporten over het energiegebruik sinds 1990 geven aan dat er in de 40 jaar tussen 1990 en 2030 vrijwel niets is terechtgekomen en zal terechtkomen van een besparing op primair energieverbruik en dus ook heel weinig CO2 winst voor het klimaat.
Een drastische transitie voor de vervanging van gas en olie door wind en zon in de komende 15 jaar vergt een enorme investering in capaciteit windturbines en PV panelen. Deze investering kan echter gemakkelijk door de energieleveranciers betaald worden uit de besparingen op geïmporteerd gas en olie. Het is niet nodig voor de staat om dit te subsidiëren.
De totale transitie zal ook voor de staat kosten met zich meebrengen vanwege aanpassingen aan de energie infrastructuur en de voorzieningen bij gebruik van waterstof als buffer. De totale kosten daarvoor kunnen grotendeels gedekt worden uit de nog resterende energiebelastingen en accijnzen in de 15 jaar tijdens de transitie die nu door huishoudens opgebracht worden. Ter aanvulling kan een CO2 belasting voor de industrie opklimmend van 25 naar 100 per ton CO2 gebruikt worden. Dit is alleszins gerechtvaardigd volgens het principe de vervuiler betaalt en ook omdat de industrie in de afgelopen 30 vrijwel niets aan energiebelastingen heeft bijgedragen. Hoewel beide soorten belastingen door de transitie uiteindelijk zullen verdwijnen zal de opbrengst van €180 miljard voor de komende 15 jaar ruim genoeg zijn om de aanpassingen infrastructuur te bekostigen.
Zelfs bij volledige doorberekening van de CO2 belastingen voor de industrie naar de consument zullen de huishoudens er netto op vooruit gaan.
Zoals de afgelopen 30 jaar is gebleken, verloopt de verduurzaming veel te traag en bestond er vanwege de kortingen en ontheffingen op energiebelastingen en de lage prijzen voor energie voor de industrie vrijwel geen financiële stimulans. Ook is er ondanks een periode met economische groei geen geld gereserveerd. Dat wij nu geplaagd worden door hoge gasprijzen is onze eigen domme schuld. Een opklimmende CO2 belasting voor iedereen, inclusief de industrie zonder uitzonderingen, ontheffingen en zonder kortingen zal het enige middel zijn om de industrie tot verduurzaming aan te zetten.
Ik wens de nieuwe regering veel succes, maar de ervaringen uit het verleden bieden weinig hoop voor de toekomst.
Han Blok
Voetnoten
1
Wind 0,89 x €1,23 miljoen per MW x 36.000 = € 39,4 miljard
Zon PV 0,94 x €1,0 miljoen per MW x 145.000 = €136,4 miljard
Totaal €175,8 miljard
2
De import van motorbrandstoffen met 440 PJ =121 x 109 kWh = 12,1 miljard liter kost ons € 12 miljard/j
3
De betaalde aansluitingskosten en vastrechttarieven voor huishoudens leveren ongeveer €3,5 miljard per jaar op.
Huishoudens betalen nu € 0,54/m3 belastingen op aardgas, dus in totaal bij 7,5 miljard m3: €4 miljard belastingen
De grootgebruikers Industrie en landbouw betalen voor gebruik van 8,6 miljard m3 gas €0,04/m3 aan belastingen dus bij elkaar € 0.34 miljard.
Voor elektriciteit wordt door huishoudens €0,11 per kWh betaald, zodat de opbrengst € 3 miljard bedraagt.
De industrie gebruikt ca 220 PJ – =61 miljard kWh elektrisch tegen een belastingtarief van gemiddeld €0,005/kWh en levert daarmee €0,3 miljard belastingen
De totale opbrengst vastrecht en belastingen voor gas en elektra is dus minstens €10,9 miljard per jaar.
De 440 PJ voor verkeer is als volgt verdeeld. Particulieren inclusief zakelijk personenvervoer verbruiken 4 miljard kg benzine à 44 MJ/kg =176 PJ Daarvan bedraagt de accijns €1/liter zodat ca €4 miljard belasting wordt betaald.
Dieselauto’s gebruiken 6 miljard kg diesel = 264PJ. Daarvan bedraagt de accijns €0,5 zodat in totaal €3 miljard belasting wordt betaald.
De totale accijns op benzine en diesel bedraagt dus €7 miljard/jaar
Totaal belastingen vastrecht, gas, elektra en accijns motorbrandstoffen leveren dus € 17,9 miljard,
4
Bij 900 PJ door de industrie en de landbouw zal de CO2 emissie circa 90 Megaton per jaar bedragen. Een CO2 belasting die in 15 jaar oploopt van 25 naar 100 per ton gaat dus zonder transitie door deze sectoren €2,2 tot € 8,8 miljard opbrengen. Bij volledige transitie in 15 jaar blijft daar dan nog een belastingopbrengst van gemiddeld €6 miljard/j en in totaal ca €90 miljard over, als een nieuwe bijdrage in de investeringen.