Nederlanders zijn over het algemeen flinke vleeseters. Gemiddeld eet de Nederlander per jaar 15 kg rundvlees plus 36 kg varkensvlees en 25 kg kip. Dit is 2 keer zo veel als het wereldgemiddelde en 1,,5 keer zo veel als goed is voor onze gezondheid. Afhankelijk van de berekeningsmethode zou veeteelt mondiaal een bijdrage leveren aan broeikasgassen tussen 12 en 14,5 %.
Gezien de toename van vleesvervangers in de schappen van de supermarkt lijkt het vegetarisme sterk in opkomst. Het aantal mensen dat volgens eigen zeggen vegetarisch eet schommelt echter slechts rond de 4 %. Dat getal moet wel met een korreltje zout worden genomen want de definitie van vegetarisch is nogal rekbaar.
In ieder geval heeft het kleine aantal echte vegetariërs weinig invloed op de totale vleesconsumptie door de Nederlanders. Voor het vaststellen van de impact van zogenaamde flexitariërs ligt het nog moeilijker, want de helft tot drie kwart van de bevolking claimt weliswaar flexitariër te zijn maar dat kan variëren tussen bijna geen en af en toe geen vlees. Volgens de WUR is de totale vleesconsumptie in de laatste jaren met ongeveer 2,5 % verminderd.
Er is nogal wat verschil tussen vlees en vlees. Er zijn op de wereld 1,2 miljard mensen die om principiële of religieuze redenen geen varkensvlees eten en er zijn 0,9 miljard mensen die wegens een heel andere religie juist geen rundvlees eten. Soms legt men de grens bij rood vlees. Dan eet men dus wel vis en gevogelte en soms eet men geen vlees maar wel vleeswaren of geen vlees maar wel melk, boter, kaas en eieren. Het aantal mensen dat helemaal geen dierlijke producten eet, de veganisten, bedraagt slechts 0,4 % van de Nederlandse bevolking.
Schapen, koeien en varkens
Een belangrijk argument om minder vlees te eten is de impact op het klimaat en het milieu, een ander argument is de totale voedselschaarste in de wereld en ten slotte speelt de eigen gezondheid een rol. Voor het klimaat is vooral de uitstoot van methaan van belang. Bij schapen en rundvee ontstaat als bijproduct van de spijsvertering en bij de mestopslag nogal wat methaan. Dit is een sterk broeikasgas. In de atmosfeer is het wel 100 keer zo’n sterk broeikasgas als CO2, maar omdat methaan betrekkelijk snel wordt afgebroken rekent men voor een periode van 100 jaar meestal met een gemiddelde factor van 25. Als gevolg daarvan hebben schapenvlees en rundvlees per kg een 2 tot 3 keer zo grote CO2 voetafdruk voor het klimaat als varkensvlees en 4 tot 5 keer zo’n grote als kip of vis.
Overigens kan men zich afvragen of we die 100 jaar nog wel gaan halen. Voor een periode van 30 jaar tot aan 2050 zou de factor om methaan om te rekenen naar CO2 equivalenten dichter bij de 75 moeten liggen. In dat geval wordt het verschil tussen de CO2 voetafdruk van schapen/rundvlees en ander vlees nog veel groter. Alleen afzien van schapen- en rundvlees is voor een gemiddelde consument niet erg moeilijk maar heeft wel de grootste impact op klimaat.
Kijkt men naar de voedselschaarste in de wereld dan is vooral de voedselconversie van belang. Voor 1 kg rundvlees is ongeveer 25 kg plantaardig voedsel nodig. Dat is voor 1 kg varkensvlees slechts 7,25 kg en voor 1 kg kippenvlees slechts 4,5 kg en voor 1 kg gekweekte vis minder dan 3 kg. In plaats van het kweken van voedsel voor het vee zou men op die landbouwgronden voedsel voor de mens kunnen kweken. Wereldwijd wordt nu 1/3 deel van de landbouwgrond gebruikt om veevoer te kweken. Als de wereldbevolking blijft groeien van 7,7 miljard naar 10 miljard en de vleesconsumptie per hoofd van de bevolking wereldwijd op het niveau van dat in Nederland komt, zouden we ruim 2,5 keer zo veel land nodig hebben. Dat kunnen we dus niet volhouden.
Gras eten
Een heel ander aspect betreft de kwaliteit van het voedsel enerzijds en de kwaliteit van het landoppervlak dat voor voedselproductie wordt gebruikt anderzijds. Vlees wordt beschouwd als een luxe. Op eiwitrijk voedsel groeien we beter dan op suikers en zetmeel. De mensen in rijke landen worden niet voor niets steeds langer en zwaarder. Mensen kunnen geen gras verteren, dus ook geen hooi, stro en gehakselde mais. Veel restanten van onze voedselproductie zijn wel prima geschikt als veevoer en het opofferen van regenwouden met veel biodiversiteit ten faveure van de productie van veevoer is niet te vergelijken met goed gereguleerde visserij. Helaas worden dergelijke nuances in de huidige discussie over vleesconsumptie eenvoudigheidshalve vaak weggelaten.
Om het juist nog wat ingewikkelder te maken kunnen we ook kijken naar de totale stikstofhuishouding. De Nederlandse grond ontvangt zoals we intussen weten te veel stikstof, althans meer dan goed is voor het in stand houden van natuurgebieden. Dat weten we al sinds 1985 en sindsdien is de hoeveelheid al met meer dan 60% afgenomen. Maar dat is nog niet genoeg. Van een gemiddelde depositie van 21 kg/ha zouden we terug moeten naar een gemiddelde van 14 kg/ha.
Dat is een vermindering met 34 %. De veehouderij draagt voor ongeveer 42 % bij aan de totale hoeveelheid. Via de lucht vanuit het buitenland en door vliegverkeer, scheepvaart en wegverkeer wordt de andere 58 % veroorzaakt. Zou alleen de veehouderij voor de vermindering moeten opdraaien, dan moet de veestapel dus met 80 % verminderd worden. Volgens de boerenprotestbeweging komt onze voedselvoorziening dan in gevaar. Moeten we dan allemaal vegetariërs worden? Dat hoeft niet want alleen de Nederlandse veestapel produceert 3 keer zo veel rundvlees als Nederlanders consumeren en 1,7 keer zo veel kaas als we zelf eten. De balans wordt nog meer vertroebeld door export en import. De waarde van de totale vleesexport naar buurlanden in Europa bedraagt circa € 8,5 miljard en dit zorgt voor een behoorlijke directe en indirecte werkgelegenheid. Maar behalve vlees exporteren we ook voor 7,7 miljard Euro zuivel en voor 0,5 miljard Euro aan eieren. Een kleinere veestapel hoeft dus niet tot voedselschaarste in Nederland te leiden, maar gaat ten koste van lucratieve export en alle bedrijvigheid en inkomsten die daarmee samenhangt.
Hier tegenover staat dat we ook weer voor € 5 miljard vlees uit Argentinië en Brazilië invoeren. De export gaat gepaard met uitstoot van stikstof in ons land, de import niet. Het vegetarisme van de Nederlanders verandert niets aan deze situatie.
Zuivel
Veel mensen die minder vlees zijn gaan eten, blijven wel consument van zuivelproducten, eieren en vis. Met onze kaasconsumptie van 20 kg per persoon staan we onderin de top tien in Europa. Zuivelproducten kunnen echter niet geproduceerd worden zonder dat er rundvee geslacht wordt. Onze melkkoeien moeten elk jaar kalveren om melk te blijven geven. Na gemiddeld 5 à 6 jaar worden de meeste melkkoeien geslacht en weer vervangen door nieuwe en alle niet tot melkkoe uitverkoren kalfjes zijn ook voor de slacht. Een Nederlander die gemiddeld 20 kg kaas per jaar eet, zorgt er daardoor indirect voor dat er ook 5 kg rundvlees op de markt komt.
Bij het berekenen van de CO2 footprint van kaasconsumptie met behulp van de getallen uit de grafiek moet dus eigenlijk daarvoor gecorrigeerd worden . Iemand die wel 20 kg kaas en 25 kg kip per jaar eet en geen rundvlees of varkensvlees is dus toch nog verantwoordelijk voor 20 x 13,5 + 5 x 27 + 25 x 6,9 = 578 kg CO2 uitstoot.
De gemiddelde consument die zowel 20 kg kaas als 15 kg rundvlees en 36 kg varkensvlees en 25 kg kip eet, draagt (20 x 13,5 +15 x 27 + 36 x 12,1 + 25 x 6,9) = 1283 kg CO2 bij. De meeste flexitariërs zitten daar ergens tussen in.
Omdat de gemiddelde Nederlander ook al een CO2 voetafdruk van ruim 4 ton CO2 per jaar heeft door het gebruik van gas, licht en benzine, draagt onze vleesconsumptie dus voor 10 tot 20 % bij aan de totale CO2 persoonlijke voetafdruk, Als we alle CO2 emissie van industrie, landbouw, overheid en vrachtverkeer etc. ook evenredig verdelen over de inwoners van Nederland komen we zelfs uit op een totaal van een kleine 12 ton per persoon. De flexitariër die alleen afziet van rundvlees en varkensvlees vermindert zijn totale CO2 voetafdruk dus met maximaal 6 %.
Han Blok