Voedingsmiddelenbedrijven gooien voortdurend hun chemische, proces- en marketing-creativiteit in de strijd om met nieuwe producten in de smaak te vallen van de consument. Of die kopers die producten ook echt nodig hebben, is vers twee. Of een nieuw trendy artikel behalve voor het bedrijf en misschien voor de consument ook gunstig is voor de planeet, is zelden een overweging. Ja, in de tv-commercials komen veel weilanden, zeegezichten en picknicks voor. Maar dat plaatje is dan ook het enige duurzame en natuurlijke aan de nieuwe kaasspread, toetje, zure mat of steenovenpizza.
Voorgekauwde keuze
De markt van voedingsmiddelen is er allang niet meer eentje van het klassieke soort waarin de vraag het aanbod bepaalt. De consument bepaalt niet wat hij eet. Hij eet wat hij voorgezet cq. aangesmeerd krijgt. Met een term uit de supermarktbranche heet dat eufemistisch een ‘edited choice’. De inkopers van de supermarkten bepalen wat er in de schappen ligt, de producenten maken wat gevraagd wordt. En ‘vraag’ is dan een multi-interpretabel begrip.
Producten moeten hun plek in het schap veroveren en zien te behouden. Dat is in de eerste plaats een kwestie van marketing. Reclamecampagnes via allerlei kanalen zijn de drager van de aanlokkelijke boodschap en proberen behalve origineel ook duidelijk te zijn. Maar soms is het nogal duister waarom ineens bepaalde producten populair worden. Waarom, bijvoorbeeld, denkt de voedingsmiddelenhandel dat producten met extra eiwitten onmisbaar zijn voor de consument?
Probleem verzinnen
Vraag creëren door een probleem te verzinnen is een beproefde marketingtruc. Zoals ons wijs maken dat er een tekort aan eiwitten is in onze voeding. Zuivelfabrikanten, die mogelijk concurrentie vrezen van plantaardige zuivelvervangers, zetten fors in op met zuiveleiwitten versterkte drankjes, yoghurts, repen en andere levensmiddelen in stoere verpakkingen waarop het woord ‘proteïne’ kan worden bijgeschreven.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
“Als je je zorgen maakt over de hoeveelheid eiwitten in je dieet, dan eet je bijna zeker meer dan genoeg,” schreef culinair journalist Bee Wilson vijf jaar geleden in The Guardian. Met andere woorden, wie in een (voedsel)omgeving woont, waar drankjes, repen, koeken en andere luxe producten met ‘extra proteïne’ worden verkocht, (‘eiwitten’ en ‘proteïne’ betekenen hetzelfde) zal vermoedelijk al een eetpatroon hebben waarin voldoende eiwitten zitten. Dat betekent waarschijnlijk ook dat wie zich zorgen maakt, ergens in zijn omgeving moet hebben opgepikt dat meer eiwitten eten gezonder is dan de gangbare voeding levert.
In het laatste geval is ook sprake van een culturele invloed op de waardering van eiwitten in de voeding. Nu zijn eiwitten de ‘charismatic nutrient’, het (macro)nutriënt waar alle aandacht naar uitgaat. In de modes die in de voedingskunde zichtbaar zijn, dringen ze zich om beurten op. Datzelfde geldt voor supplementen. De meeste mensen kunnen die hele wand met potjes supplementen in de drogisterij overslaan, maar dat is een ander verhaal. (Wel vitamine D slikken in de winter als je op een hoge breedtegraad woont!)
Fitnessfabel
Een verklaring voor de extra aandacht voor eiwitten ligt voor de hand: de enorme groei van de fitnesscultuur. Het nemen van eiwitpreparaten, zoals wheypoeder, bevordert de groei en herstel na training van de spieren. Daarover doen evenveel fabeltjes als feitjes de ronde. Alleen extreem zwaar trainende duursporters en bodybuilders hebben baat bij hoge doses eiwitten, uit vooral eieren, blikvis zoals tonijn, mager vlees zoals kip, en wheypoeder.
Voor spierherstel is inderdaad extra eiwit nodig, maar dat werkt niet direct na het sporten als je een proteïneshake wegwerkt. Gewoon na de wedstrijd of de sportschool naar huis gaan en normaal eten levert voldoende eiwitten om de spieren van een recreatieve sporter te laten herstellen.
De vuistregel is dat een mens dagelijks 0,8 gram eiwit per kilo lichaamsgewicht nodig heeft voor opbouw en herstel van de spieren en de organen. Gemiddeld krijgt een Nederlandse man van 19 tot 50 jaar een kleine honderd gram eiwit per dag binnen uit voeding, meer dan genoeg. Vrouwen van die leeftijd gemiddeld zeventig gram, ook ruim voldoende. Het aandeel eiwitten in de voeding moet ongeveer tien procent van het totaal aan calorieën zijn, maar is vaak veel groter.
Een actieve fitnesser hoeft geen extra eiwit te gebruiken. Maar mensen verschillen en eten niet hetzelfde. Toch is bij een grote variatie in eetpatronen het aandeel eiwitten in de dagelijkse voeding substantieel. De belangrijkste leveranciers van eiwitten zijn vlees, zuivel, eieren, vis, bonen, erwten, tofu, maar ook bladgroente, aardappelen, rijst en (volkoren) brood. Dierlijke producten leveren per volume meer en iets gemakkelijker verteerbare eiwitcomplexen, maar het is een reeds lang achterhaald misverstand dat een volledig vegetarisch eetpatroon onvoldoende of inferieure eiwitten zou leveren.
Niettemin zijn de meeste toegevoegde eiwitten afkomstig van zuivel. Whey is een restproduct van de kaasmakerij. Proteïnerepen zijn ultraprocessed en bevatten veel suikers. De nieuwe eiwitrage is volstrekt niet duurzaam. Het is snoepen met een gezond imago. Vroeger gaf een Mars energie volgens de reclame, nu is een protein bar een gezonde snack.
Onze eigen eiwitfabriek
Het menselijk lichaam is, zoals elk levend organisme, één grote eiwitfabriek. Eiwitten worden, aangestuurd door de genen, gevormd uit aminozuren. Het menselijk lichaam heeft twintig verschillende van die bouwstenen nodig. Die worden deels door het lichaam zelf aangemaakt (elf stuks) en moeten deels (negen) uit voeding komen. Dat zijn de zogenaamde essentiële aminozuren.
Een tekort aan eiwitten in de voeding leidt tot verlies van spieren, groeistoornissen en een reeks deficiëntieziekten. In landen met voedselschaarste en voedselonzekerheid lijdt de bevolking, in de eerste plaats opgroeiende kinderen, vaak onder eiwittekort. In landen met midden- en hoge inkomens is eiwittekort zeldzaam. Een groep die vaak slecht eet en een tekort aan eiwitten eet, zijn ouderen. Niet bezoekers van sportscholen, maar kinderen en ouderen moeten op hun eiwitinname letten.
Aardappelen ook prima
Hoogleraar Luc van Loon van Maastricht University is een wereldbefaamde expert op het gebied van skeletspiermetabolisme. Zijn onderzoeksgroep bestudeert de werking van eiwitten tot op cellulair niveau. Een van zijn proeven toonde aan dat eiwitten uit aardappelen even goed werkten bij het herstel na intensieve training als eiwitten van dierlijke herkomst. Het is slechts één van de onderzoeken die aantonen dat plantaardige eiwitten even effectief zijn als dierlijke. Er zijn vegetarische topsporters en zelfs vegan bodybuilders.
Voldoende eiwitten eten is om een andere reden nog belangrijk. Volgens de eiwithefboom hypothese, de protein leverage theory van Raubenheimer en Simpson is proteïne “een primaire aanjager van calorie-inname via de interacties met koolhydraten en vetten”. Dat houdt in dat je blijft eten tot je genoeg eiwitten binnen hebt. Dat kan betekenen dat je te veel calorierijk voedsel eet dat vooral bestaat uit koolhydraten, vetten en suikers. Er is bewijs dat de theorie klopt, maar het is magertjes en het aangetoonde effect is klein.
Minder blijft beter
Dus toch opletten dat de alledaagse voeding voldoende eiwitten bevat. Overbodige eiwitten worden afgebroken en uiteindelijk zelfs omgezet in glucose, wat in de stofwisseling als lichaamsvet kan worden opgeslagen. Heel veel te veel kan leiden tot nierschade vanwege de stikstof die een essentieel onderdeel van eiwitten uitmaakt.
De geschiedenis van eiwitten is ook een cultuurgeschiedenis van voeding. Eiwitten zijn van oudsher geassocieerd met mannelijkheid. Echte mannen eten vlees, want dat geeft kracht. Grote steaks zijn een symbool van welvaart. Barbecueën, het rituele feest van vlees verbranden, zorgt voor sociale cohesie. Zonder Green Egg op het terras is het moderne huishouden niet compleet.
Die rook uit de achtertuin draagt ook nog eens bij aan de luchtvervuiling. Alsof de uitstoot van CO2, methaan en stikstofverbindingen van de vlees- en zuivelindustrie al niet rampzalig genoeg is. Het zou interessant zijn te becijferen hoeveel minder dieren er gehouden en geslacht zouden hoeven worden als de wereldeiwitconsumptie optimaal zou zijn en niet veel te groot, zoals nu.
Huib Stam