Als het om duurzaamheid gaat, zou het vanzelfsprekend moeten zijn dat milieubelasting die we buiten onze Europese, landelijke of gemeentegrens veroorzaken in het beleid wordt meegenomen. Een belangrijk instrument daarvoor is de ketenbenadering met aan het eind van de keten meer aandacht voor het gedrag van consumenten.
Veruit het grootste deel van onze klimaatimpact wordt niet in ons land of onze gemeente veroorzaakt. Die komt door de import van voedsel, auto’s, bouwmaterialen, huisraad, kleding, elektrische apparatuur en nog veel meer van buiten onze grenzen. Door deze milieuimpact bij het streven klimaatneutraal te worden buiten beschouwing te laten, wordt een verkeerd beeld gegeven van hoe klimaatneutraal we zijn.
Voedsel als voorbeeld
Een goed voorbeeld is de voedselketen. De productie en consumptie van ons voedsel is voor maar liefst dertig procent verantwoordelijk voor de uitstoot van broeikasgassen. Er bestaat geen productieketen met een grotere klimaatimpact dan die van voedsel. Zeker in ons land zijn de gevolgen daarvan buiten onze grenzen groot, want er is vrijwel geen land waar de boeren zo weinig voedsel voor de eigen bevolking produceren. Daar komt de massale import van veevoer nog bij. Als we dat zelf gaan produceren, komt heel veel grond in Zuidelijke landen vrij die gebruikt kan worden om hun eigen voedsel te produceren. Op COP28 is daar voor het eerst echt aandacht aan besteed.
Daardoor is ons land en zijn onze gemeenten verre van klimaatneutraal, zelfs als alle klimaatambities verwezenlijkt worden. Bovendien gaat het naast klimaatontwrichting ook om andere milieuproblemen zoals afnemende biodiversiteit, onttrekking en vervuiling van zoetwater, stikstof- en fosfaatuitstoot, vervuiling en verzuring van oceanen, erosie en vervuiling van bodems en chemische verontreiniging. De gevolgen van de overschrijding van al deze milieugrenzen door onze consumptie buiten onze grenzen ondermijnen onze bestaanszekerheid.
Kijken naar de hele keten
Om die milieu-impact te beperken, zouden we de hele productieketen moeten bekijken. Dan gaat het om de winning van grondstoffen, verwerking daarvan, transport, verwerking tot eindproducten, opslag, distributie, de productie van voertuigen, machines en opstal, de vermarkting met aan het eind het gedrag van de consument. Door de hele keten te analyseren, krijgen we een helder beeld van wat onze milieuimpact is.
Ook kan op die manier ook sociale rechtvaardigheid in het beleid meegenomen worden, want er is geen klimaatrechtvaardigheid zonder sociale rechtvaardigheid. Dan gaat het om arbeidsomstandigheden en beloning van met name mensen in arme landen. Vanzelfsprekend dienen we onze milieuzaken in eigen stad, eigen provincie, eigen land en binnen de EU op orde te maken, maar als we de uitbuiting van mens en milieu buiten onze grenzen niet in het beleid meenemen, staan we uiteindelijk met lege handen.
Dit geldt het sterkst voor landen die niet over de organisatie en middelen beschikken om sociale en milieumaatregelen in voldoende mate te nemen. Milieu- en sociale eisen stellen aan de productie in Zuidelijke landen en daarin te investeren is een uitstekende manier om inhoud te geven aan een begrip als ‘internationale solidariteit’.
Gericht op eigen regio
De ketenbenadering is een drijvende kracht om de verduurzaming van de winning van grondstoffen en de productie van basisbehoeften als voedsel, bouwmaterialen, kleding, etc, zoveel als mogelijk in de eigen regio te laten plaatsvinden. Zo maken we ons bovendien ook veel minder afhankelijk; minder kwetsbaar als de toevoer daarvan om wat voor reden dan ook stokt. En daarvoor zijn aanleidingen te over zoals oorlogen, geopolitieke spanningen en sancties, milieurampen en het instorten van economieën.
Dit is niet alleen door de klimaatgevolgen in ons eigenbelang, maar ook door de steeds grotere migratiestromen als gevolg van onze milieuimpact; mensen op drift door geweld en milieurampen; door honger, gebrek als gevolg van schaarste. Als we niet breder, integraler en op langere termijn leren kijken, leidt die migratie tot versterking van uiterst rechts met alle gevolgen voor onze democratische rechtsstaat, de instituties die we koesteren en polarisatie die onze samenleving ondermijnt.
Een belangrijk voordeel van de ketenbenadering is meer aandacht voor de producten aan het eind van al die productieketens. Beleid en maatregelen komen zo veel dichter bij de belevingswereld van burgers te staan. Het gaat tenslotte om hun voedsel en vervoer, hun huis en energiegebruik, hun kleding en spullen en om hun natuur en landschap.
Beïnvloeding en verandering van het gedrag van burgers is een belangrijk onderdeel van een effectief milieubeleid. Bovendien bevordert beleid gericht op gedrag het besparen van geld. Om dit persoonlijk te maken; onze energierekening is door ander gedrag nu net zo hoog als voor de enorme prijsstijging. Dit terwijl ons huis al behoorlijk geïsoleerd was en voorzien van warmtepomp, zonnepanelen en inductiekookplaat. Als het gaat om betaalbaarheid is een effectief milieubeleid vanuit de ketenbenadering een niet te onderschatten instrument.
Gedrag blijft buiten schot
Het huidige beleid richt zich vooral op de productiekant en dus op het gedrag van bedrijven Daar is winst op korte termijn meestal belangrijker dan duurzaamheid. Het gedrag van ons allemaal blijft vrijwel buiten schot. Het beleid gericht op de productie gaat uit van de veronderstelling dat de noodzakelijke transitie vooral technisch mogelijk is. Dus zonder dat de consument een vinger hoeft uit te steken. Door beleid gericht op gedrag is een transitie mogelijk zonder welvaart in te leveren en zullen we er op cruciale zaken als het inperken van klimaatverandering, gezond voedsel, gezonde lucht, voldoende en schoon drinkwater en een vitale natuur stevig op vooruit gaan.
Dat kan door burgers te stimuleren niet steeds nieuwe producten te kopen, langer met hun spullen te doen, het gebruik van apparaten en auto’s meer te delen, door het stimuleren van reparatie en hergebruik en als laatste door recycling. Dit is goed voor de portemonnee, met name voor degenen die het minst te besteden hebben. De prijs die we voor een dergelijke duurzame levenswijze betalen zit hem dus vooral in het niet steeds nieuwe spullen aan te schaffen die vaak van korte levensduur zijn en die nauwelijks gerepareerd worden of te repareren zijn. Dit betekent meer aandacht in het beleid voor (gedrags)educatie met het tegelijkertijd bieden van betaalbare handelingsperspectieven.
Wat de meeste zoden aan de dijk zet, is dat er alleen maar producten in de supermarkt en in kleding, planten-, meubel- en elektronicawinkels liggen, die mens en milieu niet uitbuiten. En dat de bouwsector, energiebedrijven, transportbedrijven en de zorgsector aan sociale en duurzame regels gebonden worden. In onze democratie is daarvoor draagvlak onder de bevolking nodig. De ketenbenadering is een uitstekend instrument om dat te scheppen.
Frans van der Steen