De coronacrisis als kans voor een omslag naar een duurzame economie was onderwerp van een bijna niet bij te houden stroom van artikelen de laatste maanden. Als de troonrede van 2020 een realitycheck voor een duurzame omslag is, is de kans daarop niet groot.
Een kleine analyse van de frequentie waarmee een aantal steekwoorden in de troonrede voorkomen, levert het volgende ontnuchterende beeld:
Het woord duurzaam komt in het hele stuk überhaupt niet voor, duurzamer en verduurzaming elk 1 keer. De lijst wordt, niet verwonderlijk, aangevoerd door corona (25x), maar wordt de loef afgestoken door de combinatie economisch (21x) en economie (8x). Verder gaat het over crisis (16x) en toch nog af en toe over klimaat (7x).
Van de 25 paragrafen gaan er 8 over economie, 1 over stikstof en 1 over (de rest van) klimaatgerelateerde zaken.
Economische hervormingen worden 1 x genoemd, maar dan in de europese context van zuidelijke eu landen die zich aan de noordelijke nomen moeten conformeren. Die gaan niet over duurzaamheid, maar over financieel beleid.
Duurzaamheid staat er bij als een afgedankt stoeltje naast de troon van de economie waarop de rede werd uitgesproken. De verhoudingen worden ook geïllustreerd door de volgende quotes uit de troonrede:
“In dat besef (van het perspectief van de toekomst – red.) maakt de regering de keuze in deze onzekere tijd niet te bezuinigen, maar juist te investeren in baanbehoud, goede publieke voorzieningen, een sterkere economische structuur en een schoner land nu en straks. Op die pijlers rusten de plannen van de regering voor het komende jaar.”
“Daarbovenop wil de regering een vliegende start maken met het Nationaal Groeifonds. Dit fonds is er voor het toekomstig verdienvermogen van ons land en daarmee voor de welvaart van morgen.”
In een persbericht van het Ministerie voor Economische Zaken en Klimaat lezen we dat “het kabinet 225 miljoen euro vrijmaakt voor cofinanciering van EU-programma’s gericht op regionale ontwikkeling, innovatie, duurzaamheid en digitalisering” en “Voor duurzame innovaties in de industrie stelt het kabinet komend jaar 60 miljoen euro beschikbaar.”
Als die eerste pot van 225 miljoen eerlijk wordt verdeeld levert dat 56,25 miljoen op voor duurzaamheid. Samen met de 60 miljoen voor de industrie is dat 86,25 miljoen, oftewel 0,4% van de 20 miljard uit het Groeifonds. Zelfs als die bedragen jaarlijks worden toegekend gedurende de 5 jaar dat het Groeifonds loopt, gaat nog steeds maar 2% naar duurzaamheid.
Een andere signaal voor het gebrek aan urgentie voor duurzaamheid is de hoge waardering voor de VVD en het kabinet in de peilingen. Kennelijk stoort het kiezers niet dat de VVD al 8 jaar op rij de partij is met de meeste politieke schandalen. Of dat de rechter er aan te pas moest komen om klimaatmaatregelen bij het VVD-geleid kabinet af te dwingen in de jarenlang slepende klimaatzaak. Of dat Nederland een van de slechtst presterende landen in Europa is als het om nieuwe coronabesmettingen gaat (Nederland stond op 15 september op de 5e plaats met het aantal nieuwe besmettingen per dag in Europa).
Het idee overheerst kennelijk nog steeds dat de economie de crisis moet oplossen, die door hetzelfde eenzijdig economisch beleid is veroorzaakt. Of het nu om pandemie of klimaat gaat, er zitten nog altijd teveel hoofden in het zand.
Toch worden er onderzoeken gehouden waaruit zou blijken dat een grote meerderheid van de kiezers een duurzamer beleid wil. Maar in de politieke peilingen zien we dat (nog?) niet terug.
In de komende periode vinden de algemene beschouwingen plaats en met verkiezingen in het vooruitzicht zullen partijen zich daarin wel willen profileren. Althans, dat hoop je dan als kritische kiezer. Of die verder gaan dan semantische discussies wachten we maar af.
Peter van Vliet