Duurzaamheid wordt steeds meer retoriek dan werkelijkheid in de Nederlandse economie. Daarvan mochten we de afgelopen dagen weer een sterk staaltje meemaken in de vorm van de massaontslagen bij het winstgevende Philip Morris in Bergen op Zoom. We sluiten de tent, want we kunnen elders meer verdienen was de boodschap van de directie. Dat Philip Morris wel in Nederland gevestigd blijft om gebruik te maken van belastingvoordelen maakt de beslissing extra cynisch. En wellicht is dat ook de achterliggende reden waarom premier Mark Rutte zegt niets te kunnen (lees willen) doen.
Vier jaar geleden speelde een vergelijkbare affaire in Oss, waar MSD de zaak wilde opdoeken, ook om strategische redenen. De toenmalige minister van economische zaken, Maria van der Hoeven, was wel bereid om in de telefoon te klimmen. Zij wist er voor te zorgen dat de beslissing in ieder geval deels werd teruggedraaid. Rutte en Kamp hebben daar blijkbaar de ballen niet voor.
Ook Shell presteerde het in 2010 om een slordige 5000 werknemers de laan uit te sturen, terwijl het bedrijf gewoon fors winst maakte. Misschien iets minder dan waar de aandeelhouders op hoopten, maar toch, winst.
Ontwaren we hier een trend waarin grote bedrijven steeds minder moeite doen om hun drijfveren te verhullen?
Philip Morris maakte in het derde kwartaal van 2013 een winst van 1,7 miljard euro (wereldwijd). Shell maakte in het vierde kwartaal van 2010 een winst van 5,23 miljard euro, nota bene een stijging van 25% ten opzichte van een jaar eerder. In beide gevallen bedragen de kosten voor het 20 jaar lang in dienst houden van de nu ontslagen werknemers zes weken winst van de beide bedrijven. Andersom wordt de samenleving nu gedwongen om die extra winst voor beide ondernemingen voor haar rekening te nemen.
Economisch verantwoord of gewoon misdadig?
In de heersende neoliberale opvatting is zorgen voor winst voor je bedrijf de enige verantwoordelijkheid van het management. Al het andere is daarop afgestemd en daaraan ondergeschikt. The purpose of business is business.
Maar de grens van de economie stopt niet bij de bedrijfspoort. Een bedrijf kan niet bestaan zonder de infrastructuur die door de overheid onderhouden en door de burgers en bedrijven gefinancierd wordt. En die infrastructuur bestaat niet alleen uit levering van energie, aanleg en onderhoud van wegen, datakabels en etherfrequenties voor communicatie. Die bestaat ook uit gezondheidszorg voor de werknemers van die bedrijven, voor hun opleiding. En uit veiligheid niet te vergeten.
In de heersende neoliberale opvatting is het gewoon goed ondernemerschap om zo min mogelijk aan die infrastructuur bij te dragen ( = belasting) en er zoveel mogelijk voordeel uit te halen ( = vestigingsbeleid). Zo vergroot je de winst voor jezelf.
Maar ook de moraal stopt niet bij de bedrijfspoort. Als samenleving hanteren wij regels over hoe we met elkaar omgaan. Wie die regels fors overtreedt, begaat een misdrijf en behoort daarvoor te worden gestraft.
Wanneer je als samenleving belangrijke ondernemingen gedurende tientallen jaren faciliteert hoef je niet te accepteren dat omwille van een beperkt eigenbelang van één ondernemer de samenleving grote schade oploopt.
In het perspectief van Bergen op Zoom betekent de sluiting van Philip Morris een veel grotere werkloosheid dan alleen de directe ontslagen. In Bergen op Zoom wordt nu gerekend met een factor 3: voor elke direct ontslagene verliezen nog eens twee mensen in de regio hun baan. Dat zijn een slordige vierduizend gezinnen (van de 26.000), voor wie de samenleving voor de uitkering mag opdraaien. De lokale werkloosheid gaat daarmee van 8 naar meer dan 20%. In geld uitgedrukt, uitgaande van gemiddeld 70% van een modaal inkomen, is het bedrag van de uitkeringen bijna 130 miljoen euro in het eerste jaar. Stel dat na een jaar de helft van de mensen ander werk vindt en de andere helft gemiddeld nog tien jaar een uitkering nodig heeft, dan kun je er nog driekwart miljard euro bij optellen. Niet meegerekend kosten voor herinrichting van terreinen, extra gezondheidszorg wegens gevolgklachten etcetera.
Wanneer een partij, een persoon of een rechtspersoon, een andere partij moedwillig en wederrechtelijk ernstige schade toebrengt, is dat volgens onze wetgeving een misdrijf. Bedrijven en hun bestuurders, die hele gemeenschappen in economische ellende storten omwille van een paar euro extra winst weten precies wat ze doen. Eigenlijk is het een overtreffende trap van belastingontduiking: daarbij probeer je als bedrijf op een oneigenlijke manier afdrachten aan de gemeenschap te ontlopen. Als je dat maar grof genoeg doet draai je de bak in. Een paar miljoen is doorgaans voldoende motivatie voor de rechter om hechtenis te vonnissen.
Vanuit moreel oogpunt snapt vrijwel iedereen dat dit niet kan. Vanuit juridisch oogpunt zijn de meeste kenmerken van een misdrijf aanwezig. Alleen zijn ze (nog) niet expliciet als strafbaar in de wetgeving opgenomen.
Zijn er misschien rechtsgeleerden in ons land die in staat en bereid zijn om te zoeken naar algemene rechtsgronden, of om de contouren van een wettelijk kader te schetsen ter voorkoming van dit soort economische ‘crime against society’? Want kennelijk ontbreken die nog. En dat druist heftig in tegen mijn rechtsgevoel; om van maatschappelijk verantwoord of duurzaam ondernemen maar niet te spreken.
Peter van Vliet