De energietransitie betekent: minder energie gebruiken en deze zoveel mogelijk duurzaam opwekken. Dat betekent dichtbij huis: LED-verlichting, energiebesparende apparaten, een elektrische auto en een goed geïsoleerd huis met zonnepanelen of aardwarmte. Zo willen we ervoor zorgen dat we in Nederland in 2050 (bijna) geen CO2 meer uitstoten.
Maar energiebesparing bij u thuis is niet genoeg. Weinig mensen realiseren zich dat de industrie bijna de helft van het jaarlijkse Nederlandse energiegebruik voor haar rekening neemt. We halen ons doel enkel als alle partijen in de komende jaren grote stappen zetten. En dat geldt met name voor de industrie.
Besparing loont niet voor bedrijven
De industrie in Nederland is ingericht op de onbeperkte beschikbaarheid van goedkope olie, gas en kolen. Industriële processen vergen vaak hoge temperaturen, dus moet er veel gestookt worden. Bovendien worden olie en gas niet alleen als brandstof maar ook als grondstof gebruikt. Biomassa wordt nog weinig toegepast. De extreem lage prijs van olie en andere fossiele brandstoffen in de afgelopen jaren, en de lage kosten voor CO2-uitstoot, maken het onaantrekkelijk om te investeren in energiebesparing of in vervanging van fossiel door duurzame alternatieven. Daardoor stoot de industrie nog enorme hoeveelheden koolstofdioxide uit. Het loont voor bedrijven niet om besparende maatregelen te nemen.
Er zit dus weinig beweging in de industrie. Omdat het hier om bijna de helft van ons energiegebruik gaat, leidt dit tot een enorme vertraging van de energietransitie. Dat moet anders, en dat kan ook.
Er zijn al heel wat technologieën beschikbaar om de uitstoot van CO2 door industriële processen radicaal te verlagen. Je kunt bijvoorbeeld biomassa, maar ook duurzaam opgewekte elektriciteit in de industrie inzetten ter vervanging van fossiele energie. Dat laatste noemen we elektrificatie van de industrie.
Ingrijpende verandering
Met duurzame elektriciteit kun je bijvoorbeeld warmte opwekken. Nog beter is restwarmte opwaarderen door een warmtepomp te installeren die restwarmte hergebruikt. Ook kun je met duurzame elektriciteit waterstofgas maken uit water en brandstoffen zoals methanol uit CO2. Het mes snijdt hier aan drie kanten. Tot slot kunnen elektrochemische processen de plaats innemen van chemische reacties die nu nog bij hoge temperatuur verlopen en daardoor veel brandstof vergen.
Het industriële landschap zal ingrijpend veranderen door de overschakeling van fossiele naar duurzame energie. De nieuwe productieprocessen kunnen op kleinere schaal worden toegepast en zijn flexibeler dan de huidige grootschalige installaties. Kleinschalige fabrieken staan daar waar de producten nodig zijn en draaien op lokaal opgewekte duurzame elektriciteit. Omdat de processen flexibel zijn, kunnen ze snel stilgelegd worden bij overcapaciteit of overstappen op een andere grondstof.
Zeker is dat deze ontwikkelingen tijd vergen. Ook zonnepanelen en windturbines bestaan al enkele tientallen jaren en worden nu pas rendabel. Willen we met de transformatie van de procesindustrie niet de boot missen, maar juist een voorsprong opbouwen, dan moeten we nu actie ondernemen. Bedrijven, overheid en kennisinstellingen moeten nu de handen ineen slaan om deze ontwikkelingen samen op te pakken en te versnellen. Het energielandschap zal er in 2035 in ieder geval heel anders uitzien. Grote kans dat de industrie dan verregaand is geëlektrificeerd.
In het kader van de Nationale Energieweek (3-10 oktober 2016) publiceert ECN elke dag een Stelling van de Dag. Onze experts belichten een aan energie gerelateerd thema. Vandaag is de beurt aan Sigrid Bollwerk, Program Development Manager Energy Efficiency.