Stel je eens voor, dat er na een volgende kabinetsformatie een Ministerie van Vernietiging zou worden opgericht. Een ministerie, dat, op de weg naar de nieuwe tijd, de afbraak van maatschappelijke instituties stimuleert en begeleidt. Het is een visioen dat eind oktober geschetst werd door Derk Loorbach van het Dutch Research Institute For Transition (DRIFT). Hij deed dit in zijn inaugurale rede ter gelegenheid van het verkrijgen van de leerstoel ‘Socio-economic transitions; science and practice’ aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam.
In zijn lezing beschreef Loorbach de mogelijke ontwikkeling naar een nieuw soort samenleving. Loorbach voorziet in de toekomst een netwerksamenleving, aangedreven door hernieuwbare energie in plaats van fossiele energie. Nieuwe technologieën en innovatieve institutionele contexten spelen in dit Utopia een belangrijke rol. Het Ministerie van Vernietiging krijgt als taak om het maatschappelijke transformatieproces te coördineren en daarbij, uiteindelijk, zichzelf te vernietigen.
Het ontstaan van een nieuwe orde
Loorbach promoveerde bij hoogleraar Transitiekunde Jan Rotmans, die bij de aftrap van zijn initiatief ‘Nederland Kantelt’ in november nog refereerde aan Loorbachs rede. Het instellen van een Ministerie van Vernietiging vond Rotmans niet echt nodig. ‘Daar hebben we er al elf van’, zei hij, tot hilariteit van het publiek. Net als Loorbach is Rotmans enthousiast over de tekenen des tijds. Hij ziet een nieuwe orde ontstaan waarbij burgers zelf het heft in eigen hand nemen. Denk bijvoorbeeld aan Initiatieven als broodfondsen, energiecoöperaties, zorgcoöperaties en ga zo maar door. Burgers nemen zelf initiatieven rond huizenbouw, onderwijs, politiek, ondernemerschap, teveel om op te noemen. En Rotmans wil deze beweging vleugels geven door alle initiatieven te verenigen. Zodat er als vanzelf een maatschappelijke kanteling gaat plaatsvinden.
Maar is er werkelijk een transitie gaande richting toenemende zelforganisatie?
Het Rathenau Instituut kwam in oktober 2014 met een interessante publicatie (Het Bericht) van Maurits Kreijveld over de risico’s die kleven aan internetplatformen. Apple, Google, Uber, Airbnb zijn zogenaamde platformen, die diensten of technologieën aanbieden waarop andere partijen aanvullende producten of diensten kunnen ontwikkelen.
Kenmerk van deze platformen is dat zij zelf de spelregels kunnen bepalen. Als ze willen, kunnen deze platformen bepalen wie er, onder welke voorwaarden, gebruik mag maken van hun dienst. Dat betekent automatisch dat de mogelijkheid ontstaat dat bepaalde groepen uitgesloten worden. Met andere woorden, dat er privileges ingesteld worden.
Een dergelijk risico op uitsluiting is, als je er over nadenkt, niet irreëel. Het gebeurt al in de wereld van internet: iPhone ondersteunt bijvoorbeeld geen filmpjes die gemaakt zijn met software van Adobe. En Nokia wil geen Skype op zijn smartphones.
Dit is interessant, omdat deze platformen te vergelijken zijn met de burgerinitiatieven die Rotmans en Loorbach zien opkomen.
Uitsluiting kan in principe voorkomen bij kleinschalige initiatieven, zoals bij coöperaties. Niet iedereen kan bijvoorbeeld zomaar lid worden van een coöperatie. Dat is natuurlijk inherent aan het wezen van een coöperatie, omdat die economisch moet kunnen voortbestaan, maar toch.
Zo zou het kunnen gebeuren dat broodfondsen besluiten om mensen met een ziektegeschiedenis uit te sluiten, of dat een bepaalde boer zijn melk niet mag afgeven aan een cooperatief zuivelbedrijf. Of denk eens aan dorpsbewoners die gebruik maken van een zorgcoöperatie. Mogen de bewoners van het dorp ernaast dan geen gebruik maken van die voorzieningen?
Wat er kan gebeuren als platformen groot en machtig worden, was te zien in de uitzending van Tegenlicht van 25 januari. In de kantoren van de grote informatica- en technologiebedrijven in Silicon Valley filosoferen de bedrijfsleiders graag over grote maatschappelijke veranderingen. De ultieme droom van deze geeks is een samenleving zonder overheid. En het middel daartoe is technologie.
De uitzending eindigde met een stukje over het Seasteading Institute, onder andere opgericht door de baas van Paypal, Peter Thiel. Het instituut wil steden oprichten op zee, buiten de internationale wateren. Daar, op die stedelijke eilanden, kan naar hartenlust geëxperimenteerd worden met nieuwe bestuursvormen. Het moge duidelijk zijn dat zo’n stadseiland niet toegankelijk zal zijn voor laagopgeleide mensen met een kleine beurs. Nee, wetgeving komt tot stand komt door bijdragen van investeerders.
Hyperintelligente, rijke mensen die een eigen, exclusieve wereld willen scheppen, buiten de maatschappij. Het doet enigszins denken aan de sciencefiction film Elysium (2013) waarin de rijken van de aarde zich terugtrekken in een satelliet (in de vorm van het Mercedes logo) die boven de aarde zweeft. Dat loopt niet goed af.
Het is zelforganisatie in zijn meest extreme vorm, waar het recht van de rijkste geldt. En ondertussen moet het volk maar zien hoe het zich redt. In de moderne prestatiemaatschappij is het ieder voor zich. Laten we dan toch onze overheid maar koesteren. Ondanks alle tekortkomingen hebben we die toch nodig, om paal en perk te stellen aan onredelijke, onwenselijke verschijnselen. Maar dan liefst een overheid die initiatieven steunt en die burgers beschermt, of ze nou rijk zijn of niet. Een Ministerie van Transitie. Dat zou nog eens mooi zijn.
Marco Ploeger is hoofdredacteur van Groenekwesties.nl.