In deel 2 van de serie praktische toekomstvisies ziet Jac Nijssen twee scenario’s aankomen. In het ene gaan we het redden, in het andere niet. Wat kunnen we dus doen? Een eerste hoofdpunt waaraan we volgens Jac Nijssen zouden moeten werken is ons weer terugwenden naar elkaar. Samen kunnen we productie en consumptie beperken. Een tweede hoofdpunt is ons concentreren op grijpbare praktijk om ons heen. Nee zeggen tegen onnodige troep, en genoegen vinden in op eigen kracht een sobere leefstijl uitvinden en beleven. Door lokaal sociaal weefsel op te bouwen in de richting van een lokalere economische organisatie bouw je wat op.
Klimaat wordt een enorme zorg voor de mensheid. We dreigen essentiële levenscondities te gaan verliezen. Dus hebben we al sinds de klimaatconferentie in Kyoto (1997), en zeker sinds die in Parijs (2015), dwingend met elkaar afgesproken om de broeikasgasemissies stringent te gaan verminderen. Edoch we krijgen dat niet voor de bakker. Emissies blijven toenemen, en de jaarlijkse CO2-toename in de atmosfeer evenzo.
Hamvraag: Hebben we tot nu toe wel de juiste oorzaak de oorlog verklaard?
Zo’n misgreep is niet ongewoon. De oorlog tegen drugs is gericht op dealers, vervoerders, en producenten, niet tegen de sociale en economische ellende die mensen er toe aanzet drugs te gebruiken. De oorlog tegen kanker richt zich op de tumor, niet op de pesticiden en het dieet. Een moeder slaat haar dochter (haar mikpunt) omdat ze de lieveling is van haar man die zijn vrouw niet meer wil knuffelen omdat ze te dik is geworden. En wat mij betreft wordt in de huidige oorlog tegen het klimaat ook de echte oorzaak over het hoofd gezien en dus met rust gelaten.
Het is niet het klimaat dat ons gaat doden, maar het spel dat we tot nu toe met elkaar hebben gespeeld. De manier waarop we met elkaar omgaan is de hoofdoorzaak waarom we steeds verslaafder aan energie zijn geraakt, en na de turfwinning totaal ongeremd de kolen-, olie- en gasvoorraden zijn gaan exploiteren. Echt, onze samenlevingsregels rond economische uitruil en rond de manier waarop we elkaar inkomen en bezit toedelen, zijn de enige reden waarom we niet langer binnen de aardse grenzen passen. Immers de honger naar energie wordt tussen ons opgewekt (gegenereerd). Exact daar, in de manier waarop we pap maken, verhandelen en distribueren (onderling toedelen). Die manier (ons economisch spel) maakt die honger onverzadigbaar en heeft ons gaandeweg dusdanig aan dat spul veslaafd dat het feit dat onze economieën steeds meer energie vragen en opnemen momenteel als vanzelfsprekend aanvoelt. Dus aan die spelregels zouden we in de eerste plaats moeten gaan sleutelen in plaats van aan louter de emissies.
Vind jij goede en onafhankelijke informatie over een duurzame en klimaatveilige toekomst belangrijk? En helpt Duurzaamnieuws.nl je daarmee? Help ons dan als ondersteunend lid. Dank je wel.
Liever eerst een tijdje volgen? Meld je dan aan voor de gratis nieuwsbrief.
Maar nee, we sleutelen niet aan die essentiële sociale regels over hoe we elkaar toegang geven tot middelen van bestaan. No way! We zijn zo lichtgeraakt en bang voor elkaar – vandaar dat ons uitruil-spel gebaseerd is op wantrouwen, ieder voor zich, en onbeperkt stapelrecht – dat we de kwestie van de regels blijven ontwijken en de jeugd onderwijzen dat we het klimaat moeten aanpakken via emissies, terwijl juist het elkaar naar het leven staan in ons economische spel heeft geleid tot de blinde race naar ‘meer’ waarin we als een kip zonder kop voortrazen. Die hectiek wordt aangestuurd door de mogelijkheid (onze vrijheden) om meer pap binnen te halen dan een ander, èn door de angst om zonder pap thuis te komen. Steeds sneller updatend, innoverend, aanschaffend, uitbreidend, proberen we de energie-junk in onszelf te bevredigen. En worstelen toenemend met de bijverschijnselen die met elke verslaving samengaan nl. ons kennen wordt armzalig; ons blikveld vernauwt; we ontwijken het problematische, koesteren illusies, klampen ons vast aan het rooskleurige; en ons handelen richt zich louter op scoren; al het andere kan worst wezen.
Om heel eerlijk te zijn schat ik de kans dat deze junk nog te redden is op minder dan 10%.
Helaas (of gelukkig!) nadert het moment dat we niet langer om de netelige kwestie van de samenlevingsregels heen kunnen. Nu de verstoring van het klimaat een kwestie van leven of dood wordt, zouden we eigenlijk de uitstoot veel sneller moeten afschalen als tot nu toe in nationale plannen uitgestippeld is. Maar de huidige samenlevingsregels maken zo’n snelle reddingspoging onmogelijk. Daar komt bij dat de felste verdedigers ervan (de conservatieven en liberalen) laatstelijk hun blikveld ten aanzien van het klimaatprobleem nogmaals hebben vernauwd en klimaatverandering toenemend tot no-problem verklaren – denk aan de imbeciliteiten die veel politieke partijen en leiders recent rond de opwarming uitkramen. We zouden dus radicaal moeten hervormen – zie ook de toenemende roep om systems change door klimaatwetenschappers – maar bijna niemand heeft er oren naar. Wat nu?
Laten we de loep er bij nemen, en het klimaatpolitieke slagveld – want dit gaat onherroepelijk op een oorlog uitlopen – dieper uitlijnen.
De strijdende partijen
Welke zijn de belangrijkste partijen die elkaar rond klimaatoplossingen bestrijden?
- De voorstanders van business as usual (kortom: de Usuals). Deze groep bestaat grotendeels uit de eigenaren van kapitaalgoederen en bedrijven. Ze hebben maar één dagelijkse zorg: “Hoe kan ik mijn machines en diensten-infrastructuur aan de praat houden”. De motieven hierachter? Dat kan van alles zijn, maar ze draaien om winst maken, schuldaflossing, consolidatie van posities, werkgelegenheid, etc. Hun geld en inspanning en familiegeschiedenis, hun hele rijkdom zit in die hardware en bedrijven. Dus willen ze dat alles – d.w.z. hun productie- en verwerkingsmachines, heftrucks, vrachtwagens, vliegtuigen, schepen, tractoren, melkrobots, kraanscheppen, mijngraafmachines, servers, semiconductor printers, etc. – fulltime kan draaien. Dat is hun rotsvaste oriëntatie, en ze worden daarbij gesteund door dominante politieke partijen, banken, verzekeraars, overheden en vakbonden, omdat ze allemaal in hetzelfde spel van uitwisseling zitten dat ieders bestaan garandeert. Op dit moment zijn ze enigszins gealarmeerd door klimaatverandering, dus hun belangrijkste reactie bestaat uit greenwashing-voorstellen (zoals groene waterstof en groene kerosine), en het investeren van hun persoonlijke kapitaal in riskante startups en in krankzinnige futuristische projecten (raketprojecten, satellietprojecten, kunstmatige intelligentie, non-aging, revitalisering en het bouwen van overlevingsbunkers op kunstmatige eilanden); allemaal om niet na te hoeven denken over toekomstige shit. Daarnaast vindt in deze kringen sinds 2024 een golf afwending van klimaatalarm plaats. Zie dit recente voorbeeld van zichzelf bewust blinddoeken in de Verenigde Staten om het klimaatprobleem kwijt te raken.
- De voorstanders van groene groei (kortweg: Green Growers). Dit contingent bestaat voornamelijk uit toekomstgerichte bestuurders van vooruitstrevende bedrijven enerzijds (bijvoorbeeld M&M) en anderzijds werknemers in sectoren die op de een of andere manier profiteren van de gang van zaken (overheden, ondersteunende diensten waaronder het snelgroeiende circuit van duurzaamheidsspecialisten, NGO’s waaronder ook veel milieubeschermingsorganisaties). Deze mensen willen om welke reden of angst dan ook binnen de huidige economische spelregels een uitweg vinden. In de tussentijd tolereren ze incrementele greenwashing. Zie deze ruzie tussen Usuals en Green Growers over de versnelling van de energietransitie van schepen. Op geen enkel moment in die discussie wordt er gesproken over de schaal van scheepvaart en containerkoorts. Er zijn geen deksels (d.w.z. volumebeperkingen) nodig op wat dan ook. De internationale transportshow moet doorgaan. Groene groeiers hebben een schaapachtig vertrouwen in het oplossend vermogen van wetenschap en technologie, en wentelen zich zo van het ene fabeltje (d.w.z. biogas, ethanol en biomassa zouden emissiewinst opleveren) in het andere (groene waterstof, methanol en groene kerosine zijn schoon). Als je echter dieper kijkt naar de litanie van activiteiten en de berg industriële installaties die je nodig hebt om ze te produceren, distribueren en gebruiken, en elke energieparameter in die productiefuncties invult met de energiemix (met minder dan 20% hernieuwbare energiebronnen) die beschikbaar is (en dus zal worden gebruikt) in het traject van 2025-2040, dan vallen al die fabels diep door de mand van schone emissies.
- De back-to-basics voorstanders (kortweg: de Basics). Let wel: beide voorgaande kampen hebben hun plan getrokken en betreden het slagveld met wat de status quo betreft weinig schokkende boodschappen. Voor de basics ligt dat zowel diffuser als radicaler. Dit ga ik zodoende wat dieper toelichten. Als we de achtergronden en het verleden (zoals Georgescu-Roegen) even buiten beschouwing laten, ontwikkelt dit kamp zich momenteel razendsnel via reflectie binnen de klimaatbeweging (post carbon, diepe adaptatie, regeneratieve economie); binnen de kritische economie (Daly, Jackson, Goudzwaard, Robeyns, Coote, Sinai, Raworth, Paech, Parrique) en journalistiek (Watts, Kempf, Hens, Gameau); en binnen transformatieve sociale theorie (zie Treu, Hickel, Latouche, Heinberg, Shiva, Faburel, Anderson, Batho, Newell, Thunberg, Norberg, Kallis, Chatterton, Steinberger). Deze reflecties varen onder veel diverse vlaggen zoals degrowth, décroissance, post growth, local futures, simple living, system change, post-urbain, bioregionalisme, of zelfs transformative mitigatie.
Wat zijn min of meer stabiele elementen in het ontwerp (plan) van de Basics voor een overlevingspad uit de huidige crisissituatie? Welnu, hun brede scala aan voorstellen focussen boven alles op een doelbewuste vermindering van overconsumptie en overproductie. Een Frans voorstel luidt bijvoorbeeld: “C’est un processus de sobriété organisé pour aller vers des sociétés écologiquement viables et socialement souhaitables et vers une relocalisation des activités productives au sein de bio-régions autonomes”.
Enkele kernaspecten van het pad dat ze voor zich zien, zijn:
- Maximalisatie van de ontkoppeling van subsystemen (zoals continenten, landen, regio’s, steden en dorpen). Deze strategie is van oudsher (ook in de regeltechniek) de belangrijkste methode om te voorkomen dat een zichzelf destabiliserend complex systeem crasht. Het minimaliseren van de onderlinge stromen tussen subsystemen op causaal operationeel niveau (zie Mesarovic et al) – en dus het sterk vergroten van het autonoom functioneren van subsystemen (d.w.z. zoveel mogelijk zelfvoorziening) – is in de eerste plaats nodig om transportemissies te minimaliseren en om de huidige trend van het verlengen van productieketens om abjecte redenen (lage lonen, ontbreken van een milieubeleid) in te perken. Maar ten tweede minimaliseert ontkoppeling de coördinatieproblemen boven de subsystemen, waardoor de besluitvormingslaag (d.w.z. management, regeringen en lokale overheden, en alle administratieve diensten) aanzienlijk lichter en leger kan worden. Dit laatste is een sleutel-element om succesvol gezamenlijk ‘shared limited natural resources‘ te reguleren. Zie de essenties van de governing-the-commons theorie van Elenor Ostrom.
- De vraag naar energie snel beperken. Dit kan alleen door essentiële aspecten van de kapitalistische markteconomie – met name de vrijheid van onderneming (i.e. het nemen van initiatief, het opzetten van nieuwe producties met behulp van reserves en deze naar eigen wens uitbreiden) – slechts in beperkte mate te handhaven, omdat ze per definitie (hun vrijheid) niet in staat zijn om het publieke belang van emissies veilig in hun besluitvorming te integreren. De toepasbaarheid van privaat geld en macht (banken, beurzen), en dus de sturing vanuit massieve private reserves, wordt daardoor beperkter, en deze sturing moet noodzakelijkerwijs worden overgenomen door collectieve besluitvormingsorganen.
- Collectieve sturing van producties. Deze sturing – bv. via koolstofbelasting op inputs en outputs van producties, of via koolstofbudgetten op consumpties – met als doel een drastische vermindering van de energievraag, zal zich concentreren rond de overbodige consumptieruimte in de levensstijlen. Het is van meet af aan duidelijk: er moet fors bezuinigd worden in de levensstijl. Heinberg: “Rijke landen moeten veel welvaart opgeven”. Oxfam: “De rijken hebben binnen de eerste 10 dagen van 2025 hun CO2-jaarbudget reeds verbruikt“. We moeten terug naar een levensstijl waarin we zeker in leven kunnen blijven, maar ook zeker het klimaat kunnen stabiliseren. Dat laat weinig ruimte over om de lat hoog te leggen. Maar uitgekleed tot wat? Ongetwijfeld tot de eerste levenbehoeften. Niemand gaat op vakantie als hij moet kiezen tussen eten en vakantie. Voedsel, onderdak, energie, veiligheid en liefde zijn prioriteiten. En daar – op dat elementaire niveau van wat het meest nodig is – is maar één verdeelsleutel sociaal aanvaardbaar en dus implementeerbaar, namelijk een gelijk potentieel voor de vervulling van basisbehoeften voor iedereen. Armoede delen kan alleen zonder voortdurende opstand en criminaliteit op te wekken als je het speelveld (de speelruimte om in leven te blijven) voor iedereen gelijk maakt. Zo niet, dan wordt het moord en doodslag, en mislukt implementatie.
- Landbouwactiviteit wordt fundamenteel. Omdat (a) voedsel de primaire levensbehoefte is, (b) landbouw de belangrijkste rol speelt in het intact houden van de ademhaling van de aarde, (c) mensen kunnen overleven op het land, het hun meest nabije productiemiddel is en zo de uitstoot van handel, opslag, verpakking en transport minimaliseert. (Zie ook Paech: Kleinräumige Versorgungsstrukturen). Door de ontkoppeling (d.w.z. loskoppeling) van subsystemen voort te zetten tot op het niveau van het individu (of gezin), worden de fysieke capaciteiten van mensen het dichtst bij de bestaansmiddelen gebracht. Daar kunnen voedsel, huisvesting, kleding en hernieuwbare energie in voldoende mate lokaal worden geproduceerd zonder veel emissierijke inputs. Zulk beleid – d.w.z. mensen direct verantwoordelijk maken voor (en afhankelijk maken van) het functioneren van hun eigen deel van de aarde (hun ruimte) – houdt mensen bezig, houdt ze gezond en stuurt hun waarden in dezelfde richting (door gelijke zorgen), voorkomt verslaving en criminaliteit, is emancipatoir en sociaal rechtvaardig, heft de tweedeling tussen zorgen en verzorgd worden en tussen intellectuele en handarbeid op, en omzeilt voor een groot deel inkomensvorming en -verdeling (omdat het basisinkomen bestaat uit de vruchten van de eigen interactie met de ruimte). Het nivelleren van het speelveld, vooral in de landbouwsector, voldoet ook aan de noodzakelijke levensstijlsturing (zie hierboven), d.w.z. iedereen een gelijk potentieel toekennen voor het vervullen van basisbehoeften.
- Low-tech produceren. Drastische ontkoppeling vereist ook dat technologie wordt afgestemd op lokale productiemogelijkheden en gebruikersbehoeften. Het is aannemelijk (wenselijk!) dat de productie van voedsel, kleding en huizen enigszins gemechaniseerd kan worden – bijvoorbeeld tractoren om te maaien, molens om te malen en kranen om te graven – en ook dat elke gemeenschap een bus en fietsen tot haar beschikking heeft, wat (zonne)energie, en ijzer en staal voor het maken van gereedschap, pannen en kachels, en kalk voor bemesting en bouw. Deze gecentraliseerde producties (bijv. in delen van het land waar veel windenergie is) kunnen zeer gestandaardiseerd en beperkt zijn, maar de inputs (grondstoffen, arbeid) moeten betaald kunnen worden door de overproducties van de lokale gemeenschappen. Op zich moet dat mogelijk zijn als heel veel administratieve overheids- en managementfuncties niet meer op de begroting drukken. De low tech technologie moet aansluiten op handkracht, moet kunnen werken op lokaal produceerbare energie en moet vooral niet constant innoveren.
- Onderwijs en gezondheidszorg op basisniveau garanderen én de voortplanting vertragen. Alleen de footprintbeweging signaleert dit laatste, maar het is natuurlijk een essentieel aspect dat alleen op een humane manier kan worden geïmplementeerd onder omstandigheden van grote wederzijdse waardeconvergentie op het gebied van emissiebeperking en toegankelijkheid van hulpbronnen, anders blijft het krijgen van kinderen een wapen in de onderlinge strijd om de pap.
Twee scenarios
Wat zal zich tussen de drie hierboven beschreven partijen gaan afspelen nu het menens wordt en ons huis begint te branden? Er ligt conflictstof van immense omvang, en de belangen zijn ongekend groot. Zowel levenswijzen als overlevingskansen staan op het spel.
In mijn ogen zullen op dit slagveld de komende jaren drie veldslagen uitgevochten worden die uiteindelijk in elkaar kunnen overgaan (= scenario 1) of de derde veldslag in de kiem zullen smoren (scenario 2). Laten we eerst scenario 1 afrollen.
De vrijheid om onbeperkt reserves te accumuleren, en die naar believen te investeren wordt afgeschaft zodat de totale samenleving kan transformeren tot een emissiearme, low-tech, korte-keten economie door middel van nieuwe regels op het gebied van verwerving en gebruik van lokaal eigendom.
Scenario 1
De eerste veldslag is de strijd tussen Green Growers en Usuals om alle economische processen op tijd emissievrij te maken om de klimaatverandering onder de 2 graden te houden. Echter nu al blijkt dat we bij 2 graden in de buurt komen en recht op 3 tot 5 graden afstevenen, mede omdat reeds fatale positieve feedback loops geactiveerd zijn die de CO2-opnamecapaciteit aanmerkelijk zullen gaan deterioreren.
Zo’n overschrijding zal onmiddellijk de tweede veldslag ontketenen, tussen centrale overheden en Usuals. De regerende overheden hebben tot nu toe de beslissingen van eigenaren en dealers gesteund. Ze hebben hier en daar wat belastingen opgelegd en ruimhartig emissierechten uitgedeeld, maar dat is slechts gekietel. Echter, op het moment (= het moment dat voorzien wordt dat de eerste slag voor de Green Growers verloren is) dat de klimaatbeer absoluut niet te stoppen blijkt – zelfs niet door toekomstige koolstofverwijdering – zullen overheden de duimschroeven op emissies gaan aandraaien via torenhoge beprijzing en schaarste van rechten. Dit recente internationale initiatief (van de Global Solidarity Levies Task Force) geeft een voorproefje van hoe die duimschroeven eruit zouden kunnen zien. De internationale stromen (lange keten productie, handel, transport) zullen dan opdrogen en overheden zullen de eigendomsbeslissing overnemen rond de lokale productie van diensten en producten om via rantsoenering te voorzien in de basisbehoeften van de bevolking, voor wiens welzijn zij volledig verantwoordelijk zijn, met minimale emissies.
Ondertussen zal de derde veldslag de uitkomst van de tweede strijd in een zekere richting kunnen duwen. Deze veldslag vindt plaats tussen Basics en overheden en bezitters. Het bestaat uit de voortdurende strijd van jongeren – al jaren, maar nu steeds heviger en massaler – om hun eigen leef- en werkomgeving zo emissievrij en basaal mogelijk in te richten. Het is een slagveld omdat de meesten van hen keer op keer tegen de muur van overheidseisen (opleidingseisen, vergunningen, normen) en financierings(on)mogelijkheden aanlopen. De snelheid waarmee deze derde slag wordt geleverd zal in grote mate afhangen van de omvang van de vlucht uit de steden en uit klimaatgevaarlijke gebieden (kusten, brandgevaar, overstromingsgevaar, hittegevaar). Met name een sterke toename van stedelijke Green Growers die overstappen naar de Basics-kant – omdat ze zien dat de eerste slag verloren is en dus zelf overgaan tot het afbreken van hun innovatiefunctie binnen de Usuals-sector – kan hoge druk uitoefenen op lokale overheden (via verkiezingen, protesten en opstanden) om Basics-voorstanders en de bevolking in het algemeen vrijere toegang te geven tot lokale middelen (zoals land, onroerend goed, reserves) waarmee in basisbehoeften kan worden voorzien.
En dan zouden dus de tweede en derde veldslag zich gezamenlijk (elkaar steunend) kunnen verweven tot een kracht die culmineert in een centrale grondwettelijke ingreep op vrijheden – in het bijzonder de vrijheid om onbeperkt reserves te accumuleren, en die naar believen te investeren – en op de overdracht van bezit (assets), zodanig dat de huidige regels definitief worden afgeschaft en de totale samenleving kan transformeren tot een emissiearme, low-tech, korte-keten economie door middel van nieuwe regels op het gebied van verwerving en gebruik van lokaal eigendom.
Scenario 2
In scenario 1 wordt het welvarendste deel van de mensheid (zeg 20%) flink achteruit gezet om het voortbestaan van iedereen en alle levenssoorten te redden. Maar een ander plausibel scenario is dat die 20% – die de zwarte piet immers al een tijdje ziet aankomen – via hun kapitaalmacht (en daarmee verkregen politieke macht) de Usuals de tweede slag helpen winnen. In dat geval zullen de internationale stromen en (fossiele) producties ongehinderd kunnen blijven uitbreiden. Dit zal de klimaatverandering harder aanjagen (en de CO2-opnamecapaciteit verslechteren) met als gevolg dat 80% van de mensheid en van alle levenssoorten het jaar 2100 niet zal halen.
Dat zal de rijken worst wezen, vrees ik. Nesrine: “Might is right. Always and at any price.” Het gaat hen niet om leven maar om macht. Plus dat hun AI-programma’s ze van robots zal voorzien om hun werkjes te doen en hun eventueel knagend geweten te verdoven. No problem.
In dit tweede scenario is de kans levensgroot dat de derde veldslag in de kiem gesmoord wordt door enerzijds de onhoudbare klimaatellende die lokaal leven gaat teisteren en steeds onmogelijker zal maken, anderzijds onvoldoende toeloop van Green Growers omdat business-as-usual blijft floreren en hen meezuigt in de stroom, indachtig: Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
Welke houding dus?
Voorgaande inschatting van de huidige situatie geeft weinig houvast, geef ik toe. Maar misschien wel een richtlijn met betrekking tot een houding die voor geen enkele leeftijd kwaad kan nl. zich ergens opstellen op het zwakke punt van de derde veldslag. Waarmee ik bedoel?
Ik zie werken aan sociaal weefsel als beginpas om een hele lange hinkstapsprong te lanceren.
Kijk, in welke specifieke basics-strategie dan ook is hoofdelement dat we producties en consumpties beperken. Die strategie vergt dus onderlinge toenadering en onderlinge sturing. Die toenadering draait niet om elkaar ideologisch in te klemmen in één doctrine, maar om genoegen en veiligheid te vinden in elkaars aanwezigheid; leren omgaan met elkaars instabiliteiten en capaciteiten. Een eerste hoofdpunt waaraan we zouden moeten werken is dus ons weer terugwenden naar elkaar. Op golven goedkope energie zijn we uit elkaar gezeild. We expandeerden onze leefwereld enorm en hebben buren qua krachtbron en steun echt niet meer nodig. Nu moeten we niet alleen heftige weersveranderingen samen doorstaan (zie hoe bij de Los Angeles branden gevangenen meegeblust hebben), maar ook klimaatproleten – die willen blijven uitstoten – weerstaan, en in het gareel brengen. Heel veel improviserend organiseren is daarvoor nodig. Als we met elkaar begaan zijn, kunnen we dat. Door dik en door dun. Ook maat vinden, en ons beperken.
Ik zie werken aan sociaal weefsel dus als beginpas om een hele lange hinkstapsprong te lanceren. Bedoel ik met die beginpas intensiever participeren aan sociale media? Nee, juist niet. Veel beter is onder de radar (van publieke media, camera’s, en spiegels) intensieve interacties aan te gaan rond onze primaire zorgen. Door de prachtige scherm- en webcultuur (vol verlokking, schijn en gelikte aanstellerij) van vandaag hangt er een sfeer van verwarring, zweet en vermoeidheid rond serieuze fysieke gesprekken waarin je eerlijk moet zijn over wat je echt wilt, wat je mogelijk en haalbaar acht om zelf te doen, wat moeilijk te accepteren is, wat je niet weet en wat je tegenhoudt of niet durft. Het lunapark vol afleiding op internet heeft ons verlokt die echte werkelijkheid in onszelf en onze naasten te ontvluchten.
Edoch, in onze geschiedenis hebben we van zo’n feest vaker moeten weglopen teneinde elkaars stemmen en handen terug te vinden, en om onze dagelijkse interacties met elkaar te reorganiseren om onszelf uit heel lastige situaties te redden. In de middeleeuwen ontstonden, in reactie op een toenemend aantal misstanden in heel Europa, kloostergemeenschappen, waar mannen en vrouwen vrijwillig afstand namen van de welvaart van adel en bourgeoisie en van hun uitbuiting van de onderklassen, om zich voor basiszorg te gaan inzetten.
Een ander voorbeeld: Honderden basisgroepen – stuk voor stuk onder de radar van media en overheden draaiend – elk bestaand uit 10 à 12 personen die wekelijks bij elkaar kwamen, hebben in de jaren ’70 en ’80 de abortusbeweging, de vredesbeweging, en de anti-kernenergiebeweging energiek en slagvaardig gemaakt. Via hun basisgroep waren mensen op de hoogte, kwamen hun afspraken na en in grote getale opdagen. Men had eigen zenders en verbindingen. Hetzelfde is in Frankrijk gebeurd ten tijde van (1956-1962) de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog. Het Algérie-Francaise front (OAS) is ondanks hun wreedheden langzaam moreel gebroken door vanuit communistische basisgroepen georganiseerde demonstraties in Franse steden die steeds massaler werden en niets uit de weg gingen.
Zo’n groeiende volksopstand is van alle tijden en plaatsen. Zie hoe tijdens de besluitvorming over de Pierson-straat in Nijmegen (1978) elke dag meer Nijmegenaren van alle gezindten het protest deden aanzwellen, en via massa-demonstraties de besluitvorming dusdanig onderuit trokken dat er sociale woningbouw kwam in plaats van de geplande mega-parkeergarage. Dit vertrouwen laten groeien tussen mensen – geborgenheid scheppen – duurt lang maar is de enige weg naar wat er ook komt.
Degrowth is niet moeilijk; een kwestie van basisproducten (voedsel, kleding, gereedschap, onderdak, vervoer, energie, liefde) lokaal maken en vermarkten, én overbodige consumpties schrappen.
Zo’n lijfelijke aanpak wordt ook binnen het huidig klimaatactivisme actief gepraktiseerd, bijvoorbeeld in de plaatselijke groepen en werkcirkels van XR en Letzte Generation, en in klimaatgesprekken van bijvoorbeeld klimaatcoalities. Maar de themas die in die contacten behandeld worden zijn meer anti-conservatief (nl. kritiek op fossiele investeerders en overheidsplannen) dan inhoud gevend aan systeemveranderingen die back-to-basics (degrowth) realiseerbaar zouden maken. Ze kiezen niet duidelijk voor snelle afbouw van het onnodige in de producties via een lokalere en veel eenvoudiger leefstijl, en strijden zodoende niet mee in de derde veldslag.
Een tweede hoofdpunt is dus de thematiek van het intensiever samenkomen te concentreren op grijpbare praktijk om ons heen. Nee zeggen tegen onnodige troep, en genoegen vinden in op eigen kracht een sobere leefstijl uitvinden en beleven. Door lokaal sociaal weefsel op te bouwen in de richting van een lokalere economische organisatie van producties, en samen practisch aan lokale verhoudingen te sjorren, bouw je wat op. Dat hoeft deelname aan grote acties niet uit te sluiten. Juist niet want ondertussen vormt zich ook een betrouwbaar leger.
Echt, degrowth is niet moeilijk; een kwestie van basisproducten (voedsel, kleding, gereedschap, onderdak, vervoer, energie, liefde) lokaal maken en vermarkten, én overbodige consumpties schrappen. In gebieden (FR, DE, ES) waar degrowth-denken al langer rondwaart zijn in veel kleine steden onder de radar wekelijkse bijeenkomsten (klimaatcafé’s) in een plaatselijke horeca-gelegenheid actief. Dergelijke bijeenkomsten zijn min of meer kleinschalige edities van deze grootstedelijke versie. Maar ze pakken qua wederzijds vertrouwen veel lastiger kwesties aan. Het draait om contacten leggen en onderhouden rond lokale voedselzekerheid en zelfvoorzienend vermogen, maar ook om bespreken hoe jonge mensen gefinancierd kunnen worden die het lokale aanbod op markten kunnen verrijken en het lokale aanbod van ambachtelijke diensten kunnen aanvullen. Grijpbare thema’s, die het bestaan stapje voor stapje een bodem kunnen geven, en de globale dealers langzaam maar zeker buiten spel kunnen zetten.
Dit alles (zo’n eerste stap) kan de derde veldslag cruciaal leven inblazen. Waarom? Wederzijds vertrouwen zal (als een kloppend hart) elke volgende stap moeten dragen in het netelige proces van het transformeren van de uiterst gevoelige samenlevingsregels en wetten (rond verkrijgen en accumuleren van inkomen en bezit) die onze regelbaarheid ten aanzien van emissies nu nihil maken.
Jac Nijssen