Het koolzaad is gaar in de wereld van de biobrandstoffen. Sinds een week slaan wetenschappers elkaar om de oren met redenen waarom biobrandstoffen wel (Andre Faaij van de Universiteit Utrecht en directeur van de Groningse Energy Academy) of juist niet (de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen met Louise Vet, directeur van het NIOO als spokeswomen) bijdragen aan een duurzame energievoorziening. De aftrap werd gegeven door de KNAW, dat op 13 januari een visiedocument publiceerde, waarin uiteen wordt gezet dat biobrandstoffen uiteindelijk weinig bijdragen aan duurzaamheid en klimaatbeheersing. Dat was aan de vooravond van de behandeling van het Energieakkoord in de Tweede Kamer, waarin de bijstook van biomassa in kolencentrales aan de orde was.
Vrijwel gelijktijdig kwam de Universiteit Utrecht met een onderzoek dat werd uitgevoerd onder leiding van Andre Faaij, waarin het tegenovergestelde wordt beweerd. Althans, zo lijkt het. Faaij reageerde furieus op de KNAW. Termen als onwetenschappelijk, broddelwerk, activistisch pamflet en kleuterschoolniveau gaan over het internet en door de pers.
In Trouw zegt Faaij op 13 januari: “Dit is een belangrijk, maar gepolariseerd debat. Door zo’n publicatie worden investeringen vertraagd of misschien zelfs stopgezet. En dat is wel het laatste dat we in dit dossier kunnen hebben.” Wie op zoek gaat naar de argumenten van Faaij in de publieke discussie vangt bot. Behalve persoonlijk gerichte aanvallen op de KNAW en haar wetenschappers heeft hij het publiek weinig te melden.
Louise Vet reageerde ook in Trouw, en stuurde ons haar volledige reactie die we afzonderlijk publiceren. De kern van haar betoog is dat je het effect van biobrandstoffen in zijn geheel moet bekijken, vanuit de complexe ketens van alle effecten (voor zover we die al kunnen voorzien). De KNAW maakte daarom voor haar visiedocument gebruik van een groot aantal onderzoeken en bronnen.
Faaij cs daarentegen, richt zich in het nu gepubliceerde onderzoek hoofdzakelijk op het verdringingseffect van land voor voedselproductie, door het grootschalig verbouwen van biomassa voor biobrandstoffen, ILUC. Hij stelt vast (sterk vereenvoudigd) dat het met die verdringing wel meevalt, wanneer we aan twee voorwaarden voldoen: het certificeren van plantages en het opvoeren van de productie van de gronden met alle mogelijke middelen.
Dat certificering als instrument weinig zoden aan de dijk zet zien we onder andere bij de palmolieproductie in landen als Indonesië. Het opvoeren van de intensiteit van de productie betekent op zijn minst meer kunstmest, meer waterverbruik, meer monocultuur, meer gronduitputting en waarschijnlijk ook genetische manipulatie van gewassen.
Faaij is overigens gevraagd om vooraf zijn mening op het KNAW-document te geven. Dat heeft hij niet gedaan. Tegelijk verwijt hij de KNAW politiek te bedrijven.
Met dat laatste argument heeft hij een punt. Het gaat ten slotte om belangen. Voor welke belangen hij zich sterk maakt, wordt duidelijk wanneer je kijkt naar de financiers van het bewuste onderzoek: dat is zo’n beetje de hele biofuel-lobby in Nederland ( RVO, het ministerie I&M, Dutch Sustainable Biomass Commission (Corbey) en Rotterdam Climate Initiative / Port of Rotterdam) Verder zijn ePURE, MVO/FEDIOL, Neste Oil en Shell betrokken.
De KNAW aan de andere kant, verdedigt de belangen van de duurzame samenleving. Wij vinden dat een legitiem belang. De wetenschap is er ten slotte voor de hele samenleving, niet alleen voor de industrie.