Pensioenfonds PME verkoopt 286 miljoen aan fossiele beleggingen naar aanleiding van onderzoek van journalistiek platform Pointer. Het gaat om 230 miljoen aan steenkool-beleggingen en 56 miljoen aan beleggingen in gas- en oliewinning. PME beloofde in 2018 al “kolenvrij” te zijn en zei in 2021 alle fossiele beleggingen te hebben verkocht. Maar na analyses van Pointer bleken er nog steeds bedrijven die fossiele energie winnen in de portefeuilles te zitten. “Dat leverde wel de nodige frustratie op, onze klimaatambitie nemen we heel serieus”, aldus PME-bestuurslid Marcel Andringa.
Pointer legde fossiele aandelen en obligaties van 10 grote pensioenfondsen naast een lijst met kolenbedrijven, de Global Coal Exit List van de NGO Urgewald. In deze lijst worden bedrijven opgenomen die voor een belangrijk deel in de bruin- en steenkoolindustrie zitten, bedoeld om energie mee op te wekken. Uit de analyse van Pointer blijkt dat PGB, het pensioenfonds voor de sociale sector, met 4.689 euro per pensioendeelnemer en -ontvanger het fonds is met de meeste fossiele beleggingen. ABP (4130 euro per deelnemer) en bpfBOUW (3.371 euro per deelnemer) staan op plek twee en drie.
PME staat op de zesde plek met 2.427 euro per deelnemer, terwijl het in 2018 als één van de eerste pensioenfondsen aankondigde dat het “kolenvrij” zou zijn. Maar ze investeert onder meer in Glencore, de derde grootste steenkoolproducent ter wereld. Naast PME deden ook ABP en PHENC beloftes om hun fossiele aandelen te verkopen. ABP verwacht in 2023 ‘fossielvrij’ te zijn, maar belegt nog met 4.689 euro per pensioendeelnemer en -ontvanger in fossiele industrie. De rest van de grote pensioenfondsen zien meer heil in hun rol als kritisch aandeelhouder van fossiele bedrijven. Deze ‘engagement’-strategie heeft volgens Bert Scholtens, hoogleraar finance aan de universiteit Groningen, nooit echt succes gehad.
Niet kolenvrij
PME reageert verrast op de bevindingen, maar had het kunnen weten. PME baseert zich namelijk op databases als die van financiële dienstverlener Bloomberg. Daarin telt een bedrijf pas als steenkoolproducent als het meer dan 50 procent van de omzet uit steenkool haalt. Door deze zogenoemde sectorindeling kan het voorkomen dat enorme mijnbouwbedrijven als Glencore, dat 9 procent van de omzet uit steenkool haalt, er tussendoor glippen, en niet worden uitgesloten. Intern beleid van PME stelt dat alleen steenkoolbedrijven worden uitgesloten die voor het grootste deel van hun activiteiten steenkool produceren of meer dan 30 procent van elektriciteit uit steenkool halen. Maar dat is niet wat het fonds destijds beloofde in Dagblad Trouw en op hun uitsluitingspagina.
Nog steeds beleggingen in olie en gas
Los van steenkool liet PME vorig jaar als één van de eerste pensioenfondsen weten dat er verder werd ingezet op de energietransitie. “PME heeft in de afgelopen maanden alle beleggingen in de fossiele olie- en gaswinning en -distributie verkocht.” Ook dit blijkt na nadere inspectie van de ‘Global Oil & Gas Exit List’ door Pointer niet te kloppen. Het fonds belegt nog voor zo’n 420 miljoen euro in 21 bedrijven actief in fossiele olie- en gaswinning en -distributie. Daarvan zal PME zo spoedig mogelijk alle overgebleven olie- en gaswinningproducenten uitsluiten. Dat zijn nog 6 bedrijven die een waarde vertegenwoordigen van 56 miljoen euro. “Bedrijven die zich alleen bezig houden met distributie kunnen nog van pas komen voor de transitie naar waterstof”, laat het fonds weten.
PME belegt in heel veel bedrijven en kan daarom niet precies weten wat bedrijven doen. Daarom baseert het zich op financiële databases als die van Bloomberg legt Marcel Andringa uit. Maar die hebben dus de beperking dat grote steenkool-, olie- en gasbedrijven niet als zodanig meetellen als ze minder dan 50 procent van hun omzet uit die grondstof halen. Andringa concludeert nu dat PME op basis van de sectorindeling niet kan zeggen dat het volledig uit fossiel is gestapt. “We hebben daarom nu besloten om niet alleen gebruik te maken van die standaard sectorindeling, maar ook van andere publieke informatie, waar Pointer ook gebruik van heeft gemaakt zoals Urgewald. Wat je verder ook maar kan vinden om dat beeld compleet te krijgen.”
De hele sector
Het probleem speelt niet alleen bij PME, maar eigenlijk in de hele sector. Follow the Money, Investico en negen toonaangevende Europese media onderzochten de portfolio’s van alle Europese beleggingsfondsen die zichzelf ‘donkergroen’ noemen. Wat blijkt: bijna de helft investeert ook in de fossiele industrie of de luchtvaart.
Uit onderzoek van het door Follow the Money en Investico opgezette pan-Europese onderzoeksproject The Great Green Investment Investigation, waarin toonaangevende Europese media zoals Le Monde, Handelsblatt en El País samenwerken, blijkt dat bijna de helft van alle Europese beleggingsfondsen die zichzelf ‘donkergroen’ noemen, in werkelijkheid ook in de luchtvaart of in de fossiele industrie belegt.
The Great Green Investment Investigation richt zich op 1141 Europese beleggingsfondsen die zichzelf het allerduurzaamst noemen. Onder de aanbieders ervan bevinden zich bekende vermogensbeheerders: BNP Paribas, Robeco en BlackRock.
Bij de ‘donkergroene’ fondsen vonden we duizenden beleggingen in bedrijven als Total, Lufthansa, Shell en BP. De totale waarde daarvan: 8,5 miljard – Follow the Money
Van driekwart van hen kon de volledige portfolio’s worden achterhaald. Deze portfolio’s bestaan uit tienduizenden beleggingen in aandelen en obligaties, met een gezamenlijke waarde van 619 miljard euro. Ondanks de expliciet ‘donkergroene’ belofte van deze fondsen vonden de onderzoekers duizenden beleggingen in bedrijven als Total, Lufthansa, Shell en BP. De totale waarde van deze grijze beleggingen is 8,5 miljard euro.
Pointer, woensdag 30 november om 21.05 uur bij KRO-NCRV op NPO2