Er was eens een kleine zeer groene bank met maar 10 miljard euro in portfolio. Al jaren deden ze enthousiast mee in allerlei (internationale) overlegclubs die veel praatten over het verduurzamen van de financiële sector. Eén van de onderwerpen was de bijdrage aan klimaatverandering. Maar dan hadden ze het alleen maar over het papiergebruik en de verwarming van het gebouw! Over geld praten, de leningen en investeringen, vonden veel grote banken te moeilijk en te vroeg.
Op een dag was het bankje het zat. “Als de rest niet mee wil, doen we het wel zelf”, zeiden ze. Ze huurden een bureau in en vroegen: “kunnen jullie een methode ontwikkelen waarmee we kunnen meten hoeveel CO2 ons hele financiële portfolio uitstoot? De methode hoeft niet in één keer perfect te zijn, als we maar kunnen beginnen.”
Het bureau was slim en had veel ervaring. Het duurde dan ook niet lang voordat het bankje een idee had van welk deel van het geld veel CO2 uitstootte en wat er moest gebeuren om die uitstoot te verminderen. Ze zetten een grote stap en zeiden: “We worden klimaatneutraal met al ons geld in 2030” en zetten een methode open source op de website.
De moeder van het bankje dacht: “als m’n kind dit kan, ga ik kijken of wij dat ook kunnen beloven”. Ze was niet de enige; andere grotere banken en heel grote pensioenfondsen hadden niet stil gezeten en waren stilletjes aan het rekenen geslagen. “Laten we een clubje vormen om van elkaar te leren”, zeiden de kleine bank en haar moeder en zo ontstond het ‘Platform Carbon Accounting Financials’.
Ondertussen bereidde de wereld zich voor om in Parijs voor de 21e keer bij elkaar te komen en afspraken te maken om de dreiging van klimaatverandering tegen te gaan. Naast officiële onderhandelingen was er ook plaats voor landen om in een eigen paviljoen te presenteren welke goede initiatieven er in hun land waren. ‘Het platform moet een presentatie geven in ons paviljoen, want mensen moeten beseffen hoe belangrijk de rol van geld is’ vond een ambtenaar. ‘De hele wereld moet weten hoe jullie rekenen en hoe je dan stappen kunt nemen. En jullie moeten het ook aan mijn bazin vertellen op de speciale klimaattrein die naar Parijs rijdt.’
Omdat op de trein het plan van het platform zou worden aangeboden aan het hoofd van het klimaatbeleid van het land werd het hele verhaal een stuk belangrijker. Bazinnen praten graag op eigen niveau en dus werden de leidinggevenden van de deelnemers opgetrommeld. “Niet alleen de rekenmensen maar ook jullie moeten naar Parijs om uit te leggen wat we doen en waarom”, zeiden hun werknemers.
Enkele dagen later zaten ze er op een rijtje, het kleine groene bankje, 4 grote spelers en een onderhandelaar van de overheid. Deze laatste vertelde trots dat het land een nieuw klimaatfonds en een nieuwe financiële instelling rijker was. Hij vertelde ook hoe zwaar het was om een fonds door rijke landen met publiek geld gevuld te krijgen. Een fonds van 100 miljard euro voor hulp aan arme landen die de lasten van klimaatverandering vaak als eerste ondervinden.
Daarna waren de private deelnemers aan de beurt. De kleine bank vertelde dat ze klimaatneutraal wilden zijn in 2030, omdat dat nodig was om de stijging van de temperatuur tot 2 graden te beperken. Daarna vertelde één van de leidinggevenden van de grootste investeerder, een pensioenfonds met 345 miljard euro onder management, dat ze meededen, omdat ze maatschappelijk onder druk stonden. De tweede die aan de beurt was met 188 miljard, meldde dat ze 25% minder CO2 willen uitstoten in 2020 met hun hele portfolio. Ze voelden zich al heel betrokken bij duurzame ontwikkeling. ‘Het zit in al onze waarden’ zei de CIM. De derde (113 miljard) en vierde (slechts 50 miljard op de balans) in het rijtje hadden ongeveer dezelfde plannen ook omdat ze hadden gemerkt dat het financieel slimmer is om duurzaam te investeren.
Al met al een gemiddelde ambitie van een kwart minder CO2 uitstoot in 2020 voor in totaal ruim 600 miljard euro. Een kwart van 600 miljard euro is 150 miljard euro en dat bedrag moet dus anders worden geïnvesteerd volgens de daar aanwezigen.
Wat leren we nu van dit verhaal? Allereerst het opmerkelijke feit dat een deel van de financiële sector van een klein landje meer geld wil gaan investeren in een koolstof-arme economie, dan alle rijke landen van de wereld met publiek geld bijeen kunnen brengen. Maar vanuit de transitie naar een groene economie is de moraal van het verhaal natuurlijk dat dat een klein bedrag (10 miljard) een groot bedrag kan mobiliseren (640 miljard) onder de juiste omstandigheden en met een goede timing.
Caroline van Leenders werkt als procesmanager sustainable transities bij RVO Nederland.