Klimaatverandering is de laatste jaren het grote onderwerp voor kunstenaars en tentoonstellingsmakers. Het is de vraag of kunst het besef kan doen toenemen dat er echt iets ernstigs aan de hand is. Kunnen kunstenaars mensen veranderen zodat die de wereld veranderen?
Voor een antwoord op deze vraag is het wellicht nuttig om naar het verleden te kijken. Hoe is de relatie tussen kunst en aandacht voor het milieu in het verleden geweest? Met grote stappen gaan we door de kunstgeschiedenis om te zien hoe de kunstenaar de brug werd tussen de natuur en het publiek.
Tijdens de Verlichting werd de moderne kijk op de wereld geformuleerd. De natuur en de mens werden in het denken van elkaar gescheiden, de mens ging de natuur gebruiken alsof we er zelf geen deel van uitmaakten. Met industriële revolutie begon de grote uitbuiting van de natuur. Het landschap veranderde ingrijpend, de steden werden groter en vuiler, alle ‘nutteloze’ natuur werd opgeruimd, het landschap werd doorsneden door spoorwegen. Ons voedsel en alles wat we gebruikten kwam voortaan uit de fabriek en niet meer uit de natuur.
Het contact met de natuur werd steeds meer verbroken, de natuur werd gereduceerd tot grondstof.
Toen tijdens de industriële revolutie de mens steeds meer vervreemd was geraakt van de natuur trachtten kunstenaars die band weer te herstellen. Moesten landschapsschilderijen voorheen nog voldoen aan menselijke schoonheidsidealen, nu werd de natuur zelf mooi gevonden en kunstenaars moesten haar dus goed bestuderen.
Voor dat doel werd in 1838 in Amsterdam een dierentuin gesticht met als naam Natura Artis Magistra: de natuur is de leermeesteres van de kunst. Kunstenaars hadden dan ook gratis toegang tot Artis. Kunstenaars trokken ook naar buiten met de nieuwe spoorwegen met in hun koffertje een andere nieuwe uitvinding: de verftube. Populair bij Nederlandse schilders werden de bossen bij Oosterbeek en het duinlandschap bij Scheveningen. Zij openden met hun werk de ogen van het publiek voor de schoonheid van het landschap. Ook het Hollandse polderlandschap, strikt gesproken geen natuur, werd schilderachtig gevonden. Op het platteland was de band tussen de mens en de natuur nog intact, vond men.
Aan het begin van de twintigste eeuw zorgden de albums met plaatjes die werden uitgegeven door koekjesfabrikant Verkade voor een breed natuurbesef in Nederland. De auteur van de albums, onderwijzer en schrijver Jacques P. Thijsse, slaagde er in het eerste Nederlandse beschermde natuurgebied te realiseren, het Naardermeer, dat bestemd was als nieuwe vuilnisbelt van Amsterdam. Het sparen van de plaatjes voor de Verkade-albums werd zo populair dat het hele land doordrongen werd van de schoonheid van wat er nog over was van de Nederlandse natuur.
Dat openen van de ogen bij een breed publiek deed in Amerika de fotograaf Ansel Adams, die de grote nationale parken zo fotografeerde dat iedereen ze wilde gaan zien. Hij zorgde daarmee voor een groter begrip voor natuurbescherming, maar daardoor nam het toerisme naar die plekken natuurlijk ook toe. Er zijn tegenwoordig maar weinig Amerikanen die nog nooit de Grand Canyon hebben bezocht.
In de jaren ‘60 maakten kunstenaars contact met de natuur door rechtstreeks in te grijpen in het landschap. De Land Art-kunstenaars maakten structuren of vormen met natuurlijke materialen zoals rotsen of takken. Anderen veranderden het landschap zelf met zware graafmachines. Land Art leidde tot EcoArt, ecologische kunst, die duurzamer omging met de natuur. Een goed voorbeeld is Time Landscape (voltooid in 1978) van Alan Sonfist. Hij nam een hoekje midden in Manhattan en plantte daar de bomen en struiken die er groeiden voordat de stad ontstond. Een kleine halve eeuw later is er nu een dicht bos, dat sterk contrasteert met de stedelijke omgeving. Time Landscape herinnert de stadsbewoner niet alleen aan de natuur die er was, maar vestigt ook de aandacht op de kunstmatigheid van de stad en de kracht en kwetsbaarheid van de natuur. De natuur is er nog en kan op een dag onze kunstmatige wereld weer overnemen.
De laatste 15 jaar is een nieuw genre steeds opvallender aanwezig op tentoonstellingen, in galeries en in de openbare ruimte: de ‘klimaatkunst’. De steeds zichtbaarder geworden klimaatverandering maakt duidelijk dat de mens onlosmakelijk met de natuur is verbonden. Als we de planeet schade toebrengen, schaden we uiteindelijk onszelf. Kunstenaars wijzen al eeuwenlang op onze verbondenheid met de natuur, de klimaatkunst van onze tijd staat in een lange traditie. Het wordt tijd de kunstmatige scheiding tussen natuur en de mens, die begon met de industriële revolutie, eindelijk weer op te heffen.
Jan Torringa
Lees ook de andere afleveringen in deze serie: