Afgelopen voorhjaar kondigde het Verenigd Koninkrijk een verbod op de verkoop van ivoor aan ‘dat een van de strengste ter wereld’ is. Door de handel in ivoor aan banden te leggen sluit het VK zich aan bij andere landen – inclusief China en de Verenigde Staten – in het gebruik van afschrikmiddelen voor de markt om stroperij te ontmoedigen en om een bedreigde diersoort van uitsterven te redden. Zoals de Britse minister van Milieu Michael Gove in de verklaring zei is het doel ‘om olifanten te behouden voor toekomstige generaties.’
Absoluut, dit zijn prijzenswaardige gebaren in dienst van een nobel doel. Maar het beëindigen van de ivoorhandel alleen zal de terugloop in olifantenpopulaties niet omdraaien. In werkelijkheid is de grootste dreiging waar deze en andere soorten mee te maken hebben een veel gewonere menselijke bezigheid: landbouw.
Jacht op landbouwgrond
Door de hele ontwikkelingswereld expanderen boeren de hoeveelheid gecultiveerd land in een eindeloze jacht op vruchtbare grond. Tijdens dit proces worden cruciale wildhabitats op alarmerende snelheid vernietigd. Als de huidige trend doorzet zal het bebouwbare land op aarde volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) rond 2050 met ongeveer 70 miljoen hectare zijn gegroeid, en veel van dit nieuwe bouwland zal in gebieden liggen die momenteel bebost zijn. Het risico hierop is het grootst in Zuid-Amerika en Subsahara-Afrika, waar bevolkingsgroei en de vraag naar voedsel vooral tropische wouden hard zullen gaan raken.
Aan de wortel van deze ecologische crisis ligt armoede, maar slechte landbouwpraktijken continueren de cyclus van honger en verlies van habitat. In Afrika bijvoorbeeld zijn aanhoudend lage oogstopbrengsten – vaak slechts 20% van het wereldwijde gemiddelde – verbonden met de lage kwaliteit van zaden, en gebrek aan mest en irrigatie. Terwijl de kwaliteit van de grond afneemt en de opbrengst daalt zien veel boeren geen andere mogelijkheid dan naar nieuw land te zoeken om te cultiveren.
Duurzame intensificatie
Gelukkig bestaat er een manier om deze vicieuze cirkel te doorbreken. Onderzoek laat zien dat betere landbouwpraktijken en technologie de agrarische productiviteit kunnen vergroten en ondertussen het verlies van habitats kunnen beperken en leven in het wild beschermen. Deze aanpak, die bekend staat als ‘duurzame intensificatie,’ mikt erop om de opbrengsten van bestaand bouwland te vergroten met gebruik van technieken zoals geïntegreerd gewasmanagement en geavanceerde beheersing van ziektes. Wanneer breed toegepast zou duurzame intensificatie zelfs het totale areaal aan land dat momenteel gecultiveerd wordt kunnen verkleinen.
Dit doel is niet onhaalbaar. De afgelopen 25 jaar hebben boeren in meer dan 20 landen over de hele wereld de voedselveiligheid weten te vergroten terwijl ze de bosbedekking in stand hielden of zelfs vergrootten. Volgens een studie waren boeren in ontwikkelingslanden die zaden van hoge kwaliteit plantten tussen 1965 en 2004 in staat om de hoeveelheid bouwland met bijna 30 miljoen hectare te verkleinen, een gebied met ruwweg de grootte van Italië. Deze winsten kunnen verder uitgebreid worden wanneer kleine boeren toegang zouden hebben tot moderne apparatuur, een betere collectie en analyse van data, en meer financiering.
Critici betogen dat het verhogen van de productiviteit van kleine boerenbedrijven een negatief effect zou kunnen hebben, vooral wanneer dit arme boeren aanmoedigt om hun areaal te vergroten in de hoop op meer winst. Om deze uitkomst te vermijden moeten intensificatiestrategieën worden vergezeld van krachtige plannen voor natuurbescherming.
Geen alternatieven
Tegelijkertijd echter kan van boeren in ontwikkelingslanden niet simpelweg gevraagd worden om de niet bebouwde hulpbronnen grenzend aan hun velden niet meer te gebruiken. Veel mensen in arme gemeenschappen leunen op bosproducten voor brandstof en bouwmaterialen, en regeringsbeleid dat het gebruik van deze middelen verbiedt zonder afdoende alternatieven aan te bieden zal waarschijnlijk mislukken. In plaats daarvan zou de ideale aanpak van natuurbescherming in ontwikkelingslanden agrarische en economische steun verbinden aan strikte limieten op de expansie van bouwland.
Dat is nu verre van het geval. Over de hele wereld worden jaarlijks miljarden dollar geïnvesteerd om milieuschade en armoede het hoofd te bieden; veel van de 17 Sustainable Development Goals van de VN zijn op enige manier aan deze twee problemen verbonden. En toch opereren de meeste programma’s die zijn bedacht om deze kwesties aan te pakken geïsoleerd. Dit is een grote fout: oplossingen voor voedselgebrek en verlies van habitat moeten als we deze twee uitdagingen ooit willen oplossen beter geïntegreerd worden.
Niemand twijfelt eraan dat goed bedoeld beleid zoals een verbod op ivoor de ecologische impact van de menselijke activiteit kan verminderen. Maar op het moment slaagt de landbouw – de activiteit die het meest verantwoordelijk is voor het beschadigen van de gezondheid van vele soorten – er niet in om beleidsvormende aandacht te trekken die ze verdient. Totdat dit verandert zullen overheidsstrategieën om leven in het wild te behouden ‘voor toekomstige generaties’ hoogstwaarschijnlijk tekort blijven schieten.
Maxwell Gomera, Edward Mabaya