In de vorige aflevering werd al duidelijk hoe groot de rol van de olievoorziening is voor de geopolitieke machtsverhoudingen. Olie lag aan de basis van talloze conflicten en een aantal oorlogen. Maar net zoals het belang van de militaire macht afneemt in de wereld, worden ook de oliebedrijven steeds minder relevant voor de toekomst. We schetsen de verschuivingen.
Het wereldwijde verbruik van alle fossiele energie groeide in de periode tussen 1950 en 2018 met ruim 2,8 % per jaar van 20.139 naar 135.807 TWh per jaar. Dat is ongeveer 265 keer het totale energieverbruik in Nederland in 2019. Omstreeks 1973 was het aandeel olie daarin meer dan 53 %. De Arabische oliewereld had het Westen in de tang en na de Jom Kippoer oorlog van Israël met Egypte en Syrië werden de oliekranen gedeeltelijk dichtgedraaid. De oliecrisis van 1973 werd een kantelpunt voor de rol van olie in de wereld. Het gevolg was een enorme prijsverhoging.
Tussen 1973 en 1979 stegen de inkomsten voor de OPEC landen van 23 naar 140 miljard US$ maar raakten de Westerse landen juist in een economische crisis. We kregen een autoloze zondag en onze minister president Joop den Uyl zei in bevlogen woorden dat de wereld nooit meer zou worden zoals die was. Sindsdien is er naarstig gezocht naar oliebronnen buiten de OPEC en besloot Frankrijk over te stappen op kernenergie, terwijl Duitsland naast inzet op kernenergie ook bleef vasthouden aan steenkool. Ook door de sterke opkomst van aardgas is het aandeel olie in de totale energievoorziening van de wereld geleidelijk gezakt tot circa 40% in 2020.
16-voudige groei
Uitgedrukt in US$ is de stijgende betekenis van olie op de wereldeconomie nog veel markanter. Vanaf een prijs van 5 US$ per vat direct na de tweede wereldoorlog steeg de prijs gestaag naar 35 US$ tijdens de oliecrisis in de jaren 70 en stabiliseerde de prijs vervolgens weer rond de 25 US$ per vat. Sinds het kantelpunt door de aanslag op de Twin Towers op 9/11/2001 schoot de prijs weer omhoog tot 115 US$ per vat in 2015. De totale wereldhandelswaarde van ruwe olie steeg in 70 jaar met een factor 16.
Het gevolg was dat olieproductie interessant werd voor veel meer landen. De grote oliebedrijven zochten over de hele wereld naar nieuwe bronnen en olievelden. Aan de productie van 82 miljoen vaten per dag deden in 2019 dertig landen mee, waarvan 13 landen met meer dan 2 miljoen en 3 landen met meer dan 10 miljoen vaten per dag.
In de periode tussen 2004 en 2016 zag Amerika door de opkomst van de fracking techniek waarbij het schaliegesteente in horizontale boorschachten door drukgolven werd opengebarsten, kans om uiteindelijk met 12 miljoen vaten per dag de grootste olieproducent te worden. In 2010 maakte olie-import nog ongeveer de helft uit van de sterk negatieve handelsbalans. In 2019 was er echter al sprake van meer export dan import van olieproducten.
Deze verschuiving had behalve een gunstige invloed op de totale handelsbalans van de VS ook een groot aantal middelgrote bedrijven in het zadel geholpen. In totaal schat men dat nu 6 % van de banen in de VS te maken hebben met de olie- en gasindustrie. Dit verklaart voor een groot deel de weerstand van Amerika tegen klimaatafspraken om het gebruik van fossiele brandstof te verminderen.
Marktwerking
De prijs van olie wordt niet bepaald door de kosten van productie plus een winstmarge maar door de verhouding tussen vraag en aanbod op de wereldmarkt. Die vraag wordt sterk beïnvloed door economische crises en geopolitieke conflicten. Als gevolg van de hypotheekcrisis in 2008, die overging in een wereldomvattende bankencrisis, zakte de prijs per vat ruwe olie opeens van 140 US$ naar 30 US$ per vat. Het herstelde zich in een paar jaar weer tot ongeveer 90 US$ maar in 2020 kwamen er twee nieuwe problemen. Door de corona-crisis werd het vliegverkeer voor een belangrijk deel stilgelegd, viel het toerisme vrijwel stil inclusief de olie slurpende cruises voor de gepensioneerde rijken der aarde en er werd ook veel minder met auto’s gereden. De vraag naar olie daalde ongeveer 15 % en na een dieptepunt op een prijs van 20 US$ per vat in mei 2020 herstelde de prijs zich tot een niveau tussen 40 US$. en 60 US$. De prijs waarbij de oliewinning niet meer rendabel is, ligt tussen 24 en 38 US$ per vat.
Bovendien is voor veel exporterende landen de prijs van de olie van belang voor het nationaal inkomen. Onder de zogenaamde break-even-prijzen die variëren van 27 tot 75 US$ per vat, komen veel landen ernstig in de problemen .
Kentering in de vraag
Het is nog maar de vraag of het herstel van de vraag snel genoeg zal zijn voor een herstel van de marktprijs. In het jaar 2020 tekende zich namelijk ook al een kentering af in de verkoop van auto’s met verbrandingsmotor terwijl de snelle opkomst van elektrische auto’s (EV) juist doorzette. Bij een verdere stijging van het aantal elektrische auto’s zal de vraag naar olie de komende jaren steeds verder dalen.
Met name de olieproducties zoals die uit Canadese teerzanden, de bronnen in Arctisch gebied en de Amerikaanse fracking boorputten voor schalie-olie zijn bij deze lage olieprijzen verliesgevend. In de 5 jaar vanaf 2016, toen de prijs voor olie vanaf 115 US$ per barrel weer heel sterk begon te dalen zijn al meer dan 200 productiebedrijven failliet gegaan met achterlating van gigantische schulden en vele duizenden niet afgesloten boorputten en roestige pijpleidingen. Zelfs de grootste en machtigste olieconcerns in de wereld ExxonMobil en Shell leden in 2020 elk rond 22 miljard US$ verlies.
Onbruikbare voorraden
Volgens de laatste berekeningen moeten 60 tot 80% van de fossiele reserves in de grond blijven om te kunnen voldoen aan de wereldwijde afspraak om de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5°C te beperken. Maar ze staan wel op de balans van de oliebedrijven. Investeringen in ouderwetse fossiele energie en de infrastructuur eromheen zullen daarom steeds meer in waarde dalen, want die onbruikbare voorraden moeten ooit worden afgeboekt. Ze worden ‘stranded assets’ en bedreigen zo onder andere de pensioenen en de waarde van andere beleggingsfondsen.
Verzet
Het klimaatprobleem noopt tot het stoppen met gebruik van fossiele brandstoffen, maar dit zal niet zonder verzet verlopen. Het Amerikaanse Petroleum Institute (API) bundelde vanaf 1988 alle krachten om via een netwerk van schijnwetenschappers het klimaatprobleem te ontkennen en om met enorme lobbykracht de politiek onder druk te zetten om vooral geen maatregelen te treffen tegen het gebruik van fossiele energie. De Republikeinse partij is daar vanwege vele miljoenen donaties heel gevoelig voor. Trump vervulde hun wensen door klimaatopwarming tot fakenews te bestempelen, uit het klimaatakkoord van Parijs te stappen en enkele honderden klimaatmaatregelen die een belemmering voor olie kunnen vormen terug te draaien.
Hoewel president Biden veel van die maatregelen terugdraait en weer terugkeerde in het Parijs-akkoord, is de strijd nog niet voorbij. Mike Sommers, de huidige chef van API heeft al aangekondigd zich met hand en tand te zullen verzetten tegen elke maatregel van de regering Biden die leidt tot vermindering van olie- en gasproductie. En ook Donald Trump is niet van het politieke toneel verdwenen en mobiliseert conservatief Amerika voor een volgende aanval op klimaat, mensenrechten en de democratie.
Samengevat zien we in deze aflevering de volgende kantelpunten:
- De dalende waarde en invloed van oliebedrijven
- Fossiele industrie wordt een financieel risico voor beleggers
- Afnemend belang olie geeft minder aanleiding voor gewapende conflicten