Transport en logistiek in Nederland lopen ver achter bij de Europese CO2-doelstellingen. Het gebruik van alternatieve brandstoffen in het Nederlandse goederentransport over de weg komt nog nauwelijks van de grond. Dat concluderen ING, TVM verzekeringen en onderzoeksbureau Panteia in een gezamenlijk opgestelde sectorstudie.
Een netwerk van tankstations voor alternatieve brandstoffen is nog in prille ontwikkeling en bij lange na niet op het niveau van fossiele brandstoffen. Ook is er grote twijfel bij transporteurs of de alternatieve brandstoffen voor lange tijd, op voldoende locaties en tegen een constante prijs te verkrijgen zijn. Dit leidt tot een impasse: transportbedrijven investeren hierdoor nauwelijks in alternatieve brandstoffen en door de aantrekkende economie kiezen zij nu voor snelle uitbreiding van hun vervoerscapaciteit op basis van fossiele brandstoffen. Om deze impasse te doorbreken is snel regulering noodzakelijk die zekerheid biedt over de beschikbaarheid, betrouwbaarheid en betaalbaarheid van alternatieve brandstoffen.
Om te voldoen aan de afspraken uit het Akkoord van Parijs heeft de Europese Unie voor haar lidstaten doelstellingen opgesteld over het terugdringen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Gemeten naar de prestatie in alle sectoren gezamenlijk ligt Nederland op schema voor wat betreft de reductie van broeikasgassen. Echter, de Transport- en Logistieksector blijft ver achter op deze doelstelling van CO2-reductie. Een snelle overgang naar alternatieve brandstoffen in de sector is daarom noodzakelijk om aan de strenge doelstellingen te kunnen voldoen.
Meer regulering noodzakelijk
Om de impasse waar de Transport en Logistiek-sector in is beland te doorbreken is snel meer overheidsregulering vereist. Omdat ieder vervoerssegment een specifieke eigen oplossing vraagt, kan de overheid sturen en duidelijkheid scheppen door voor elk segment een keuze voor te schrijven die het beste werkt om verduurzaming te realiseren. Zo is in de steden elektrisch rijden het beste alternatief omdat stedelijk vervoer schone en stille voertuigen vereist. Momenteel voldoen alleen elektrische voertuigen aan deze kwalificaties. Voor het binnenlandse vervoer is biobrandstof het beste alternatief in de overgang naar elektrisch, omdat actieradius en vermogen zich nog verder moeten ontwikkelen.
Daarnaast zijn voor het internationale vervoer en zwaar transport biobrandstoffen (en uiteindelijk waterstof) de beste optie gezien de benodigde grote volumes en actieradius.
Tot slot moet de huidige praktijk van het bijmengen van bio- in fossiele brandstoffen gestopt worden voor die vervoersstromen waar nu al betere alternatieven voorhanden zijn. Want het verplichten van bijmengen werkt daar het nemen van grote stappen in verduurzaming tegen, namelijk het investeren in een goed netwerk aan biofuel pompstations, elektrische laadpunten en aangepaste voertuigen.
Aardgas momenteel meest ingezet als alternatief
In totaal werd in Nederland begin 2017 nog maar 900 van de 196.000 vrachtvoertuigen met een gewicht hoger dan 3,5 ton aangedreven door een alternatieve brandstof (een brandstof anders dan diesel, benzine, LPG en dual fuel).Vrachtvoertuigen die rijden op aardgas (CNG en LNG) zijn – gezien de gebruiksaantallen – momenteel het meest ingezette alternatief. Er rijden nu ruim 500 voertuigen op CNG, wat 60% is van de alternatieven, en bijna 300 (31%) op LNG. Vrachtvoertuigen op elektriciteit zijn er nauwelijks. In Nederland rijden nog geen 70 (8%) van dit soort voertuigen. Slecht 6 (0,7%) vrachtvoertuigen rijden op waterstof en vrachtvoertuigen die rijden op alcohol sluiten de rij met maar 3 (0,3%) exemplaren. Ten opzichte van 5 jaar geleden zijn de aantallen vrachtvoertuigen die alternatief worden aangedreven nauwelijks toegenomen. Dit geeft aan dat er voor de Nederlandse Transport- en Logistieksector nog een inhaalslag te maken is op verduurzaming.