Driekwart van de honing uit de hele wereld bevat resten van het bijengif neonicotinoïde. Dat zijn omstreden bestrijdingsmiddelen die voor sommige teelten in de EU al niet meer mogen worden gebruikt.
Zwitserse onderzoekers hebben in bijna tweehonderd honingmonsters vanuit de hele wereld resten van bestrijdingsmiddelen gevonden. Volgens het wetenschapsmagazine Science zijn de concentraties niet gevaarlijk voor de mens, maar wel voor de bijen. Bijen zijn onmisbaar voor de mens, doordat ze door middel van bestuiving voedsel opleveren.
Honing uit Noord Amerika het meest vervuild
De onderzoekers vroegen vrienden en kennissen over de gehele wereld honing voor onderzoek op te sturen. In zendingen uit Noord-Amerika troffen ze het vaakst bestrijdingsmiddel (86 procent) en in die uit Zuid-Amerika het minst (57 procent). Wereldwijd vertoonde een derde van de onderzochte monsters concentraties die echt gevaarlijk zijn voor bijen. De honing in Nederland is niet onderzocht. In een Belgisch monster werden alle vijf onderzochte neonicotinoïden aangetroffen.
Neonicotinoïden zijn insecticiden die sinds de jaren ’90 in gebruik zijn. Ze werken in op het centrale zenuwstelsel van insecten. Ze blokkeren de overdracht van zenuwimpulsen, waardoor de insecten stoppen met eten, verlamd raken en uiteindelijk sterven door verhongering, uitdroging of doordat ze ten prooi vallen aan andere dieren. De beruchte bijensterfte lijkt voor een belangrijk deel hiervan het gevolg te zijn.
In Vlaanderen en Nederland worden neonicotinoïden veelvuldig toegepast in de bollenteelt, akkerbouwgewassen, kassen en in de (fruit)boomteelt. Een belangrijke toepassing is de behandeling van zaaizaad: vóór het planten krijgen zaden een coating van een neonicotinoïde. Het insecticide verspreidt zich vervolgens door de groeiende plant zodat die giftig wordt voor alle insecten die ervan eten. Tevens komen de gifstoffen via het grondwater in de sloten terecht en doden zo ook vogels
Bron: Ravage webzine