Klimaatverandering leidt op lange termijn onvermijdelijk tot minder productieruimte voor de veehouderij en tot verandering van ons menu. Het kabinet zou met nieuw voedselbeleid op deze omslag moeten anticiperen om de negatieve gevolgen ervan zo klein mogelijk te maken en de kansen – die er ook zijn – zo veel mogelijk te benutten. Dat concludeert de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur in zijn advies ‘Duurzaam en gezond’, dat vandaag aan minister Schouten (LNV) en staatssecretaris Blokhuis (VWS) is aangeboden.
In Nederland is meer voedsel beschikbaar dan ooit tevoren, het is veilig en we betalen er relatief weinig voor. Nederlands voedsel wordt efficiënt geproduceerd en wereldwijd geëxporteerd. Tegelijk zijn er zorgen over de negatieve effecten van de productie en de consumptie van ons voedsel op het milieu en de biodiversiteit, op onze eigen gezondheid en op het dierenwelzijn.
Recent is daar de zorg bijgekomen over de effecten van onze voedselproductie op de klimaatverandering. Zelfs als alle thans beschikbare maatregelen worden genomen om de uitstoot van broeikasgassen door de Nederlandse veehouderij te beperken, dan zal naar verwachting in 2050 de veehouderij toch nog beslag leggen op de totale toegestane broeikasgasuitstoot in Nederland. Een transitie naar een duurzamer en gezonder voedselsysteem is daarom volgens de Rli noodzakelijk.
Duidelijkheid verschaffen
Het is, aldus de Rli, van groot belang dat de overheid het bedrijfsleven zo snel mogelijk duidelijkheid biedt over de toekomst van de veehouderij in de komende decennia en het te voeren beleid. Door in een klimaatwet duidelijk te maken welke grenzen de komende decennia zullen gelden, kunnen boeren tijdig hun toekomst plannen, bijvoorbeeld door hun productie tijdig om te schakelen. Zo kunnen zij verliezen op investeringen vermijden. Een van de instrumenten die de overheid met het oog op de noodzakelijke transitie kan inzetten, is omzetting van het bestaande systeem van dierproductierechten naar een systeem van in de tijd afnemende, verhandelbare emissierechten.
Met de voor het klimaat noodzakelijke maatregelen worden niet alle problemen opgelost. De mestoverschotten en andere milieu- en volksgezondheidsproblemen maken het noodzakelijk om in een aantal regio’s aanvullende maatregelen te nemen. De raad adviseert het kabinet om met de betrokken provincies in overleg te gaan over de financiële en wettelijke instrumenten die nodig zijn om ook de specifieke regionale problemen van de veehouderij effectief aan te kunnen pakken.
Veranderingen in de hele keten
Niet alleen de veehouderij staat voor een grote omslag. In de hele keten van de productie, de verwerking en de verkoop, tot en met de consumptie van voedsel zijn grote veranderingen nodig. Een duurzaam eetpatroon bevat naar verhouding veel minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten. De raad beveelt het kabinet daarom aan om er samen met de hele keten voor te zorgen dat het aandeel dierlijke eiwitten in ons voedsel in 2030 van de huidige zestig procent naar maximaal veertig procent wordt teruggebracht.
Door deze verandering in het menu ontstaan er tal van nieuwe mogelijkheden voor innovatieve, duurzame voedselproducten. Dat biedt een thuismarkt en vervolgens ook tal van exportkansen, niet alleen voor de Nederlandse voedingsmiddelenindustrie maar ook voor de landbouw als producent van grondstoffen. De raad verwacht dat de onvermijdbare voedseltransitie, mits deze op een verstandige wijze en tijdig door de overheid wordt begeleid, kan bijdragen aan nieuwe kansen voor de Nederlandse agrarische sector. En tot een periode waarin de huidige gespannen relatie tussen boer en consument zal worden omgebogen tot een nieuw gedeeld perspectief.