Prof.dr.ir. Pablo Tittonell stelt bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Farming systems ecology op 16 mei aan Wageningen University, onderdeel van Wageningen UR, dat de wereldbevolking voeden een hachelijke zaak is als we vasthouden aan de conventionele wijze van landbouw en veeteelt. Deze vorm van landbouw heeft een schadelijke invloed op de gezondheid van de mens en is verantwoordelijk voor verlies aan biodiversiteit. Zij is niet duurzaam en vervuilt het milieu. Intensivering van agrarische productie is weliswaar dringend gewenst om in 2050 negen miljard mensen voedselzekerheid te garanderen. Maar die moet dan wel ecologisch verantwoord zijn, waarbij intensief en slim gebruik wordt gemaakt van de natuurlijke functies van het ecosysteem.
Verhoging van de voedselproductie in het rijke Westen heeft weinig zin
Pablo Tittonell verzet zich in zijn inaugurele rede “Farming Systems Ecology, towards ecological intensification of world agriculture” tegen de stelling dat er wereldwijd voldoende voedsel wordt geproduceerd en dat het probleem van de honger in de wereld vooral zit in de distributie daarvan. Hij constateert onder meer dat wereldwijd gezien de voedselproductie niet dáár plaats vindt waar die het meest nodig is. Verhoging van de voedselproductie in het rijke Westen heeft weinig zin. Dat is niet duurzaam en niet efficiënt, zegt Tittonell.
Minder beslag leggen op schaarse hulpbronnen
Ecologische intensivering van de agrarische productie moet volgens prof. Tittonell vooral plaatsvinden in het Zuiden, de ontwikkelingslanden, waar kleine boeren nog altijd verantwoordelijk zijn voor de helft van de wereldvoedselproductie. Het ontwikkelde Noorden moet juist haar landbouw en veeteelt ‘extensiveren’, waarbij zij minder beslag legt op schaarse hulpbronnen, zoals fossiele brandstoffen, en toch de voedselzekerheid niet in gevaar brengt, zegt hij.
Verouderd
Voor 2050 becijfert prof. Tittonell op wereldschaal een groei van 70 procent in de vraag naar voedsel. De conventionele agrarische productie is naar zijn stellige overtuiging niet in staat die groei op te vangen. Niet alleen de groei in het gebruik van stikstofhoudende kunstmest bereikt zo langzamerhand de grens. Het beslag op fossiele energie vindt hij helemaal ontmoedigend. Tittonell berekent dat met het voeden van negen miljard mensen alleen met conventionele agrarische productie de wereldoliereserves in ongeveer twaalf jaar geheel zijn uitgeput.
Subsidie voor kunstmest, pesticiden en brandstof
“Nu al subsidieert de samenleving de agrarische sector voor de aanschaf van kunstmest, pesticiden en brandstof. Vervolgens moet diezelfde samenleving de schadelijke gevolgen daarvan ook nog eens opvangen. Daar staat tegenover dat het consumptiepatroon in de westerse wereld, gebaseerd op dierlijk eiwit- en energierijk voedsel leidt tot veel overgewicht. Op wereldschaal weegt obesitas op tegenover honger, stelt Tittonell vast. Het leidt ook tot verspilling van voedsel. Dertig tot vijftig procent van het geproduceerde voedsel bereikt nooit de menselijke maag, zegt de hoogleraar.
Plofkip duurzaam?
De maatstaf voor duurzaamheid van de conventionele landbouw en veeteelt heeft zich in de loop der tijd verengd tot de uitstoot van CO2. “Dat vind ik zorgwekkend”, zegt Tittonell: “Het verklaart waarom we de plofkip duurzaam noemen. De CO2-uitstoot zegt evenwel niets over het dierenwelzijn, de afhankelijkheid van antibiotica, de werkomstandigheden van de pluimveehouders, hun schuldpositie, of de kwaliteit van het kippenvlees. Overigens staat de uitstoot van de pluimveehouderij maar voor 1 procent van de totale Nederlandse uitstoot van CO2. Dus als je CO2 serieus wilt aanpakken, begin dan niet bij de pluimveehouderij”. Om al die redenen noemt prof. Tittonell het overheersende model van de conventionele agrarische productie verouderd en meent hij dat we alternatieven nodig hebben.
Ecologisch intensiveren
Hoe aantrekkelijk ook – want zij heeft niet de bezwaren van de conventionele productie – de huidige traditionele wijze van productie door kleine boeren in ontwikkelingslanden zal de groeiende stedelijke bevolking niet kunnen voeden, zegt Pablo Tittonell. Intensivering is dus dringend nodig, maar de vraag is op welke manier? Er is voldoende speelruimte om de wereldvoedselproductie te verhogen en dat tegelijkertijd duurzaam te doen met, wat hij noemt, ecologische intensivering. Daarbij moet de landbouw en veeteelt intensief en op slimme wijze gebruik maken van de natuurlijke functies die het ecosysteem maar ook het landschap biedt. Dat vereist een systeembenadering waarbij niet langer de productie van het individuele dier of akker de enige maatstaf is. “We moeten ‘outside the box’ denken”, zegt Tittonell, en meer factoren in de beschouwing betrekken, die als kosten of juist als inkomsten gelden.
Investeren in onderzoek
In 2012 bleek uit studies dat de gemiddelde opbrengst van conventionele landbouw twintig procent hoger is dan de biologische. Voor Tittonell is nog het meest opvallende dat de kloof tussen enerzijds de investeringen in onderzoek en ontwikkeling van technologie en kennis ten behoeve van de conventionele en anderzijds die voor de biologische landbouw veel groter is, wellicht 90 tot 95 procent. De Nederlandse overheid investeerde in de afgelopen tien jaar tien procent van het publieke onderzoeksgeld in de agrarische sector in de biologische landbouw en veeteelt, maar met de recente aandacht voor investeren in topsectoren is dat beleid stopgezet.
Investeringen in de biologische of ecologisch intensieve landbouw
Aldus beschouwd vindt Tittonell het verbazingwekkend dat het verschil in opbrengst (‘yield gap’) tussen conventionele en biologische landbouw ‘maar twintig procent’ is. De meeste innovaties in kennis en technologie voor de biologische landbouw komen van de boeren zelf. Prof. Tittonell pleit in dat verband voor meer maatschappelijke aandacht en voor publieke investeringen in de biologische of ecologisch intensieve landbouw. Investeringen in onderzoek zullen snel hun vruchten afwerpen, verwacht hij. Daarbij zal dankbaar gebruik kunnen worden gemaakt van de grote kennis die in de loop der jaren in Wageningen is opgebouwd op het gebied van productie- en systeemecologie, alsmede de multidisciplinaire aanpak waar Wageningen sterk in is.
Pablo Tittonell
Pablo Adrián Tittonell (Argentinië, 1971) studeerde in Wageningen en Buenos Aires, Argentinië. Hij promoveerde in 2007 cum laude in de productie-ecologie. Tittonell was tot voor kort onderzoeker en teamleider bij CIRAD (Centre de coopération International en Recherche Agronomique pour le Développement) in Montpellier, een toonaangevend Franse onderzoeksinstituut voor de tropen.