We horen het vaak: de economie moet groeien. Zo niet, dan ondervinden we daar met z’n allen de gevolgen van. Daarmee is onze drang tot groei verworden tot een dwang tot groei: het is geen keuze meer, maar bittere noodzaak. De vraag waarom dit zo is, wordt zelden gesteld en de centrale rol van geld en rente daarin is bij velen onbekend. Meer bekendheid met de werking van ons geldsysteem is daarom van groot belang. Want zolang we niet begrijpen hoe de huidige manier van creatie van geld onze samenleving onder druk zet, vinden we ook geen oplossing.
Groeidwang begint bij geldcreatie
Op hoofdlijnen werkt dat als volgt. Je hebt de reële economie (de productie en levering van goederen en diensten) en de financiële markten (het geheel van beleggingen en speculatie). Geld ontstaat wanneer een participant in de reële economie een lening afsluit, bijvoorbeeld om te investeren in machines. Op dat moment wordt op de rekening van dat bedrijf geld bijgeschreven. Veel mensen denken dat de financiële instelling dit geld ergens anders vandaan haalt (bijvoorbeeld uit spaartegoeden), maar de werkelijkheid is anders. Het geld wordt op het moment van afsluiten van de lening gecreëerd door het uit het niets op de rekening bij te schrijven en te verkopen als een schuld. Vrijwel al het geld dat bestaat, is op deze manier in omloop gebracht.
Als de lening na verloop van tijd weer wordt terugbetaald, wordt het gecreëerde geld weer aan de reële economie onttrokken en is het saldo tussen geldcreatie en geldvernietiging in feite nihil. Daar is echter niet alles mee gezegd. Over de lening dient immers rente betaald te worden, terwijl het geld daartoe niet gecreëerd is. Dit rentebedrag moet door de participanten in de reële economie bijeengebracht worden door inkomsten te genereren. Bij een langlopende lening betekent het al gauw dat het bedrijf de lening in tweevoud (aflossing plus rente) terugbetaalt. Commerciële banken scheppen dus geld uit het niets, worden daarvoor beloond met geld uit de reële economie en krijgen het gecreëerde bedrag uiteindelijk weer terug.
De paradox: geldcreatie leidt tot schaarste aan geld
Geldcreatie is het alleenrecht van de banken. Zolang zij het rentebedrag dat zij als beloning voor hun diensten ontvangen weer in de reële economie besteden, blijft dit als geld in omloop. De commerciële banken (en overigens ook andere instellingen) beleggen echter op steeds grotere schaal hun inkomsten op de financiële markten. Daardoor komt de rente die aan de reële economie is onttrokken niet opnieuw in die reële economie beschikbaar. Er vloeit dus geld weg uit de reële economie. Dat leidt uiteindelijk tot een situatie van schaarste: de omvang van de gezamenlijke schulden is groter dan de totale hoeveelheid geld. Anders gezegd: er is in de reële economie een tekort aan geld om aan gezamenlijke rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen.
In feite moet de samenleving steeds harder werken om geld te vergaren dat nodig is voor het betalen van schulden en rente. Dat kan alleen als men erin slaagt de inkomsten aanzienlijk te laten stijgen. Dat lukt echter lang niet iedereen, want er is per definitie te weinig geld in omloop voor alle verplichtingen tezamen en dus is het afsluiten van weer nieuwe leningen het enige dat rest. Daardoor komt er nieuw geld in omloop. Dat geeft in eerste instantie lucht, maar het is een tijdelijke opluchting. De schulden en renteverplichtingen nemen hierdoor immers nog verder toe en zo ontstaat onvermijdelijk de situatie dat oude schulden worden afbetaald met nieuwe, steeds hogere schulden. Het geldtekort loopt verder op, net als de inspanning om inkomsten te genereren.
Zo komen we als samenleving terecht in een noodgedwongen situatie van exponentiële groei. Dat kan de reële economie op den duur onmogelijk bijhouden. De curve wordt immers steeds steiler.
Ter illustratie: het productievolume dat we moeten realiseren om onze economie met 1% te laten groeien, is nu meer dan twee keer zo groot als het productievolume dat daar 20 jaar geleden voor nodig was, en bijna dertig keer zo groot als vijftig jaar geleden (het Bruto Binnenlands Product was in 1962, 1992 en 2012 respectievelijk 21 miljard, 268 miljard en 599 miljard). Daarbij moet worden aangetekend dat het BBP sinds 2008 nauwelijks meer is toegenomen als gevolg van de economische crisis.
Het gelijk van de groeipredikers. Of toch niet?
Zoals we zien, krijgt de samenleving een probleem met het nakomen van de financiële verplichtingen als de economie niet groeit. Dat leidt tot een verslechtering van het ondernemersklimaat, met faillissementen, werkloosheid, verminderde belastingopbrengsten en bezuinigingen op de overheidsuitgaven tot gevolg. Geen wonder dat regeringen en economen zo hameren op economische groei. Maar betekent dit nu dat de predikers van groei gelijk hebben?
Het antwoord is ‘ja, maar’. Ze hebben gelijk, maar alleen bínnen het huidige systeem. Binnen dit systeem bestaat inderdaad een inherente en steeds toenemende noodzaak om te groeien. Daarmee zadelt dit systeem de samenleving op met een onmogelijke opgave. Ook een economie die – middels nieuwe leningen en dus nieuwe geldcreatie – groeit, kan namelijk uiteindelijk niet aan haar verplichtingen voldoen. Het geld wordt immers steeds schaarser en het rendementsdenken, dat kortetermijnresultaten boven langetermijnresultaten en kostenreductie boven waardecreatie stelt, wordt steeds dominanter.
Linksom of rechtsom lopen we vast. Beide situaties leiden tot minder welzijn, verminderde veerkracht van de aarde en steeds terugkerende economische crises. Bovendien zorgt de huidige manier waarop we geld georganiseerd hebben voor scheefgroei, waarbij een groot deel van de samenleving steeds harder moet zwoegen om overeind te blijven en een klein deel de rijkdom en de macht vergaart. Dat leidt niet alleen tot ethische bezwaren; het vormt ook een belangrijke oorzaak van oplopende spanningen en (lokale en mondiale) maatschappelijke instabiliteit.
De vrijheid om zelf te bepalen of en hoe we willen groeien
Dat is vanzelfsprekend geen aantrekkelijk toekomstbeeld. De vraag is dan ook of het anders kan. Het antwoord daarop is een volmondig ‘ja’. We kunnen een aanvullende economie opzetten die losstaat van de dynamiek van de financiële markten: een economie die vraag en aanbod bij elkaar brengt met behulp van andere ruilmiddelen (oftewel: andere vormen van wederkerigheid) dan het ‘gewone’ geld. Hiermee verlagen we de groeidruk en boren we de potentie aan die in de samenleving aanwezig is en die nu onbenut blijft door het gebrek aan geld. Er ontstaat zo een extra economie naast de euro-economie. Irrealistisch? Nee hoor, in Zwitserland werken ze al 80 jaar met een complementaire economie, de WIR genaamd.
Het is natuurlijk niet zo dat met een ander soort ruilmiddel ‘alles’ in één keer goed zou komen. Ook in een systeem dat niet gedomineerd wordt door geld en financiële groeidwang kunnen keuzes gemaakt worden die ten koste gaan van anderen of de natuur. Maar in tegenstelling tot het huidige systeem – waarin macro-economisch gezien feitelijk geen ruimte is voor een echt duurzame koers – komen die keuzes dan wel weer bij onszelf te liggen. We zullen vrijer zijn om wegen in te slaan die ons en volgende generaties gelukkiger maken. Dan zullen naast ambitie en gezonde handelsgeest heel andere triggers – zoals kwaliteit, creativiteit, vitaliteit, duurzaamheid, ‘quality time’ en geluk – de aanleiding vormen om te groeien. Het bewustzijn dat dit kan en nodig is, is met steeds meer kracht aan het opkomen.
Gerard de Winter en Heidi Leenaarts
Meer te weten komen over dit onderwerp kan onder meer via:
– Het gratis boekje ‘En wat als we onze economie opnieuw uit zouden vinden?’
– Gerelateerd artikel : Nieuwe drachme als uitweg voor de Griekse crisis